4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02/820622-13
De rechtbank zal eerst de onder feit 2 tot en met 7 ten laste gelegde feiten bespreken en daarna de onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
Feit 2 en 3
Gelet op de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Op 5 januari 2014 heeft [aangever 1] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan [pleegplaats 1] te Middelburg (feit 2). Hij heeft verklaard dat hij omstreeks 05.30 uur die ochtend wakker werd van glasgerinkel. Beneden zag hij dat het raam bij de keuken aan de voorkant van de woning was ingeslagen. Bij de onderste knip van het raam zat een gat en de knip stond naar boven wat betekent dat deze was geopend. Toen hij naar bed ging waren de knippen omlaag.
De buurman van aangever heeft op 5 januari 2014 te 05.32 uur telefonisch bij de politie melding gedaan van het horen van brekend glas, hetgeen om 05.33 uur aan eenheid 4821, zijnde de hondengeleider, is gemeld. De hondengeleider was omstreeks 05.45 uur ter plaatse teneinde daar met zijn diensthond Robbie een spoor van de dader te kunnen traceren. Vanaf de voortuin van de woning zag en voelde hij dat zijn hond een spoor van verse menselijke geur waarnam en dit spoor volgde. Het spoor leidde uiteindelijk richting [huisnummer]. Hij hoorde vanaf pand [huisnummer] een klap, wat gekraak en het geluid van het verschuiven van een tuinmeubel. Op de erfafscheiding van de nummers [huisnummer] en [pleegplaats 2] stond een grote struik en verbalisant zag dat daarachter de hem ambtshalve bekende verdachte stond. Hij heeft verdachte vervolgens aangehouden.In de voortuin van nummer [pleegplaats 2] zag hij een witte kunststof tuinstoel onder het openslaande raam staan. In het raam en kozijn zaten meerdere moeten van inbraakschade.
[aangever 2] heeft op 5 januari 2014 aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg (feit 3). Zij heeft verklaard dat zij in bed lag toen zij die ochtend omstreeks 05.15 uur beneden uit de keuken geluiden hoorde komen. Het gerommel duurde ongeveer een kwartier. Op een gegeven moment heeft zij het raam geopend en zag zij beneden in de tuin een jongen staan die werd aangehouden door een politieagent.Uit onderzoek is gebleken dat aan de voorzijde van de woning is gepoogd het draairaam van de keuken in de sluitnaad open te wrikken. Verbalisanten zagen in de sluitnaad van dit draairaam indruksporen van vermoedelijk bandenlichters.Aangeefster heeft verklaard dat deze schade er eerder nog niet zat.
Verdachte is op 5 januari 2014 omstreeks 05.55 uur op heterdaad aangehouden. Verbalisanten hadden de indruk dat verdachte zwaar onder invloed van alcohol was. Tijdens de insluitingsfouillering zijn in de linker kontzak van zijn spijkerbroek vier fietsbandenlichters aangetroffen. Zij zagen dat nagenoeg alle vingertoppen van verdachte waren voorzien van pleisters. Nadat verdachte deze had verwijderd constateerden de verbalisanten dat verdachte geen enkele verwonding had aan zijn vingertoppen.
De indruksporen in de sluitnaad van het draairaam zijn veiliggesteld.Uit forensisch technisch onderzoek komt naar voren dat op grond van vergelijkend onderzoek kan worden geconcludeerd dat deze waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een onder verdachte aangetroffen fietsbandenlichter.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de pogingen tot inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] te Middelburg.
De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de pogingen tot woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor kunnen dan wel willen geven. De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet beide inbraken kan hebben gepleegd gelet op de tijdstippen waarop deze zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat, gelet op de verklaring van de hondengeleider dat hij glasgerinkel hoorde, vrijwel direct verdachte achter een struik naast de woning zag staan en hem heeft aangehouden, het tijdstip waarop verdachte is aangehouden, te weten 05.55 uur, en de verklaring van aangeefster [aangever 2] dat zij op het moment dat zij het raam opende zag dat verdachte werd aangehouden, het niet aannemelijk is dat de poging tot inbraak aan de Noordmede om 05.15 uur heeft plaatsgevonden. Het is op grond van vorenstaande aannemelijker dat dit op een later tijdstip die nacht is geweest.
De diensthond heeft het spoor van een verse menselijke geur omstreeks 05.45 uur opgepikt in de voortuin van de woning aan Duunmede, welk spoor hij via Oostmede en Breedmede naar de woning aan Noordmede - waar verdachte om 05.55 uur is aangehouden - volgde. Verbalisant heeft deze route met zijn diensthond dus in een kleine tien minuten gelopen. Dat verdachte deze route in zijn dronken toestand kan hebben gelopen in die tijdacht de rechtbank zeer wel mogelijk, nu er ongeveer twintig minuten zit tussen het ingooien van de raam aan de Duunmede en het horen van glasgerinkel aan de Noordmede door verbalisant.
De omstandigheid dat de bij de inbraak gebruikte modus operandi, zoals door de verdediging betoogd, verschillend is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte niet betrokken is geweest bij beide pogingen tot inbraak. Gelet op de toestand van verdachte op dat moment, hij was dronken, staat dit een en ander ook niet in de weg. Bovendien blijkt uit het onderzoek niet van aanwijzingen dat er iemand anders bij de inbraak in de woning aan Duunmede betrokken is.
Verdachte had bij zijn aanhouding pleisters om nagenoeg alle vingertoppen. Zijn verklaring dat hij die nacht in een café ten val is gekomen en daarbij met zijn vingers in glasscherven terecht is gekomen acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de omstandigheid dat verbalisanten kort na aanhouding geen verwondingen aan de vingertoppen van verdachte hebben waargenomen.
De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte de dader is geweest dan dat een ander de pogingen tot inbraak heeft gepleegd. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde pogingen tot woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 1] te Middelburg en vervolgens aan de poging tot inbraak aan [pleegplaats 2] te Middelburg. Zij acht het onder feit 2 respectievelijk 3 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Zij acht niet wettig en overtuigend bewezen dat hij deze feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem van dat deel van de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 en 3 vrijspreken.
