ECLI:NL:RBZWB:2015:350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
02/820622-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en diverse inbraken en mishandeling

Op 26 januari 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en meerdere inbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, vanaf 19 augustus 2013 tot 5 januari 2014 betrokken was bij een gestructureerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van misdrijven, waaronder woninginbraken en heling van gestolen goederen. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van meerdere pogingen tot inbraak in woningen in Middelburg, waarbij hij zich toegang verschafte door middel van braak. Daarnaast werd hij beschuldigd van opzetheling van gestolen goederen, waaronder telefoons en andere waardevolle items. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deelname aan de criminele organisatie en verschillende inbraken, maar sprak hem vrij van enkele specifieke feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van een persoon, waarbij de aangever een gebroken neus opliep. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/820622-13, 02/688087-14 en 02/700114-13 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag]1995 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
raadsman mr. E.G.M. Smit, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2015, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 02/820622-13
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten o.a.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]
, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, het
plegen van (woning)inbraken en/of het helen van goederen en/of het plegen van
overvallen;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 januari 2014 te Middelburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [pleegplaats 1] weg te nemen één of meer
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen door het
inslaan van een ruit en/of het trachten te openen van het raam, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 januari 2014 te Middelburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [pleegplaats 2] weg te nemen één of meer
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen door het
(trachten te) forceren van een raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 28/29 november 2013 te Middelburg tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [pleegplaats 3] heeft/hebben
weggenomen meerdere sleutels en/of een fotocamera en/of een laptop en/of een
GSM (Samsung Galaxy) en/of 457 euro en/of een laptoptas en/of een horloge
en/of een geheugenkaart en/of een oorbel en/of een ringen en/of een TomTom, in
elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks van 28/29 november 2013 tot en met 4 december 2013 te
Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een GSM (Samsung Galaxy) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die GSM
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Middelburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [pleegplaats 2] heeft weggenomen 450
euro en/of een GSM (Samsung) en/of een televisie en/of een ring, in elk geval
enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een GSM (Samsung) en/of een ring heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voornoemde goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 22 december 2013 te Middelburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [pleegplaats 5] heeft weggenomen
een tablet (Samsung Galaxy) en/of een playstation 3 en/of een digitale camera
en/of een GSM (Blackberry), in elk geval enige goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg, in elk geval in Nederland, een GSM (Blackberry) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die GSM wist dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een Iphone (zaak 2013054343) en/of een
rugzak (zaak 2013056078) en/of een laptop (zaak 2013071903) en/of een scooter
(zaak 2013071905) en/of een laptoptas inclusief papieren (zaak 2013072906)
en/of een portemonnee en bankpas (zaak 2013060376) en/of een sleutelbos (zaak
2013053165) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en) dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 02/688087-14
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Middelburg met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, de Vlasmarkt en/of de Kromme Weele, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 6]
, welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of trappen en/of
schoppen en/of duwen en/of trekken van die [aangever 6], waarbij hij, verdachte,
die [aangever 6] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, en welk door hem
gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), althans enig
lichamelijk letsel voor die [aangever 6] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Middelburg aan een persoon genaamd
[aangever 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk met kracht in het gezicht te slaan/stompen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Middelburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever 6],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 6]
met kracht in het gezicht heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/820622-13
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat sprake is geweest van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte daaraan opzettelijk heeft deelgenomen. Hij heeft zijn standpunt als volgt onderbouwd. Er is sprake van een georganiseerd, duurzaam en gestructureerd verband, want:
- er is sprake van een vaste groep personen die weliswaar een wisselende samenstelling had, maar ook een min of meer besloten karakter;
- medeverdachte [medeverdachte 1] is blijkens het proces-verbaal van overzicht van 22 april 2014 de initiatiefnemer en organisator ten aanzien van de verschillende misdrijven;
- zij maken gebruik van veel verschillende telefoons en telefoonnummers;
- de telefoongesprekken tussen de groepsleden gingen nagenoeg allemaal over te plegen van woninginbraken en/of de buit daarvan;
- zij bedienen zich in de onderlinge communicatie vaak van versluierend taalgebruik;
- een aantal gesprekken gaat over diverse soorten sieraden, horloges, kluizen, computers, laptops en geld, goederen waarvan het een feit van algemene bekendheid is dat daders van woninginbraken het daarop gemunt hebben;
- er vonden voorverkenningen plaats, hetgeen blijkt uit de foto’s die bij sommige verdachten op hun telefoons zijn gevonden en de tapgesprekken waaruit blijkt dat de aan- en afwezigheid van bewoners in de gaten wordt gehouden;
- de verdachten hadden de beschikking over koevoeten en/of andere breekvoorwerpen om deuren of ramen open te breken welke kort voor de te plegen inbraak werden opgehaald of klaargezet;
- uit de tapgesprekken volgt dat, ondanks de wisselende samenstelling, tijdens de inbraken een min of meer vaste werkwijze werd gehanteerd.
Het oogmerk van de groep was om door middel van woninginbraken aan goederen te komen die doorverkocht konden worden om zo aan geld te komen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde pogingen tot woninginbraak. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangiftes, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het geurspoor van verdachte, het proces-verbaal met betrekking tot de fouillering van verdachte waarbij bandenlichters zijn aangetroffen, het proces-verbaal van bevindingen dat verdachte op alle vingers pleisters heeft, het proces-verbaal van technisch onderzoek dat de bandenlichters matchen met de bij feit 3 aangetroffen sporen en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte.
