In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere politieambtenaren en de korpschef van de politie. De eisers hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de korpschef inzake de toekenning van en overgang naar een functie op basis van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond heeft verklaard, maar dat deze besluiten lijden aan een motiveringsgebrek. De rechtbank oordeelt dat de transponeringstabel, die als algemeen verbindend voorschrift (avv) wordt aangemerkt, niet voldoende is gemotiveerd in relatie tot de individuele situaties van de eisers. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, waarbij de korpschef is opgedragen nieuwe besluiten te nemen binnen zes weken na de uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan iedere eiser moet worden vergoed en dat de korpschef in de proceskosten van de eisers wordt veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij besluiten die de rechtspositie van ambtenaren raken, vooral in het kader van de toepassing van de hardheidsclausule.