Feit 4
Ten aanzien van de onder feit 4 primair ten laste gelegde inbraak in een woning aan de [pleegplaats 3] te Middelburg acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[aangever 3] heeft op 29 november 2013, mede namens [aangever 7], aangifte gedaan van inbraak in zijn woning op het adres [pleegplaats 3] te Middelburg. Aangever is op 28 november 2013 omstreeks 22.15 uur gaan slapen. De volgende ochtend omstreeks 07.15 uur zag hij dat diverse lades in de keuken open stonden.Bij de inbraak zijn diverse goederen weggenomen, waaronder een laptop, een gsm van het merk Samsung type Galaxy 2 en een Tom Tom.
In het onderzoek Aalen zijn telefoons van verdachten getapt en gesprekken opgenomen en beluisterd. In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] en verdachte telefonisch contact hebben met elkaar. Op 29 november 2013 belt [medeverdachte 3] naar verdachte en vraagt aan hem ‘wat was daar aanwezig dan pik?’. Verdachte antwoordt daarop ‘een leppie (fon) … TomTom’.
De bij de inbraak weggenomen gsm is op 18 december 2013 bij [naam heler] aangetroffen en in beslag genomen. Hij heeft verklaard de telefoon op straat te hebben gekocht van een hem onbekende man. Uit onderzoek is gebleken dat de simkaart met het telefoonnummer van [medeverdachte 3] in de periode van 4 tot en met 8 december 2013 in voornoemde telefoon is gebruikt. [medeverdachte 3] heeft desgevraagd verklaard dat hij de telefoon volgens hem heeft gekocht van [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte). Op basis van de stukken in het dossier is niet vast te stellen wanneer verdachte de telefoon aan [medeverdachte 3] heeft overgedragen anders dan dit gelet op vorenstaande uiterlijk op 4 december 2013 is geweest.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de inbraak aan de [pleegplaats 3] te Middelburg en ook overigens bevindt zich in het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat hij betrokken is geweest bij deze inbraak. Nu het dossier de mogelijkheid open laat dat niet verdachte maar anderen de inbraak hebben gepleegd, dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande, en dan in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte 3], wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gsm van het merk Samsung type Galaxy 2 voorhanden heeft gehad en ook dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. Dit laatste leidt de rechtbank af uit het hiervoor vermelde tapgesprek tussen [medeverdachte 3] en verdachte waarin de eerste gericht vraagt naar bij een inbraak weggenomen goederen. De onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de zinsnede ‘tezamen en in vereniging’, nu uit het dossier hier niet van is gebleken.
Feit 5
Op 12 november 2013 heeft [aangever 4] aangifte gedaan van het feit dat er die nacht in zijn woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg is ingebroken. Hij heeft verklaard dat hij omstreeks 00.30 uur de voor- en achterdeur van de woning heeft afgesloten en naar boven is gegaan. Het bovenlicht boven de achterdeur stond nog open. Omstreeks 06.15 uur bemerkte hij dat de achterdeur openstond en het uitzetijzer van het bovenlicht kapot was. Uit de woning zijn een televisie, naar schatting € 450,00, en een gsm van het merk Samsung weggenomen.Op 25 november 2013 heeft [aangever 4] zijn aangifte aangevuld in die zin dat bij de inbraak ook een ring met een turkoois kleurige steen is weggenomen.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het uitzetraam boven de achterdeur van de woning aan de [pleegplaats 2] te Middelburg vermoedelijk werd opengetrokken waardoor de raamuitzetter is afgebroken. Via de ontstane opening werd de woning vervolgens binnengeklommen. De in de woonkamer op de tegelvloer en in de keuken op de vensterbank aangetroffen schoenzoolfragmenten zijn veiliggesteld voor nader onderzoek.
In het onderzoek Aalen zijn telefoons van verdachten getapt en gesprekken opgenomen en beluisterd. Uit onderzoek is gebleken dat het nummer [telefoonnummer medeverdachte 1] in gebruik is bij [medeverdachte 1] en het nummer [telefoonnummer medeverdachte 1] bij verdachte. In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken. Uit een van deze gesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de inbraak in de woning aan de [pleegplaats 2] te Middelburg telefonisch contact hebben met elkaar. Op 11 november 2013 te 16.52.13 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt ‘gaan we vanavond?’. Verdachte antwoordt daarop ‘ik weet niet, is er wat te doen dan?’. Vervolgens wordt er over en weer gesproken en zegt verdachte uiteindelijk ‘ik weet wel een ding om te doen’. Op de vraag of het safe is antwoordt verdachte ‘ik denk het wel’. [medeverdachte 1] zegt vervolgens ‘beter wel iets, want is niet strak met deze crisis. We gaan gewoon, maakt niet uit wat het is’. Verdachte zal [medeverdachte 1] die avond rond 7 à 8 uur bellen.
Op 5 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres] te Middelburg, zijnde het woonadres van verdachte. Tijdens de doorzoeking zijn onder andere een telefoon van het merk Samsung en een goudkleurige ring met blauwe steen aangetroffen en in beslag genomen. Deze voorwerpen zijn op 30 januari 2014 aan aangever [aangever 4] getoond, waarbij hij de voorwerpen herkende als zijn eigendom.