Ook feit 4 subsidiair acht hij wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte, de tapgesprekken tussen [medeverdachte 3] en verdachte en de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij de telefoon van verdachte heeft overgenomen.
De officier van justitie acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van 12 november 2013, de doorzoeking in de woning van verdachte, de herkenning van de bij verdachte aangetroffen goederen, de tapgesprekken, en het schoenspoor.
Hij acht feit 6 eveneens wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte, het schoenspoor, de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] van 21 december 2013 en het aantreffen van de gestolen gsm bij verdachte.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 7 ten laste gelegde opzethelingen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangiftes, het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte, de herkenning van de aangetroffen sleutels, de verklaring van [getuige 1], het proces-verbaal van onderzoek aan de laptop, de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] over een scooter en een laptop, de teruggave van de rugzak en de plaats waar deze is gevonden, en de verklaring van [medeverdachte 3] over het kopen van spullen van verdachte.
Parketnummer 02/688087-14
Tot slot acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte en de getuigenverklaringen waaruit blijkt dat verdachte de klap heeft gegeven waardoor de neus van aangever is gebroken. Hij heeft zich niet gevoegd bij het eerdere geweld, waardoor hij dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Er is, gelet op de jurisprudentie, sprake van zwaar lichamelijk letsel omdat er sprake is van restscheefstand, die alleen operatief gecorrigeerd kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/820622-13
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2, 4, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten en heeft verzocht verdachte daarvan vrij te spreken. Ten aanzien van de onder 3 (met deelvrijspraak van tezamen en in vereniging), 5 subsidiair (met deelvrijspraak van tezamen en in vereniging), 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde feiten (met deelvrijspraak van tezamen en in vereniging, de scooter en rugzak) heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft in de nacht van 5 januari 2014 met een fietsbandenlichter een poging ondernomen in te breken in de woning [pleegplaats 2] te Middelburg zoals onder feit 3 aan hem is ten laste gelegd. Dit is geen actie geweest van een geroutineerde professional. Verdachte heeft echter ten stelligste ontkend ook te hebben geprobeerd in te breken op het adres [pleegplaats 1] te Middelburg zoals onder feit 2 aan hem is ten laste gelegd. De modus operandi is daar professioneler geweest en totaal anders dan bij de onder 3 ten laste gelegde poging tot woninginbraak.
Verdachte ontkent nadrukkelijk de diefstal met braak dan wel heling van een gsm Samsung Galaxy zoals onder 4 aan hem is ten laste gelegd. Er is geen bewijs. [medeverdachte 3] heeft op de vraag of hij de telefoon van [verdachte] heeft overgenomen geantwoord ‘volgens mij was die van [verdachte] ja’, een antwoord kennelijk overeenkomstig de wens van de verbalisanten.
Ten aanzien van feit 5 primair is evenmin technisch bewijs voorhanden. Verdachte erkent de subsidiair ten laste gelegde heling van de ring. Deze zat bij een door hem gekochte laptop, waarvan hij indertijd beseft heeft dat deze gestolen was, in de tas. Daarnaast zaten in de tas een portemonnee, bankpas, gsm (Samsung Galaxy Y) en sleutelbos (feit 7), waarvan hij de stelling accepteert dat hij meer alert had moeten zijn. Ook kan hij aanvaarden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling ter zake de bij hem bij zijn aanhouding aangetroffen gsm Blackberry en iPhone, zoals onder feit 7 ten laste gelegd.
Verdachte heeft de feiten alleen gepleegd, waardoor er geen argumenten zijn om hem te betichten van deelname aan een criminele organisatie zoals onder 1 aan hem is ten laste gelegd. Er is geen sprake geweest van enige organisatie, laat staan dat deze het oogmerk zou hebben gehad het plegen van misdrijven.
