ECLI:NL:RBZWB:2015:4179

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor omzetbelastingschuld van vennootschap na naheffingsaanslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2015 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor een omzetbelastingschuld van de vennootschap X BV. De vennootschap had vergoedingen ontvangen van Spaanse voetbalclubs voor licentierechten van spelers, maar had hierover geen omzetbelasting voldaan. De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag op aan de vennootschap, waarop de ontvanger de bestuurder aansprakelijk stelde voor de onbetaalde belastingschuld.

De rechtbank oordeelde dat de diensten van X BV in Spanje waren verricht, waardoor er in Nederland geen omzetbelasting verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan de vennootschap was opgelegd, en dat de bestuurder daarom niet aansprakelijk kon worden gesteld. De uitspraak op bezwaar van de ontvanger werd vernietigd, evenals de beschikking tot aansprakelijkstelling.

De rechtbank benadrukte dat de vennootschap alleen vergoedingen had ontvangen van de Spaanse clubs en dat er geen sprake was van een dienst aan C Ltd waarvoor omzetbelasting verschuldigd zou zijn. De ontvanger had niet kunnen aantonen dat de vennootschap een voor de omzetbelasting relevante dienst aan C Ltd had verricht. De rechtbank verklaarde het beroep van de bestuurder gegrond en gelastte de terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/1221
uitspraak van 25 juni 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 5 februari 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de op de voet van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) genomen beschikking, met nummer [beschikkingsnummer], waarbij belanghebbende voor een bedrag van € 404.002 aansprakelijk is gesteld voor niet betaalde belastingschulden door [X BV] (hierna: de vennootschap).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de ontvanger [verweerder]
. Namens de inspecteur van de Belastingdienst is verschenen [verweerder].

1.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking aansprakelijkstelling;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

2.Gronden

2.1.
De vennootschap (tot 16 februari 2004 genaamd [X1 BV]) heeft in 2007, 2008 en 2009 respectievelijk € 1.109.465, € 790.750 en € 220.375 ontvangen van Spaanse voetbalclubs (de Spaanse clubs) als vergoeding voor aan die clubs verleende licentierechten die betrekking hadden op voetbalspelers van die clubs. De vennootschap heeft die bedragen, na aftrek van 7% vergoeding voor haar werkzaamheden, doorbetaald aan [C Ltd] dan wel [C S.A.]. Aan [C Ltd] is betaald respectievelijk € 1.013.653, € 752.569 en € 214.448.
2.2.
De Belastingdienst heeft bij de vennootschap een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009. Bij brief van 12 november 2012 is een naheffingsaanslag omzetbelasting aangekondigd met de volgende motivering:

Op grond van artikel 37 e van de Wet op de omzetbelasting wordt de ondernemer die in Nederland woont of is gevestigd, geacht zijn leveringen en diensten in Nederland te verrichten, voor zover hij niet het tegendeel kan aantonen. Daarom gaan wij uit van belaste prestaties. We corrigeren de aangegeven verschuldigde omzetbelasting als volgt:
2007: € 177.141
2008: € 126.254
2009: € 35.185.”
De nageheven bedragen zijn 19/119e van de bedragen die belanghebbende van de Spaanse voetbalclubs heeft ontvangen. De vennootschap heeft de naheffingsaanslag niet betaald.
2.3.
De vennootschap is op [datum] 2011 ontbonden. De oprichter van de vennootschap en de bestuurder vanaf de oprichting tot en met 31 december 2011 was [A BV]. De bestuurder van [A BV]. was belanghebbende. [A BV]. is tevens op
[datum] 2011 ontbonden.
2.4.
De ontvanger heeft belanghebbende met dagtekening 5 september 2013 aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde naheffingsaanslag omzetbelasting plus de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente. De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 februari 2014 het bezwaar gedeeltelijk toegewezen en de beschikking aansprakelijkstelling verminderd met de heffingsrente tot € 338.580, zijnde het bedrag aan omzetbelasting. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld.
2.5.
De ontvanger heeft ter zitting erkend dat de diensten die de vennootschap heeft verricht voor de Spaanse clubs en waarvoor zij de onder 2.1. vermelde bedragen van die clubs heeft ontvangen, bestonden uit het verlenen van licentierechten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel d, ten eerste, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst tot en met 2009, verder: Wet OB). Niet in geschil is dat de Spaanse clubs ondernemers zijn voor de omzetbelasting. Voor dat geval bepaalt artikel 6 voornoemd dat de dienst wordt verricht op de plaats waar degene aan wie de dienst wordt verleend, gevestigd is. Dat is Spanje. De vennootschap was in Nederland voor die diensten dus geen omzetbelasting verschuldigd.
2.6.
De ontvanger heeft ook gesteld dat de naheffingsaanslag desalniettemin terecht is opgelegd omdat deze betrekking heeft op diensten die de vennootschap heeft verricht voor [C Ltd], omdat zij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen in de vorm van de 7% die niet is doorbetaald aan [C Ltd]. Volgens de ontvanger is de vennootschap omzetbelasting verschuldigd over de aan [C Ltd] betaalde bedragen. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Van een dienst voor de omzetbelasting is alleen sprake indien die dienst door een ondernemer onder bezwarende titel wordt verricht (artikel 1 Wet OB). Van een dienst onder bezwarende titel is sprake indien de ondernemer die de dienst verricht daarvoor een vergoeding ontvangt. Vaststaat dat de vennootschap alleen vergoedingen heeft ontvangen van de Spaanse clubs. Die vergoedingen zijn inclusief de door de vennootschap voor zichzelf behouden 7%. De vennootschap heeft van [C Ltd] geen vergoeding ontvangen, doch aan [C Ltd] vergoedingen (door)betaald. Dan kan niet worden gezegd dat de vennootschap een voor de omzetbelasting relevante dienst aan [C Ltd] heeft verricht.
2.7.
De stelling van de ontvanger dat de vennootschap omzetbelasting verschuldigd is over de aan [C Ltd] verschuldigde bedragen zou nog opgevat kunnen worden als een beroep op het bepaalde in artikel 12, derde lid, Wet OB (de verleggingsregeling). Ook dat rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de naheffingsaanslag niet, omdat dan tegenover de ter zake verschuldigde omzetbelasting tot hetzelfde bedrag recht zou bestaan op aftrek van voorbelasting.
2.8.
Hetgeen is overwogen in 2.5 tot en met 2.7 leidt tot het oordeel dat de naheffingsaanslag omzetbelasting ten onrechte aan de vennootschap is opgelegd zodat belanghebbende daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. De beschikking tot aansprakelijkstelling moet worden vernietigd.
2.9.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juni 2015 door mr.dr. M.L.M. van Kempen, voorzitter,
mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. C.A.F.M. Stassen, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Richardson, griffier.
De griffier, De rechter,
De uitspraak is enkel door een lid van voormelde kamer ondertekend aangezien de voorzitter en griffier zijn verhinderd deze te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.