Tijdens voornoemde doorzoeking zijn voorts sportschoenen van het merk Adidas type Dragon in beslag genomen. Uit een vergelijkend onderzoek door de technische recherche is naar voren gekomen dat het profiel van deze schoenen overeenkomt met het profiel weergegeven in de sporen welke zijn aangetroffen in de woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg. De conclusie luidt dat de sporen zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen die onder verdachte in beslag zijn genomen.Er kon niet worden vastgesteld of de sporen daadwerkelijk met voornoemde schoenen zijn veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 2] te Middelburg in de nacht van 12 november 2013. Zij acht daarbij mede van belang dat de bij de inbraak weggenomen telefoon op 15 november 2013 in gebruik is genomen door verdachteen hij daar dus de beschikking over heeft gehad. De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij voornoemde woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor willen geven. De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte één van de daders is geweest. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen, namelijk met medeverdachte [medeverdachte 1], van een diefstal door middel van braak in de woning op het adres [pleegplaats 2] te Middelburg. Zij acht het onder feit 5 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
[aangever 5] heeft op 22 december 2013 aangifte gedaan nadat er die nacht tussen 05.30 uur en 09.00 uur in zijn woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg was ingebroken. Toen hij ’s ochtends beneden kwam zagen hij dat alle kasten in de woonkamer waren doorzocht. Uit de woning zijn onder andere een Samsung Galaxy Tab 3, een gsm van het merk Blackberry, een playstation 3, en een digitale fotocamera van het merk Canon weggenomen. Het uitzetijzer van het bovenlicht boven de achterdeur was kapot en zat met een tiewrap vast. Deze was kapot getrokken.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de dader(s) vermoedelijk via het uitzetraam boven de achterdeur van de woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg de woning zijn binnengeklommen. Het rechts naast deze deur op de vensterbank aangetroffen schoenzoolfragment is veiliggesteld voor nader onderzoek.
Op 5 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres] te Middelburg, zijnde het woonadres van verdachte. Tijdens deze doorzoeking zijn onder andere sportschoenen van het merk Adidas type Dragon in beslag genomen. Uit een vergelijkend onderzoek door de technische recherche is naar voren gekomen dat het profiel van deze schoenen overeenkomt met het profiel weergegeven in de sporen welke zijn aangetroffen in de woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg. De conclusie luidt dat de sporen zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen die onder verdachte in beslag zijn genomen.Er kon niet worden vastgesteld of de sporen daadwerkelijk met voornoemde schoenen zijn veroorzaakt.
Verdachte had bij zijn aanhouding op 5 januari 2014 onder andere een Blackberry bij zich. Deze gsm bleek na onderzoek te zijn weggenomen bij de woninginbraak aan [pleegplaats 5] te Middelburg.
Blijkens een uitgewerkt tapgesprek wordt verdachte op 21 december 2013 te 21.52.01 uur gebeld door een persoon die gebruikt maakt van een nummer dat te naam is gesteld op [medeverdachte 2]. De man zegt dat hij verdachte nodig heeft waarop verdachte naar het slagingspercentage vraagt. De man zegt daarop dat ze met z’n drieën zijn dus dat ieder een derde krijgt. De man denkt 70. Verdachte zegt nog even bezig te zijn en ‘straks dan’.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 5] te Middelburg in de nacht van 22 december 2013. Zij acht daarbij mede van belang dat de bij de inbraak weggenomen telefoon op 5 januari 2014 is aangetroffen bij verdachte en hij daar dus kort na de inbraak de beschikking over heeft. De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij voornoemde woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor willen geven. De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte één van de daders is geweest. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen, namelijk onder andere met [medeverdachte 2], van een diefstal door middel van braak in de woning op het adres [pleegplaats 5] te Middelburg. Zij acht het onder feit 6 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
iPhone
[aangever 8] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [pleegplaats 6] te Middelburg in de nacht van 9 augustus 2013 waarbij onder andere een Apple iPhone 5 is weggenomen. Vanaf 25 oktober 2013 is er een taponderzoek op de weggenomen iPhone gestart teneinde de identiteit van de dader(s) te achterhalen. Uit een tapgesprek op 26 oktober 2013 blijkt dat de telefoon op dat moment in gebruik is bij verdachte.
Verdachte had bij zijn aanhouding op 5 januari 2014 onder andere een iPhone 5 bij zich, die was weggenomen bij voornoemde woninginbraak. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de iPhone heeft gekocht van een jongen en dat hij natuurlijk ook wel snapt dat niet alles zuiver is.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde iPhone voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was.
Rugzak, laptop, laptoptas, portemonnee en sleutelbos
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan[adres] te Middelburg op 5 januari 2014 zijn naast de hiervoor genoemde goederen verder onder andere een rugzak van het merk Peak Performance, een laptop van het merk Asus, een laptoptas inclusief papieren op naam van [aangever 9], een portemonnee met daarin een bankpas op naam van [aangever 10], en een sleutelbos aangetroffen en in beslag genomen.In de aangetroffen rugzak zaten onder andere fotoalbums. Verbalisant [naam verbalisant] herkende op één van de foto’s de haar bekende [aangever 11]. Uit het politiesysteem blueview kwam een mutatie naar voren waarin aangifte van een woninginbraak werd gedaan.[aangever 12] heeft op 15 augustus 2013 aangifte gedaan van inbraak in haar woning, waarbij onder andere een rugzak is weggenomen, welke aangifte op 15 augustus 2013 is aangevuld door voornoemde [aangever 11]. Op 30 januari 2014 is de rugzak met inhoud teruggegeven aan aangeefster.
Uit nader onderzoek naar de veiliggestelde gegevens van de onder verdachte in beslag genomen laptop van het merk Asus is naar voren gekomen dat daarop de e-mailadressen [mailadres 1] en [mailadres 2] waren gebruikt en tevens werd in e-mailberichten de naam [aangever 13] aangetroffen.Op 15 oktober 2013 heeft [aangever 13] aangifte gedaan van inbraak in haar woning waarbij onder andere een laptop is weggenomen.
Op 19 oktober 2013 heeft [aangever 9] aangifte gedaan van het feit dat er bij een inbraak in zijn woning de avond ervoor onder andere een laptoptas met daarin een laptop, kentekenbewijs, paspoort en andere papieren zaten is weggenomen.
[aangever 10] heeft op 29 augustus 2013 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning die nacht, waarbij onder andere een portemonnee is weggenomen met daarin zijn Rabobank bankpas.