Parketnummer 02/688087-14
De verdediging acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Er had al een confrontatie plaatsgevonden tussen het slachtoffer en andere personen eerder die avond, waarbij het slachtoffer is geslagen en geschopt. Verdachte komt pas na een pauze in beeld. Alle betrokkenen hadden gedronken, ook verdachte. Verdachte zou het slachtoffer uit het niets hebben geslagen. Verdachte verklaart daarover echter dat hij heeft getracht de boel te sussen maar dat hij daarbij ook werd aangevallen. Hij heeft verdachte op zijn borst geraakt. Primair heeft de verdediging bepleit dat verdachte een beroep op noodweer toekomt en subsidiair is zij van mening dat slechts bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld. Kennelijk heeft hij hem op zijn neus geraakt, maar dat was niet zijn intentie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02/820622-13
De rechtbank zal eerst de onder feit 2 tot en met 7 ten laste gelegde feiten bespreken en daarna de onder feit 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
Feit 2 en 3
Gelet op de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Op 5 januari 2014 heeft [aangever 1] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan [pleegplaats 1] te Middelburg (feit 2). Hij heeft verklaard dat hij omstreeks 05.30 uur die ochtend wakker werd van glasgerinkel. Beneden zag hij dat het raam bij de keuken aan de voorkant van de woning was ingeslagen. Bij de onderste knip van het raam zat een gat en de knip stond naar boven wat betekent dat deze was geopend. Toen hij naar bed ging waren de knippen omlaag. [1]
De buurman van aangever heeft op 5 januari 2014 te 05.32 uur telefonisch bij de politie melding gedaan van het horen van brekend glas, hetgeen om 05.33 uur aan eenheid 4821, zijnde de hondengeleider, is gemeld [2] . De hondengeleider was omstreeks 05.45 uur ter plaatse teneinde daar met zijn diensthond Robbie een spoor van de dader te kunnen traceren. Vanaf de voortuin van de woning zag en voelde hij dat zijn hond een spoor van verse menselijke geur waarnam en dit spoor volgde. Het spoor leidde uiteindelijk richting [huisnummer]. Hij hoorde vanaf pand [huisnummer] een klap, wat gekraak en het geluid van het verschuiven van een tuinmeubel. Op de erfafscheiding van de nummers [huisnummer] en [pleegplaats 2] stond een grote struik en verbalisant zag dat daarachter de hem ambtshalve bekende verdachte stond. Hij heeft verdachte vervolgens aangehouden. [3] In de voortuin van nummer [pleegplaats 2] zag hij een witte kunststof tuinstoel onder het openslaande raam staan. In het raam en kozijn zaten meerdere moeten van inbraakschade. [4]
[aangever 2] heeft op 5 januari 2014 aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg (feit 3). Zij heeft verklaard dat zij in bed lag toen zij die ochtend omstreeks 05.15 uur beneden uit de keuken geluiden hoorde komen. Het gerommel duurde ongeveer een kwartier. Op een gegeven moment heeft zij het raam geopend en zag zij beneden in de tuin een jongen staan die werd aangehouden door een politieagent. [5] Uit onderzoek is gebleken dat aan de voorzijde van de woning is gepoogd het draairaam van de keuken in de sluitnaad open te wrikken. Verbalisanten zagen in de sluitnaad van dit draairaam indruksporen van vermoedelijk bandenlichters. [6] Aangeefster heeft verklaard dat deze schade er eerder nog niet zat. [7]
Verdachte is op 5 januari 2014 omstreeks 05.55 uur op heterdaad aangehouden. Verbalisanten hadden de indruk dat verdachte zwaar onder invloed van alcohol was. Tijdens de insluitingsfouillering zijn in de linker kontzak van zijn spijkerbroek vier fietsbandenlichters aangetroffen. Zij zagen dat nagenoeg alle vingertoppen van verdachte waren voorzien van pleisters. Nadat verdachte deze had verwijderd constateerden de verbalisanten dat verdachte geen enkele verwonding had aan zijn vingertoppen. [8]
De indruksporen in de sluitnaad van het draairaam zijn veiliggesteld. [9] Uit forensisch technisch onderzoek komt naar voren dat op grond van vergelijkend onderzoek kan worden geconcludeerd dat deze waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een onder verdachte aangetroffen fietsbandenlichter. [10]
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de pogingen tot inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2] te Middelburg.
De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de pogingen tot woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor kunnen dan wel willen geven. De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet beide inbraken kan hebben gepleegd gelet op de tijdstippen waarop deze zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat, gelet op de verklaring van de hondengeleider dat hij glasgerinkel hoorde, vrijwel direct verdachte achter een struik naast de woning zag staan en hem heeft aangehouden, het tijdstip waarop verdachte is aangehouden, te weten 05.55 uur, en de verklaring van aangeefster [aangever 2] dat zij op het moment dat zij het raam opende zag dat verdachte werd aangehouden, het niet aannemelijk is dat de poging tot inbraak aan de Noordmede om 05.15 uur heeft plaatsgevonden. Het is op grond van vorenstaande aannemelijker dat dit op een later tijdstip die nacht is geweest.
De diensthond heeft het spoor van een verse menselijke geur omstreeks 05.45 uur opgepikt in de voortuin van de woning aan Duunmede, welk spoor hij via Oostmede en Breedmede naar de woning aan Noordmede - waar verdachte om 05.55 uur is aangehouden - volgde [11] . Verbalisant heeft deze route met zijn diensthond dus in een kleine tien minuten gelopen. Dat verdachte deze route in zijn dronken toestand kan hebben gelopen in die tijdacht de rechtbank zeer wel mogelijk, nu er ongeveer twintig minuten zit tussen het ingooien van de raam aan de Duunmede en het horen van glasgerinkel aan de Noordmede door verbalisant.
De omstandigheid dat de bij de inbraak gebruikte modus operandi, zoals door de verdediging betoogd, verschillend is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte niet betrokken is geweest bij beide pogingen tot inbraak. Gelet op de toestand van verdachte op dat moment, hij was dronken, staat dit een en ander ook niet in de weg. Bovendien blijkt uit het onderzoek niet van aanwijzingen dat er iemand anders bij de inbraak in de woning aan Duunmede betrokken is.
Verdachte had bij zijn aanhouding pleisters om nagenoeg alle vingertoppen. Zijn verklaring dat hij die nacht in een café ten val is gekomen en daarbij met zijn vingers in glasscherven terecht is gekomen acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de omstandigheid dat verbalisanten kort na aanhouding geen verwondingen aan de vingertoppen van verdachte hebben waargenomen.
De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte de dader is geweest dan dat een ander de pogingen tot inbraak heeft gepleegd. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde pogingen tot woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 1] te Middelburg en vervolgens aan de poging tot inbraak aan [pleegplaats 2] te Middelburg. Zij acht het onder feit 2 respectievelijk 3 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Zij acht niet wettig en overtuigend bewezen dat hij deze feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd en zal hem van dat deel van de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 en 3 vrijspreken.
