Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, gehuwd en moeder van drie kinderen, verzocht om de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting voor het jaar 2012. Haar echtgenoot was in dat jaar gedetineerd in het buitenland. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op de gevraagde kortingen, omdat zij een fiscaal partner had. De wetgeving vereist dat om in aanmerking te komen voor deze kortingen, de belastingplichtige geen partner mag hebben of, indien er wel een partner is, een lager inkomen moet hebben dan de partner. Aangezien de belanghebbende gehuwd was en haar echtgenoot op hetzelfde adres stond ingeschreven, was er geen sprake van een alleenstaande status. De rechtbank benadrukte dat er geen verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed was ingediend, wat ook een vereiste is om als alleenstaand te worden aangemerkt. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de belanghebbende dat andere overheidsinstanties haar als alleenstaand beschouwen en dat haar culturele achtergrond haar belemmerde om haar echtgenoot uit te schrijven. De rechter kan enkel op basis van de wet oordelen en kan geen uitzonderingen maken op basis van persoonlijke omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.