Op 5 augustus 2013 heeft [aangever 14] aangifte gedaan van inbraak in zijn winkelpand aan [straatnaam] te Middelburg gepleegd in de periode van 16 juli 2013 tot 5 augustus 2013. Bij deze inbraak zijn diverse sleutels weggenomen.Op 20 maart 2014 zijn door een verbalisant de bij verdachte op 5 januari 2014 aangetroffen en in beslag genomen sleutels en sleutelbossen aan aangever voornoemd getoond. Hij herkende diverse sleutels, waaronder de sleutelbos met inbeslagnamenummer 14, als zijnde zijn eigendom.
Verdachte heeft met betrekking tot de in zijn woning aangetroffen goederen verklaard dat hij een laptop met laptoptas heeft gekocht van een jongen, terwijl hij wist dat de laptop gestolen was, en dat hij de laptop vervolgens heeft doorverkocht. De portemonnee zat ook in die laptoptas.Verdachte heeft verder verklaard dat hij ook wel weet dat niet alles zuiver is.
De omstandigheid dat verdachte beschikte over goederen die zijn weggenomen bij woninginbraken en dat hij heeft verklaard dat hij wist dat sommige goederen van diefstal afkomstig waren dan wel dat hij wist dat niet alle goederen ‘zuiver’ waren, acht de rechtbank voldoende voor het bewijs van wetenschap ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen dat deze goederen van diefstal afkomstig zijn. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van voornoemde goederen.
Scooter
Op 15 oktober 2013 heeft [straatnaam] aangifte gedaan van inbraak in haar garage en vervolgens diefstal van haar scooter. De sleutel zat er nog op.De weggenomen scooter werd op 3 november 2013 aangetroffen in de brandgang van Park de Griffioen te Middelburg.
In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachte met [medeverdachte 1] telefonisch contact heeft over een scooter. Op 1 november 2013 wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 1], omdat hij de ‘scoobie’ vanavond nodig heeft. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens ‘die torie is gekarteld maar wel met kia toch? Wat als ander kenteken wordt gezet?’ Verdachte antwoordt daarop ‘dan is cool’.Even later belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt of hij toch wel weet waar ‘ie’ staat. [medeverdachte 1] zegt ‘we gaan er een ander kenteken opzetten snap je. Dan is die torie gewoon eerlijk’. Op 6 november 2013 te 17.53.52 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt ‘heb je die scoobie nog’ waarop verdachte zegt ‘ja, nog steeds zelfde plek’. Om 20.06.04 uur wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vraagt ‘waar staat die scoobie dan’ waarop verdachte antwoordt ‘daarzo nog’ en ‘in die zijgangetje daar’. [medeverdachte 1] zegt ‘ik loop hier doorheen maar ik zie nergens’. Op zijn vraag ‘welk zijgangetje, die met al die kleine steentjes’ antwoordt verdachte bevestigend. Nadat verdachte heeft gevraagd ‘istie weg dan’ zegt [medeverdachte 1] ‘het is ook geen goeie plek om neer te zetten man’. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt tijdens het gesprek een mast aan op de Pr. Wilsonlaan/Laan der Verenigde Naties.Uit onderzoek is gebleken dat de vindplaats van de scooter zich bevindt binnen de reikwijdte van de mast die door de telefoon van verdachte werd aangestraald.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs dat verdachte de beschikking heeft gehad over de op 15 oktober 2013 weggenomen scooter. Zij is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte, hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen voor hem zeer belastend zijn, geen verklaring heeft willen afleggen met betrekking tot de opzetheling van de scooter. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde heling te twijfelen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt de opzetheling van een scooter.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 7 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
DEELNEMING AAN EEN CRIMINELE ORGANISATIE
- ORGANISATIE
Wettelijk kader
Aan de verdachten wordt verweten dat zij vanaf 19 augustus 2013 gedurende een reeks van maanden (variërend van 5 januari 2014 tot 4 maart 2014) hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft misdrijven te plegen. Dit is strafbaar gesteld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Artikel 140, eerste lid, Sr luidt:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oog heeft zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven die door andere deelnemers daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Niet is vereist dat een deelnemer aan de organisatie enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Een persoon is strafbaar louter vanwege zijn deelneming aan die organisatie.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is met betrekking tot het bestanddeel organisatie - kort en zakelijk weergegeven - het volgende standpunt ingenomen. Er was bij het handelen van de verdachten geen sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband maar het waren hooguit losse handelingen van individuen die onderling geen regels of afspraken hadden.
Overwegingen van de rechtbank
Bij de overwegingen met betrekking tot het bestanddeel organisatie gaat de rechtbank uit van organisatie als een neutraal begrip, geabstraheerd van het mogelijk criminele karakter van enig oogmerk.
- Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen.
In het arrest van 2 februari 2010 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BK5193) heeft de advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad in zijn conclusie (onder 27 en 28) het volgende overwogen: “Naarmate samenwerking inniger en duurzamer is, zal eerder aan het vereiste van een samenwerkingsverband met een zekere structuur zijn voldaan. Het duidelijkst springt dat in het oog wanneer wordt bedacht dat ook twee personen duurzaam en gestructureerd, dat wil zeggen, gericht op een bepaald doel, kunnen samenwerken zonder dat hun samenwerking verder is gestructureerd in afspraken. Een dergelijk samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men "werkendeweg" ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is. Zo'n samenwerkingsverband is niet afhankelijk van regels, uitdrukkelijke afspraken of hiërarchische verhoudingen, maar kan heel wel duurzaam zijn en aan het werken aan een gemeenschappelijk doel een bepaalde structuur ontlenen.
Is van een lossere vorm van samenwerking sprake - geen vaste deelnemers aan het samenwerkingsverband, de deelnemers kennen elkaar maar ten dele - dan zal met name het vereiste van het samenwerkingsverband kunnen meebrengen dat ook de onderlinge verhouding tussen de deelnemers of - zoals in het hierna te noemen geval - enkele daarvan aan het samenwerkingsverband enige structuur geeft”.