Feit 4
Ten aanzien van de onder feit 4 primair ten laste gelegde inbraak in een woning aan de [pleegplaats 3] te Middelburg acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[aangever 3] heeft op 29 november 2013, mede namens [aangever 7], aangifte gedaan van inbraak in zijn woning op het adres [pleegplaats 3] te Middelburg. Aangever is op 28 november 2013 omstreeks 22.15 uur gaan slapen. De volgende ochtend omstreeks 07.15 uur zag hij dat diverse lades in de keuken open stonden. [12] Bij de inbraak zijn diverse goederen weggenomen, waaronder een laptop, een gsm van het merk Samsung type Galaxy 2 en een Tom Tom [13] .
In het onderzoek Aalen zijn telefoons van verdachten getapt en gesprekken opgenomen en beluisterd. In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] en verdachte telefonisch contact hebben met elkaar. Op 29 november 2013 belt [medeverdachte 3] naar verdachte en vraagt aan hem ‘wat was daar aanwezig dan pik?’. Verdachte antwoordt daarop ‘een leppie (fon) … TomTom’ [14] .
De bij de inbraak weggenomen gsm is op 18 december 2013 bij [naam heler] aangetroffen en in beslag genomen [15] . Hij heeft verklaard de telefoon op straat te hebben gekocht van een hem onbekende man. Uit onderzoek is gebleken dat de simkaart met het telefoonnummer van [medeverdachte 3] in de periode van 4 tot en met 8 december 2013 in voornoemde telefoon is gebruikt [16] . [medeverdachte 3] heeft desgevraagd verklaard dat hij de telefoon volgens hem heeft gekocht van [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) [17] . Op basis van de stukken in het dossier is niet vast te stellen wanneer verdachte de telefoon aan [medeverdachte 3] heeft overgedragen anders dan dit gelet op vorenstaande uiterlijk op 4 december 2013 is geweest.
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de inbraak aan de [pleegplaats 3] te Middelburg en ook overigens bevindt zich in het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat hij betrokken is geweest bij deze inbraak. Nu het dossier de mogelijkheid open laat dat niet verdachte maar anderen de inbraak hebben gepleegd, dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande, en dan in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte 3], wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gsm van het merk Samsung type Galaxy 2 voorhanden heeft gehad en ook dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. Dit laatste leidt de rechtbank af uit het hiervoor vermelde tapgesprek tussen [medeverdachte 3] en verdachte waarin de eerste gericht vraagt naar bij een inbraak weggenomen goederen. De onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de zinsnede ‘tezamen en in vereniging’, nu uit het dossier hier niet van is gebleken.
Feit 5
Op 12 november 2013 heeft [aangever 4] aangifte gedaan van het feit dat er die nacht in zijn woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg is ingebroken [18] . Hij heeft verklaard dat hij omstreeks 00.30 uur de voor- en achterdeur van de woning heeft afgesloten en naar boven is gegaan. Het bovenlicht boven de achterdeur stond nog open. Omstreeks 06.15 uur bemerkte hij dat de achterdeur openstond en het uitzetijzer van het bovenlicht kapot was. Uit de woning zijn een televisie, naar schatting € 450,00, en een gsm van het merk Samsung weggenomen. [19] Op 25 november 2013 heeft [aangever 4] zijn aangifte aangevuld in die zin dat bij de inbraak ook een ring met een turkoois kleurige steen is weggenomen [20] .
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat het uitzetraam boven de achterdeur van de woning aan de [pleegplaats 2] te Middelburg vermoedelijk werd opengetrokken waardoor de raamuitzetter is afgebroken. Via de ontstane opening werd de woning vervolgens binnengeklommen. De in de woonkamer op de tegelvloer en in de keuken op de vensterbank aangetroffen schoenzoolfragmenten zijn veiliggesteld voor nader onderzoek. [21]
In het onderzoek Aalen zijn telefoons van verdachten getapt en gesprekken opgenomen en beluisterd. Uit onderzoek is gebleken dat het nummer [telefoonnummer medeverdachte 1] in gebruik is bij [medeverdachte 1] en het nummer [telefoonnummer medeverdachte 1] bij verdachte [22] . In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken. Uit een van deze gesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de inbraak in de woning aan de [pleegplaats 2] te Middelburg telefonisch contact hebben met elkaar. Op 11 november 2013 te 16.52.13 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt ‘gaan we vanavond?’. Verdachte antwoordt daarop ‘ik weet niet, is er wat te doen dan?’. Vervolgens wordt er over en weer gesproken en zegt verdachte uiteindelijk ‘ik weet wel een ding om te doen’. Op de vraag of het safe is antwoordt verdachte ‘ik denk het wel’. [medeverdachte 1] zegt vervolgens ‘beter wel iets, want is niet strak met deze crisis. We gaan gewoon, maakt niet uit wat het is’. Verdachte zal [medeverdachte 1] die avond rond 7 à 8 uur bellen [23] .
Op 5 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres] te Middelburg, zijnde het woonadres van verdachte [24] . Tijdens de doorzoeking zijn onder andere een telefoon van het merk Samsung en een goudkleurige ring met blauwe steen aangetroffen en in beslag genomen [25] . Deze voorwerpen zijn op 30 januari 2014 aan aangever [aangever 4] getoond, waarbij hij de voorwerpen herkende als zijn eigendom [26] .
