In deze zaak gaat het om een bestuursrechtelijk geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een moskee in Tilburg. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 19 december 2014 een omgevingsvergunning verleend voor de realisering van de moskee, maar deze beslissing is door de eisers betwist. De eisers, die zich benadeeld voelen door de komst van de moskee, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk behandeld op 17 september 2015.
De rechtbank oordeelt dat de eisers belanghebbenden zijn en dat hun beroepen ontvankelijk zijn. De rechtbank constateert dat het college niet heeft aangetoond dat er een actuele regionale behoefte aan de moskee bestaat, wat een gebrek in de ruimtelijke onderbouwing oplevert. Dit gebrek is zo ernstig dat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt. De rechtbank oordeelt dat het college opnieuw moet beslissen op de aanvraag, met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank benadrukt dat het college bij de nieuwe beslissing rekening moet houden met de parkeerbehoefte en de gevolgen voor het openbaar groen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers recht hebben op vergoeding van de proceskosten en griffierechten. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 oktober 2015.