Met verwijzing naar HR 22 januari 2008, LJN: BB7134, merkt de AG op dat de Hoge Raad het feit dat twee personen van een groep gedurende ongeveer dezelfde tijd in gestructureerd verband hebben samengewerkt, kennelijk voldoende acht om ook de overige personen van die groep te beschouwen als behorend tot de organisatie, zonder dat van hen een dergelijke structuur in de samenwerking wordt vastgesteld.
De aangehaalde overwegingen van de AG zijn door het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 17 december 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9018) als juist beoordeeld en ook de rechtbank neemt het aldus geschetste kader tot uitgangspunt. - Feitelijke invulling
Binnen het hiervóór geschetste juridische kader zal de rechtbank bezien of en in hoeverre de verdachten moeten worden aangemerkt als behorend tot een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Het oogmerk van de organisatie blijft daarbij vooralsnog buiten beschouwing, evenals de vraag of, en zo ja, welke, verdachten daaraan hebben deelgenomen.
Op basis van de stukken, waaronder het methodieken dossier en een proces-verbaal van overzicht van 22 april 2014, gaat de rechtbank van het volgende uit.
Een selectie van inbraken
- Op 25/26 september 2013 is ingebroken bij basisschool [naam school] te Middelburg waarbij 34 iPads zijn gestolen.
Op een foto, genomen op de dag van de inbraak, in het geheugen van de telefoon van [medeverdachte 5] is [medeverdachte 2] te zien met een grote hoeveelheid iPads.
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur waarbij [medeverdachte 1] aan een derde acht iPads aanbiedt en waarin wordt gezegd dat de iPad van [medeverdachte 2] is gekocht.
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 22.32.39 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] zegt dat de jongen over de iPad is gebeld en dat acht stuks 1.600 euro kosten.
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 22.38.24 uur van [verdachte] met [medeverdachte 1] waarin deze spreekt over het aanbieden van acht iPads voor 1.600 euro.
- Op 14/15 oktober 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 7] te Nieuw- en Sint Joosland waarbij een scooter is weggenomen.
Tapgesprek van 1 november 2013 te 22.21.58 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarbij [medeverdachte 1] een scoebie, een hele verse, een retrootje aanbiedt.
Uit tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 1 en 6 november 2013 blijkt dat [medeverdachte 1] met [verdachte] vermoedelijk spreekt over de weggenomen scooter.
- Op 12 november 2013 is tussen 00.30 uur en 06.15 uur ingebroken in de woning [pleegplaats 2] te Middelburg waarbij een bovenlicht met kracht was opengetrokken, een uitzetijzer vernield en de daders via het bovenlicht naar binnen waren geklommen.
Aangifte van diefstal van onder andere een gsm.
Tapgesprek van 11 november 2013 te 16.52.13 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] vraagt of ze vanavond gaan. Ze zeggen dat het crisis is. [medeverdachte 1] zegt dat ze beter iets gaan ondernemen. [verdachte] zegt dat hij een ding weet om te doen. [medeverdachte 1] vraagt of het safe is en [verdachte] denkt het wel. [medeverdachte 1] zegt dat het niet strak is met deze crisis en dat ze gewoon gaan.
Tapgesprek van 12 november 2013 te 00.39.12 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 2] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij een red bultje nodig heeft.
Tapgesprek van 12 november 2013 te 02.57.31 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 2] waarin [medeverdachte 1] zegt over een uur, anderhalf uur maar [getuige 2] weet niet of hij zo lang kan wachten. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat ding dan maar in de planten moet gooien bij [getuige 2] voor waar zijn scoebie altijd staat.
Op 12 november 2013 te 05.05.20 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte].
De bij de inbraak weggenomen gsm is later in gebruik bij [verdachte].
- Op 13 november 2013 is geprobeerd in te breken in de kantine van voetbalvereniging Zeeland Sport te Vlissingen.
Tapgesprek op 12 november 2013 te 19.07.15 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij “daar” al is.
Tapgesprek op 12 november 2013 te 19.59.28 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij [medeverdachte 2] nodig heeft en dat [medeverdachte 2] buiten moet staan kijken. [medeverdachte 2] zegt: laat maar doen. Over die Torie, bedoel ik. [medeverdachte 1] zegt: we kunnen vanavond gaan. Je hebt het geld ook nodig, toch? [medeverdachte 2] zegt daarop: laat maar mij weten. Rustig gaan, succes.
Tapgesprek op 13 november 2013 te 03.31.50 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 6] is. Die vraagt: zijn jullie klaar? [medeverdachte 1] antwoordt: ja, we zijn er bijna man maar in ieder geval zorg je dat je over een kleine tien minuten op de plek staat waar je ons hebt afgezet.
Tapgesprek op 13 november 2013 te 03.55.49 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 6] zegt dat hij een straatje verder is dan waar hij ze heeft afgezet. [medeverdachte 1] vraagt of het gewoon cooltjes is. [medeverdachte 6] zegt: ja man er is niks aan de hand hier. [medeverdachte 1] zegt: Okay is cool, blijf waar je bent daarzo.
[medeverdachte 6] heeft later verklaard dat hij [medeverdachte 1] mogelijk die nacht had opgehaald.
- Op 28/29 november 2013 is ingebroken in de woning [pleegplaats 3] te Middelburg.
Aangifte van 29 november 2013 van woninginbraak en diefstal van onder andere een laptop, een gsm, een TomTom en autosleutels.
Tapgesprek van 29 november 2013 te 19.10.16 uur tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] waarin [medeverdachte 3] vraagt wat daar aanwezig was. [verdachte] zegt een leppie en een TomTom.
Tapgesprek van 2 december 2013 te 16.45.25 uur tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] waarin [verdachte] zegt dat hij leppies, een iPhone 4 en weer een TomTom voor [medeverdachte 3] heeft.
De bij de inbraak weggenomen gsm wordt enkele dagen door [medeverdachte 3] gebruikt. [medeverdachte 3] verklaart dat hij het betreffende toestel van [verdachte] had gekocht.