Tijdens voornoemde doorzoeking zijn voorts sportschoenen van het merk Adidas type Dragon in beslag genomen [27] [28] . Uit een vergelijkend onderzoek door de technische recherche is naar voren gekomen dat het profiel van deze schoenen overeenkomt met het profiel weergegeven in de sporen welke zijn aangetroffen in de woning aan [pleegplaats 2] te Middelburg. De conclusie luidt dat de sporen zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen die onder verdachte in beslag zijn genomen. [29] Er kon niet worden vastgesteld of de sporen daadwerkelijk met voornoemde schoenen zijn veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 2] te Middelburg in de nacht van 12 november 2013. Zij acht daarbij mede van belang dat de bij de inbraak weggenomen telefoon op 15 november 2013 in gebruik is genomen door verdachte [30] en hij daar dus de beschikking over heeft gehad. De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij voornoemde woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor willen geven. De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte één van de daders is geweest. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen, namelijk met medeverdachte [medeverdachte 1], van een diefstal door middel van braak in de woning op het adres [pleegplaats 2] te Middelburg. Zij acht het onder feit 5 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
[aangever 5] heeft op 22 december 2013 aangifte gedaan nadat er die nacht tussen 05.30 uur en 09.00 uur in zijn woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg was ingebroken. Toen hij ’s ochtends beneden kwam zagen hij dat alle kasten in de woonkamer waren doorzocht. Uit de woning zijn onder andere een Samsung Galaxy Tab 3, een gsm van het merk Blackberry, een playstation 3, en een digitale fotocamera van het merk Canon weggenomen. Het uitzetijzer van het bovenlicht boven de achterdeur was kapot en zat met een tiewrap vast. Deze was kapot getrokken. [31]
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de dader(s) vermoedelijk via het uitzetraam boven de achterdeur van de woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg de woning zijn binnengeklommen. Het rechts naast deze deur op de vensterbank aangetroffen schoenzoolfragment is veiliggesteld voor nader onderzoek. [32]
Op 5 januari 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres] te Middelburg, zijnde het woonadres van verdachte [33] . Tijdens deze doorzoeking zijn onder andere sportschoenen van het merk Adidas type Dragon in beslag genomen [34] [35] . Uit een vergelijkend onderzoek door de technische recherche is naar voren gekomen dat het profiel van deze schoenen overeenkomt met het profiel weergegeven in de sporen welke zijn aangetroffen in de woning aan [pleegplaats 5] te Middelburg. De conclusie luidt dat de sporen zijn veroorzaakt met schoenen soortgelijk aan de schoenen die onder verdachte in beslag zijn genomen. [36] Er kon niet worden vastgesteld of de sporen daadwerkelijk met voornoemde schoenen zijn veroorzaakt.
Verdachte had bij zijn aanhouding op 5 januari 2014 onder andere een Blackberry bij zich [37] . Deze gsm bleek na onderzoek te zijn weggenomen bij de woninginbraak aan [pleegplaats 5] te Middelburg [38] .
Blijkens een uitgewerkt tapgesprek wordt verdachte op 21 december 2013 te 21.52.01 uur gebeld door een persoon die gebruikt maakt van een nummer dat te naam is gesteld op [medeverdachte 2]. De man zegt dat hij verdachte nodig heeft waarop verdachte naar het slagingspercentage vraagt. De man zegt daarop dat ze met z’n drieën zijn dus dat ieder een derde krijgt. De man denkt 70. Verdachte zegt nog even bezig te zijn en ‘straks dan’. [39]
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak in de woning op het adres [pleegplaats 5] te Middelburg in de nacht van 22 december 2013. Zij acht daarbij mede van belang dat de bij de inbraak weggenomen telefoon op 5 januari 2014 is aangetroffen bij verdachte en hij daar dus kort na de inbraak de beschikking over heeft. De rechtbank is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij voornoemde woninginbraak. Hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, die voor hem zeer belastend zijn, zijn voorgehouden, heeft verdachte daar geen verklaring voor willen geven. De bewijsmiddelen zijn beschouwd vanuit twee scenario’s, namelijk een scenario waarin verdachte schuldig is en een scenario waarin verdachte onschuldig is, waarbij de vraag is beantwoord vanuit welk scenario de bewijsmiddelen het beste kunnen worden verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat verdachte één van de daders is geweest. Dat scenario is naar het oordeel van de rechtbank dan ook waarschijnlijker dan het scenario dat verdachte onschuldig is. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde woninginbraak te twijfelen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen, namelijk onder andere met [medeverdachte 2], van een diefstal door middel van braak in de woning op het adres [pleegplaats 5] te Middelburg. Zij acht het onder feit 6 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
iPhone
[aangever 8] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [pleegplaats 6] te Middelburg in de nacht van 9 augustus 2013 waarbij onder andere een Apple iPhone 5 is weggenomen [40] . Vanaf 25 oktober 2013 is er een taponderzoek op de weggenomen iPhone gestart teneinde de identiteit van de dader(s) te achterhalen. Uit een tapgesprek op 26 oktober 2013 blijkt dat de telefoon op dat moment in gebruik is bij verdachte. [41]
Verdachte had bij zijn aanhouding op 5 januari 2014 onder andere een iPhone 5 bij zich [42] , die was weggenomen bij voornoemde woninginbraak [43] . Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de iPhone heeft gekocht van een jongen en dat hij natuurlijk ook wel snapt dat niet alles zuiver is. [44]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde iPhone voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was.