- In de periode van 17 december tot en met 29 december 2013 is twee maal ingebroken op het adres [pleegplaats 8] te Middelburg.
Aangifte van diefstal van onder andere Wii-computerspel, en een horloge.
Uit tapgesprekken blijkt dat dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij deze inbraken betrokken zijn. Een daar gestolen laptop is bij [medeverdachte 3] aangetroffen. Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een foto van het betreffende pand aangetroffen.
- In de periode van 20 december tot en met 24 december 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 9] te Veere waarna aansluitend een Porsche is weggenomen.
Aangifte van 26 december 2013 door [aangever 16] van inbraak woning [pleegplaats 9] te Veere in periode van 20 december 2013 te 15 uur en 24 december 2013 te 17 uur waarbij onder andere een kluis, sieraden, horloges, autosleutels en autopapieren zijn weggenomen.
Uit het taponderzoek, uit de historische gegevens en uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [getuige 3] blijkt dat [medeverdachte 5] en [getuige 3] hebben ingebroken op het adres [pleegplaats 9] te Veere. Op een foto op de telefoon van [medeverdachte 5] is de kluis te zien op de slaapkamer van [medeverdachte 5]. De volgende dag is op hetzelfde adres een personenauto merk Porsche weggenomen. Hierbij waren vermoedelijk [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] betrokken. Vervolgens zijn [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [getuige 4] en [medeverdachte 4] betrokken bij het verkopen van de Porsche. Dit blijkt uit tapgesprekken, mastgegevens en de verklaring van [getuige 4].
Tapgesprek op 23 december 2013 te 17.18.53 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] waarin [medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 5] “die papers osso” heeft. [medeverdachte 3] zegt dat ie op iemand zn naam weet je… dan is ie gewoon safe en dan kunnen we em gewoon selle.
Tapgesprek op 23 december 2013 te 17.28.00 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] waarin [medeverdachte 5] vraagt wat die “prikke” is van die ding waarop [medeverdachte 3] zegt: we gaan kijken voor hoeveel die op internet staat, we gaan em gewoon pushe.
Tapgesprek op 24 december 2013 te 12.03.46 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] zegt dat de man dan 1 of maximaal 2 dagen een iets op zijn naam moet zetten. Hij zegt ook dat als de man ziet in wat voor waggie hij hem op komt halen, dat de man dan zegt dat die sowieso weg is.
Tapgesprek op 24 december 2013 te 12.29.55 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij nu bij de waggie is maar dat ding start niet.
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 17.59.51 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij een leuk autootje voor de man heeft. Het is moeilijk om via de telefoon.
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 18.05.25 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] als prijs 5.000 euro noemt.
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 22.31.47 uur tussen [medeverdachte 1] en een man over de Porsche. [medeverdachte 1] zegt niet te veel zeggen over telefoon, je weet toch. Het ding is heet, het is heet, morgen laatste dag. De man laat van zich horen.
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 22.38.38 uur tussen [medeverdachte 1] en een man over een gestolen auto. [medeverdachte 1] zegt dat de auto van diefstal afkomstig is en dat de jongen alle papieren van die auto heeft. Hij vraagt aan de man of hij iemand weet wie dat koopt.
Twee bij de inbraak weggenomen horloges zijn later bij [medeverdachte 3] aangetroffen.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij voor de bij de inbraak gestolen Porsche contacten had gelegd in Pijnacker en dat hij daarheen was gereden met onder meer [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden hem telefonisch min of meer bedreigd om deze Porsche weer op te halen.
- Op 24 december 2013 is in Goes in een horecagelegenheid een gsm gestolen van [aangever 17]. Deze gsm is bij [medeverdachte 3] aangetroffen en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de gsm van [medeverdachte 5] had gekocht.
- Op 30/31 december 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 10] te Oost-Souburg.
Aangifte van diefstal tussen 30 december 2013 te 23.00 uur en 31 december 2013 te 13.00 uur van onder andere diverse (gouden) sieraden, computers en televisies.
Tapgesprek op 31 december 2013 te 00.08.43 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij alleen weet welke straat het is.
De gsm van [medeverdachte 2] geeft op 31 december 2013 van 02.12.04 uur tot 04.01.35 uur mastlocatie Oost-Souburg aan.
De gsm van [medeverdachte 1] maakt in de nacht van de inbraak gebruik van zendmasten in de omgeving van de IJsselstraat te Oost-Souburg.
Op 31 december 2013 te 04.39.54 uur wordt vanaf het gsm-nummer van [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gebeld.
Op 31 december 2013 te 04.48.39 uur wordt door [medeverdachte 4] een sms gestuurd naar [medeverdachte 3] met tekst: kom schuurtje.
Op 31 december 2013 te 04.49.43 uur wordt door [medeverdachte 4] een sms gestuurd naar [medeverdachte 3] met tekst: kan het nie of wel.
Op 31 december 2013 te 04.50.23 uur wordt door [medeverdachte 3] een sms gestuurd met tekst: ik kan niet man wrede gezeik hr nu.
Tapgesprek op 31 december 2013 te 04.55.50 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 5] waarin [medeverdachte 1] zegt dat [getuige 5] moet zorgen dat zijn schuur open is omdat ze een paar dingen moeten inladen.
Tapgesprek op 31 december 2013 te 11.28.54 uur waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij gisteren twee honderd granny gold heeft geklemd en dat het is gedeeld door drie. Ze waren met drie man.
Tapgesprek op 31 december 2013 te 12.25.38 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij heel die kankerosso wakker maakt vannacht. [medeverdachte 1] zegt dat hij dan saaf had gehad.
Een bij de inbraak weggenomen laptop is later aangetroffen bij [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij een paar dagen later goederen van deze inbraak had gekocht van [medeverdachte 1].
Een selectie van tapgesprekken
- Tapgesprek op 25 oktober 2013 te 22.48.05 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [verdachte] vraag of [medeverdachte 1] iets met witte dokter Drees kan. [medeverdachte 1] zegt het niet te weten en dat ze niet zoveel waard zijn. [medeverdachte 1] zegt dat die kabel wel kankerbelangrijk is.
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin de man vraagt of [medeverdachte 1] een boksbeugel heeft.
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.31.59 uur tussen [verdachte] en [medeverdachte 1], pag. 34 methodieken: gesprek over boksbeugels en de prijs per stuk en de mededeling van [medeverdachte 1] dat een mannetje alles koopt.
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 20.01.56 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] spreekt over die ene man van die boksbeugels, 25 stuks. [verdachte] zegt dat de man nog niet heeft gereageerd.
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] een gestolen S4 aanbiedt voor 250 euro.
- Tapgesprek op 31 oktober 2013 te 22.27.27 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] vraagt hoe laat [verdachte] wou gaan en [medeverdachte 1] zegt: we gaan toch pas laat rond de nacht toch, …. Twee uur zoiets.
- Tapgesprek op zaterdag 2 november 2013 te 20.28.22 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] zegt dat ze vanavond voor 100% kunnen gaan maar dat het morgen beter is, morgen is de perfecte dag. Zaterdag zijn er alcoholcontroles en staat er veel babylon (politie). [verdachte] zegt dat het zeker te doen is vandaag.
- Tapgesprek op 3 november 2013 te 20.48.31 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] zegt dat vanavond 90 miljoen 100 procent is. [verdachte] vraagt of hij “hem” nog gesproken heeft. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” ready is. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] laat weten wanneer ze gaan.
- Tapgesprek op 3 november 2013 te 21.32.19 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] naar het station komt en of hij alles ready heeft voor vanavond. [verdachte] vraag of [medeverdachte 1] nog wat nodig heeft. [medeverdachte 1] zegt handschoenen en een muts als het kan.
- Tapgesprek op 27 november 2013 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 1] vraagt rond 19.00 uur naar hem toe te komen in zwarte kleren om daarna naar enkele plaatsen te gaan en te gaan slaan (overvallen).
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 14.13.50 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin op verzoek van [medeverdachte 1] Afghaans wordt gesproken over iemand die veel goud heeft gestolen en dat [medeverdachte 1] dit wil kopen.
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 14.23.54 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] meldt dat een mannetje een iPhone 4S voor 30 euro aanbiedt.
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 22.10.15 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij iets voor [medeverdachte 3] heeft. [medeverdachte 3] zegt dat hij naar zijn schuur kan komen maar uit moet kijken omdat er hier veel blauw is.
- Tapgesprek op 29 november 2013 te 12.25.49 uur tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 1] zegt dat er Afghaans gesproken moet worden en vraagt wat ze vannacht moeten doen. [medeverdachte 2] zegt dat hij niets heeft waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij iets weet en dat ze met z’n tweeën moeten gaan.
- Tapgesprek op 29 november 2013 te 14.56.49 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij niet lager gaat dan barkie tachtig en dat [medeverdachte 3] dat tegen de man moet zeggen.
- Tapgesprek op 7 december 2013 te 13.29.56 uur tussen [verdachte] en een man waarin [verdachte] zegt dat hij van zijn ingevroren ijsjes er gisteren zes heeft weggedaan.
- Tapgesprek op 13 december 2013 te 22.25.19 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] om een stierenpoot vraagt. [verdachte] zegt dat deze bij hem in gebruik is en hij waarschijnlijk vanavond ook op pad gaat. [verdachte] denkt dat ze rond 24.00 uur vertrekken en [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] kan garanderen dat hij hem heeft rond 2.
- Tapgesprek op 17 december 2013 te 15.34.59 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin de man vraagt of de deur geforceerd is. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze via het bovenraam naar binnen zijn gegaan.
- Tapgesprek op 18 december 2013 te 23.14.44 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij een beetje saaf heeft voor [medeverdachte 1] van die twee torries wat [medeverdachte 3] pakt.
- Tapgesprek op 18 december 2013 te 23.13.26 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] een LED TV, een iPad, een laptop en een Blackberry aanbiedt.
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 20.14.30 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] nodig, hij moet gewoon op tijd zijn. Het is gewoon cool nu. [medeverdachte 1] zegt dat zijn gevoel niet goed is en dat [verdachte] zijn ding moet doen.
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 17.43.02 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij zo een beetje saaf heeft voor [medeverdachte 1] en dat het van hem is, een barkie of zo. Misschien dat [medeverdachte 3] zo die laptie en TV weg doet. [medeverdachte 1] zegt dat hij die barkie moet pakken en die andere twee dingen weg doet. [medeverdachte 1] zegt dat hij het snel moet doen.
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 00.34.21 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin wordt gesproken over een mannetje die komt en heel erg geïnteresseerd is in die stash en dat [medeverdachte 1] ze van die plek in Vlissingen heeft weggehaald omdat hij het niet vertrouwde. Hij heeft de dingen, behalve de grote dingen, op een safe plek in Zuid weggezet.
- Tapgesprek op 23 december 2013 te 19.16.44 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij een S4 heeft geklemd en vraagt of hij de S4 zal houden of stoten. [medeverdachte 1] zegt stoten.
- Tapgesprek op 23 december 2013 te 19.22.41 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] vraagt hoeveel voor een S4.
De contouren van een groep, die meer is dan een toevallige verzameling individuen, worden met de hiervoor genoemde vermogensdelicten, de tapgesprekken en de steeds terugkerende betrokkenheid van genoemde verdachten zichtbaar. Een aanwijzing voor de aanwezigheid van een gestructureerd samenwerkingsverband kan voorts gevonden worden in de vaststelling dat bij herhaling voorafgaand initiatief tot en overleg over inbraken (en slagingskansen) heeft plaatsgevonden waarbij soms ook een derde werd benaderd voor het beschikbaar stellen van een breekijzer. In het geval van de diefstal van een auto (Porsche) blijkt uit de taps dat voorafgaand aan de wegneming al overleg heeft plaatsgevonden over de afzetmogelijkheden van de auto. Uit de tapgesprekken is voorts op te maken dat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij herhaling is afgesproken om in de Afghaanse taal te spreken, dat men zich bewust is geweest dat onderwerpen niet via de telefoon besproken konden worden en dat van versluierd woordgebruik (een witte dokter Drees, boksbeugels, ingevroren ijsjes) sprake is geweest.