Rugzak, laptop, laptoptas, portemonnee en sleutelbos
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan[adres] te Middelburg op 5 januari 2014 zijn naast de hiervoor genoemde goederen verder onder andere een rugzak van het merk Peak Performance, een laptop van het merk Asus, een laptoptas inclusief papieren op naam van [aangever 9], een portemonnee met daarin een bankpas op naam van [aangever 10], en een sleutelbos aangetroffen en in beslag genomen. [45] In de aangetroffen rugzak zaten onder andere fotoalbums [46] . Verbalisant [naam verbalisant] herkende op één van de foto’s de haar bekende [aangever 11]. Uit het politiesysteem blueview kwam een mutatie naar voren waarin aangifte van een woninginbraak werd gedaan. [47] [aangever 12] heeft op 15 augustus 2013 aangifte gedaan van inbraak in haar woning, waarbij onder andere een rugzak is weggenomen [48] , welke aangifte op 15 augustus 2013 is aangevuld door voornoemde [aangever 11]. Op 30 januari 2014 is de rugzak met inhoud teruggegeven aan aangeefster [49] .
Uit nader onderzoek naar de veiliggestelde gegevens van de onder verdachte in beslag genomen laptop van het merk Asus is naar voren gekomen dat daarop de e-mailadressen [mailadres 1] en [mailadres 2] waren gebruikt en tevens werd in e-mailberichten de naam [aangever 13] aangetroffen. [50] Op 15 oktober 2013 heeft [aangever 13] aangifte gedaan van inbraak in haar woning waarbij onder andere een laptop is weggenomen [51] .
Op 19 oktober 2013 heeft [aangever 9] aangifte gedaan van het feit dat er bij een inbraak in zijn woning de avond ervoor onder andere een laptoptas met daarin een laptop, kentekenbewijs, paspoort en andere papieren zaten is weggenomen [52] .
[aangever 10] heeft op 29 augustus 2013 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning die nacht, waarbij onder andere een portemonnee is weggenomen met daarin zijn Rabobank bankpas [53] .
Op 5 augustus 2013 heeft [aangever 14] aangifte gedaan van inbraak in zijn winkelpand aan [straatnaam] te Middelburg gepleegd in de periode van 16 juli 2013 tot 5 augustus 2013. Bij deze inbraak zijn diverse sleutels weggenomen. [54] Op 20 maart 2014 zijn door een verbalisant de bij verdachte op 5 januari 2014 aangetroffen en in beslag genomen sleutels en sleutelbossen aan aangever voornoemd getoond. Hij herkende diverse sleutels, waaronder de sleutelbos met inbeslagnamenummer 14, als zijnde zijn eigendom. [55]
Verdachte heeft met betrekking tot de in zijn woning aangetroffen goederen verklaard dat hij een laptop met laptoptas heeft gekocht van een jongen, terwijl hij wist dat de laptop gestolen was, en dat hij de laptop vervolgens heeft doorverkocht. De portemonnee zat ook in die laptoptas. [56] Verdachte heeft verder verklaard dat hij ook wel weet dat niet alles zuiver is [57] .
De omstandigheid dat verdachte beschikte over goederen die zijn weggenomen bij woninginbraken en dat hij heeft verklaard dat hij wist dat sommige goederen van diefstal afkomstig waren dan wel dat hij wist dat niet alle goederen ‘zuiver’ waren, acht de rechtbank voldoende voor het bewijs van wetenschap ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen dat deze goederen van diefstal afkomstig zijn. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van voornoemde goederen.
Scooter
Op 15 oktober 2013 heeft [straatnaam] aangifte gedaan van inbraak in haar garage en vervolgens diefstal van haar scooter. De sleutel zat er nog op. [58] De weggenomen scooter werd op 3 november 2013 aangetroffen in de brandgang van Park de Griffioen te Middelburg [59] .
In het dossier bevinden zich diverse uitgewerkte tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachte met [medeverdachte 1] telefonisch contact heeft over een scooter. Op 1 november 2013 wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 1], omdat hij de ‘scoobie’ vanavond nodig heeft. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens ‘die torie is gekarteld maar wel met kia toch? Wat als ander kenteken wordt gezet?’ Verdachte antwoordt daarop ‘dan is cool’. [60] Even later belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt of hij toch wel weet waar ‘ie’ staat. [medeverdachte 1] zegt ‘we gaan er een ander kenteken opzetten snap je. Dan is die torie gewoon eerlijk’. Op 6 november 2013 te 17.53.52 uur belt [medeverdachte 1] naar verdachte en vraagt ‘heb je die scoobie nog’ waarop verdachte zegt ‘ja, nog steeds zelfde plek’. Om 20.06.04 uur wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vraagt ‘waar staat die scoobie dan’ waarop verdachte antwoordt ‘daarzo nog’ en ‘in die zijgangetje daar’. [medeverdachte 1] zegt ‘ik loop hier doorheen maar ik zie nergens’. Op zijn vraag ‘welk zijgangetje, die met al die kleine steentjes’ antwoordt verdachte bevestigend. Nadat verdachte heeft gevraagd ‘istie weg dan’ zegt [medeverdachte 1] ‘het is ook geen goeie plek om neer te zetten man’. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt tijdens het gesprek een mast aan op de Pr. Wilsonlaan/Laan der Verenigde Naties. [61] Uit onderzoek is gebleken dat de vindplaats van de scooter zich bevindt binnen de reikwijdte van de mast die door de telefoon van verdachte werd aangestraald. [62]
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, zeer belastend voor verdachte zijn en in sterke mate redengevend voor het bewijs dat verdachte de beschikking heeft gehad over de op 15 oktober 2013 weggenomen scooter. Zij is zich bij de beoordeling van de bewijsmiddelen bewust geweest van het feit dat verdachte, hoewel de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen voor hem zeer belastend zijn, geen verklaring heeft willen afleggen met betrekking tot de opzetheling van de scooter. Op basis van de vastgestelde feiten en overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling. Zij overweegt voorts in dit verband dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de genoemde redengevende feiten en omstandigheden. Zij wordt echter nog gesterkt in haar overtuiging door het volledig uitblijven van enige aannemelijke verklaring van de kant van verdachte die de rechtbank aanleiding zou kunnen geven, om, tegenover de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden, aan de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde heling te twijfelen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt de opzetheling van een scooter.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 7 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
DEELNEMING AAN EEN CRIMINELE ORGANISATIE
- ORGANISATIE
Wettelijk kader
Aan de verdachten wordt verweten dat zij vanaf 19 augustus 2013 gedurende een reeks van maanden (variërend van 5 januari 2014 tot 4 maart 2014) hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft misdrijven te plegen. Dit is strafbaar gesteld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Artikel 140, eerste lid, Sr luidt:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oog heeft zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven die door andere deelnemers daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Niet is vereist dat een deelnemer aan de organisatie enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Een persoon is strafbaar louter vanwege zijn deelneming aan die organisatie.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is met betrekking tot het bestanddeel organisatie - kort en zakelijk weergegeven - het volgende standpunt ingenomen. Er was bij het handelen van de verdachten geen sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband maar het waren hooguit losse handelingen van individuen die onderling geen regels of afspraken hadden.
Overwegingen van de rechtbank
Bij de overwegingen met betrekking tot het bestanddeel organisatie gaat de rechtbank uit van organisatie als een neutraal begrip, geabstraheerd van het mogelijk criminele karakter van enig oogmerk.
- Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen.
In het arrest van 2 februari 2010 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2010:BK5193) heeft de advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad in zijn conclusie (onder 27 en 28) het volgende overwogen:
“Naarmate samenwerking inniger en duurzamer is, zal eerder aan het vereiste van een samenwerkingsverband met een zekere structuur zijn voldaan. Het duidelijkst springt dat in het oog wanneer wordt bedacht dat ook twee personen duurzaam en gestructureerd, dat wil zeggen, gericht op een bepaald doel, kunnen samenwerken zonder dat hun samenwerking verder is gestructureerd in afspraken. Een dergelijk samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men "werkendeweg" ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met duurzame samenwerking gediend is. Zo'n samenwerkingsverband is niet afhankelijk van regels, uitdrukkelijke afspraken of hiërarchische verhoudingen, maar kan heel wel duurzaam zijn en aan het werken aan een gemeenschappelijk doel een bepaalde structuur ontlenen.
Is van een lossere vorm van samenwerking sprake - geen vaste deelnemers aan het samenwerkingsverband, de deelnemers kennen elkaar maar ten dele - dan zal met name het vereiste van het samenwerkingsverband kunnen meebrengen dat ook de onderlinge verhouding tussen de deelnemers of - zoals in het hierna te noemen geval - enkele daarvan aan het samenwerkingsverband enige structuur geeft”.
Met verwijzing naar HR 22 januari 2008, LJN: BB7134, merkt de AG op dat de Hoge Raad het feit dat twee personen van een groep gedurende ongeveer dezelfde tijd in gestructureerd verband hebben samengewerkt, kennelijk voldoende acht om ook de overige personen van die groep te beschouwen als behorend tot de organisatie, zonder dat van hen een dergelijke structuur in de samenwerking wordt vastgesteld.
De aangehaalde overwegingen van de AG zijn door het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 17 december 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9018) als juist beoordeeld en ook de rechtbank neemt het aldus geschetste kader tot uitgangspunt.
- Feitelijke invulling
Binnen het hiervóór geschetste juridische kader zal de rechtbank bezien of en in hoeverre de verdachten moeten worden aangemerkt als behorend tot een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Het oogmerk van de organisatie blijft daarbij vooralsnog buiten beschouwing, evenals de vraag of, en zo ja, welke, verdachten daaraan hebben deelgenomen.
Op basis van de stukken, waaronder het methodieken dossier en een proces-verbaal van overzicht van 22 april 2014, gaat de rechtbank van het volgende uit.

Een selectie van inbraken
- Op 25/26 september 2013 is ingebroken bij basisschool [naam school] te Middelburg waarbij 34 iPads zijn gestolen.
Op een foto, genomen op de dag van de inbraak, in het geheugen van de telefoon van [medeverdachte 5] is [medeverdachte 2] te zien met een grote hoeveelheid iPads [63] .
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur waarbij [medeverdachte 1] aan een derde acht iPads aanbiedt en waarin wordt gezegd dat de iPad van [medeverdachte 2] is gekocht [64] .
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 22.32.39 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] zegt dat de jongen over de iPad is gebeld en dat acht stuks 1.600 euro kosten [65] .
Tapgesprek van 28 oktober 2013 te 22.38.24 uur van [verdachte] met [medeverdachte 1] waarin deze spreekt over het aanbieden van acht iPads voor 1.600 euro [66] .