Dit vormt voor de rechtbank de bevestiging van wat al bleek uit de eerder genoemde aanwijzingen, namelijk dat hier sprake is van een groep waarvan de deelnemers participeren in een duurzame onderlinge samenwerking.
- Conclusie
De conclusie moet dan ook zijn dat er sprake was van een groep, waarvan de leden zich met elkaar verbonden voelden door een gemeenschappelijke wens om vermogensdelicten te plegen waarbij in relatief korte tijd veel inbraken zijn gepleegd en de bij die inbraken weggenomen goederen zijn geheeld en afgezet. Dat er tussen de leden van de groep verschil was in de intensiteit van de onderlinge contacten en in de mate van betrokkenheid bij de vermogensdelicten, doet daaraan niet af, nu in ieder geval kan worden vastgesteld dat er sprake was van een gedeelde wens om door middel van het plegen van genoemde feiten inkomsten te genereren.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verweren van de verdediging met betrekking tot het bestaan van een organisatie moeten worden verworpen en dat hier aanwezig is een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie in de betekenis die daaraan in de rechtspraak over artikel 140 Sr is gegeven. De verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben in de periode vanaf 19 augustus 2013 tot het moment van aanhouding tot de groep behoord. Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 6] is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op genoemde bewijsmiddelen, onvoldoende aanwijzingen zijn om tot bewijs te komen dat hij eveneens tot de groep heeft behoord. Verdachte [medeverdachte 6] zal van dit feit worden vrijgesproken.
- OOGMERK
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten woninginbraken en het helen van goederen. Ook volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen in toereikende mate dat het daarbij niet om individuele acties van leden van de organisatie ging, maar dat op dit alles het oogmerk van de organisatie was gericht. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat het oogmerk ook op het plegen van overvallen was gericht. Daarvan zullen verdachten worden vrijgesproken.
- DEELNEMING
Inleidend
Hiervóór heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake was van een organisatie, dat de verdachte daartoe behoorde en voorts welke misdrijven deze organisatie tot oogmerk had.
Thans is aan de orde de vraag of verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen.
Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; in zoverre is voorwaardelijk opzet niet voldoende. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In zijn algemeenheid weten
Uit het onderzoek ter terechtzitting en genoemde bewijsmiddelen volgt in toereikende mate dat verdachte in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie waartoe hij behoorde tot oogmerk had het plegen van de hiervóór vermelde misdrijven. De rechtbank leidt dit in het bijzonder af uit het feit dat verdachte hiervan door zijn handelen en de tapgesprekken waar hij aan heeft deelgenomen, blijk heeft gegeven.
Deelnemingshandelingen
De deelneming kan immers - zoals gezegd - bestaan uit, op zichzelf genomen, niet strafbare gedragingen. Indien dan de verdachte behoort tot de organisatie en in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven zijn in elk geval de hiervoor bewezenverklaarde feiten handelingen deelnemingshandelingen omdat deze onder die omstandigheden moeten worden beschouwd als een aandeel in, dan wel ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Deelneming toegespitst op de verdachten
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en de bewezenverklaring van de overige feiten betreffende verdachte volgt dat verdachte meerdere van bovenbedoelde deelnemingshandelingen heeft verricht.
Na het voorgaande behoeft hetgeen overigens door of namens verdachte met betrekking tot de deelneming van verdachte is betoogd, geen verdere bespreking nu dat aan de voorgaande vaststellingen niet kan afdoen. De stelling van de verdediging dat de wetgever met de strafbaarstelling van artikel 140 Sr handelingen van een groep als waarvan verdachte deel heeft uitgemaakt niet heeft beoogd, vindt geen steun in het recht.
Bewezen is dan ook dat verdachte hetgeen hem is ten laste gelegd heeft gepleegd, een en ander zoals in de bewezenverklaring vermeld.
Parketnummer 02/688087-14In de nacht van 27 december 2013 is in Middelburg [aangever 6] met kracht door ‘[verdachte]’ in zijn gezicht geslagen. [aangever 6] voelde direct dat door de klap zijn neus brak.Verdachte heeft verklaard dat – toen de jongen hem wilde slaan – hij hem een klap op de borst heeft gegeven en dat de jongen door de klap op de grond is gevallen.Hij heeft ontkend de jongen in zijn gezicht te hebben geslagen. [getuige 6] heeft verklaard dat het slachtoffer een klap heeft gekregen van de jongen met het blonde haar. [getuige 6] heeft de neus horen kraken.[getuige 7] heeft verklaard dat een jongen uit Dauwendaele [aangever 6] de genadeklap heeft gegeven. [aangever 6] lag op de grond en er kwam veel bloed uit zijn neus.
De gebroken neus is weliswaar gezet, maar een maand later bleek bij controle dat deze nog steeds scheef stond en dat de doorgankelijkheid beperkt was. Een operatieve correctie wordt overwogen.
Gelet op genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de blonde jongen is geweest die in de nacht van 27 december 2013 [aangever 6] met kracht op zijn neus heeft geslagen waardoor deze is gebroken. Hierdoor heeft hij zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling als is tenlastegelegd onder parketnummer 02/688087-14.
De rechtbank acht niet bewezen de openlijke geweldpleging als primair is tenlastegelegd. Uit het dossier blijkt weliswaar dat voorafgaande aan de klap door verdachte sprake is geweest van openlijke geweldpleging, maar niet is komen vast te staan dat verdachte hierin een aandeel heeft gehad.