- Op 14/15 oktober 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 7] te Nieuw- en Sint Joosland waarbij een scooter is weggenomen.
Tapgesprek van 1 november 2013 te 22.21.58 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarbij [medeverdachte 1] een scoebie, een hele verse, een retrootje aanbiedt [67] .
Uit tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 1 en 6 november 2013 blijkt dat [medeverdachte 1] met [verdachte] vermoedelijk spreekt over de weggenomen scooter [68] .
- Op 12 november 2013 is tussen 00.30 uur en 06.15 uur ingebroken in de woning [pleegplaats 2] te Middelburg waarbij een bovenlicht met kracht was opengetrokken, een uitzetijzer vernield en de daders via het bovenlicht naar binnen waren geklommen.
Aangifte van diefstal van onder andere een gsm [69] .
Tapgesprek van 11 november 2013 te 16.52.13 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] vraagt of ze vanavond gaan. Ze zeggen dat het crisis is. [medeverdachte 1] zegt dat ze beter iets gaan ondernemen. [verdachte] zegt dat hij een ding weet om te doen. [medeverdachte 1] vraagt of het safe is en [verdachte] denkt het wel. [medeverdachte 1] zegt dat het niet strak is met deze crisis en dat ze gewoon gaan. [70]
Tapgesprek van 12 november 2013 te 00.39.12 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 2] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij een red bultje nodig heeft [71] .
Tapgesprek van 12 november 2013 te 02.57.31 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 2] waarin [medeverdachte 1] zegt over een uur, anderhalf uur maar [getuige 2] weet niet of hij zo lang kan wachten. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat ding dan maar in de planten moet gooien bij [getuige 2] voor waar zijn scoebie altijd staat. [72]
Op 12 november 2013 te 05.05.20 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] [73] .
De bij de inbraak weggenomen gsm is later in gebruik bij [verdachte] [74] .
- Op 13 november 2013 is geprobeerd in te breken in de kantine van voetbalvereniging Zeeland Sport te Vlissingen.
Tapgesprek op 12 november 2013 te 19.07.15 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij “daar” al is [75] .
Tapgesprek op 12 november 2013 te 19.59.28 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij [medeverdachte 2] nodig heeft en dat [medeverdachte 2] buiten moet staan kijken. [medeverdachte 2] zegt: laat maar doen. Over die Torie, bedoel ik. [medeverdachte 1] zegt: we kunnen vanavond gaan. Je hebt het geld ook nodig, toch? [medeverdachte 2] zegt daarop: laat maar mij weten. Rustig gaan, succes. [76]
Tapgesprek op 13 november 2013 te 03.31.50 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 6] is. Die vraagt: zijn jullie klaar? [medeverdachte 1] antwoordt: ja, we zijn er bijna man maar in ieder geval zorg je dat je over een kleine tien minuten op de plek staat waar je ons hebt afgezet. [77]
Tapgesprek op 13 november 2013 te 03.55.49 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] waarin [medeverdachte 6] zegt dat hij een straatje verder is dan waar hij ze heeft afgezet. [medeverdachte 1] vraagt of het gewoon cooltjes is. [medeverdachte 6] zegt: ja man er is niks aan de hand hier. [medeverdachte 1] zegt: Okay is cool, blijf waar je bent daarzo. [78]
[medeverdachte 6] heeft later verklaard dat hij [medeverdachte 1] mogelijk die nacht had opgehaald [79] .
- Op 28/29 november 2013 is ingebroken in de woning [pleegplaats 3] te Middelburg.
Aangifte van 29 november 2013 van woninginbraak en diefstal van onder andere een laptop, een gsm, een TomTom en autosleutels [80] .
Tapgesprek van 29 november 2013 te 19.10.16 uur tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] waarin [medeverdachte 3] vraagt wat daar aanwezig was. [verdachte] zegt een leppie en een TomTom. [81]
Tapgesprek van 2 december 2013 te 16.45.25 uur tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] waarin [verdachte] zegt dat hij leppies, een iPhone 4 en weer een TomTom voor [medeverdachte 3] heeft. [82]
De bij de inbraak weggenomen gsm wordt enkele dagen door [medeverdachte 3] gebruikt. [medeverdachte 3] verklaart dat hij het betreffende toestel van [verdachte] had gekocht. [83]
- In de periode van 17 december tot en met 29 december 2013 is twee maal ingebroken op het adres [pleegplaats 8] te Middelburg.
Aangifte van diefstal van onder andere Wii-computerspel, en een horloge [84] .
Uit tapgesprekken blijkt dat dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij deze inbraken betrokken zijn. Een daar gestolen laptop is bij [medeverdachte 3] aangetroffen. Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een foto van het betreffende pand aangetroffen. [85]
- In de periode van 20 december tot en met 24 december 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 9] te Veere waarna aansluitend een Porsche is weggenomen.
Aangifte van 26 december 2013 door [aangever 16] van inbraak woning [pleegplaats 9] te Veere in periode van 20 december 2013 te 15 uur en 24 december 2013 te 17 uur waarbij onder andere een kluis, sieraden, horloges, autosleutels en autopapieren zijn weggenomen [86] .
Uit het taponderzoek, uit de historische gegevens en uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [getuige 3] blijkt dat [medeverdachte 5] en [getuige 3] hebben ingebroken op het adres [pleegplaats 9] te Veere. Op een foto op de telefoon van [medeverdachte 5] is de kluis te zien op de slaapkamer van [medeverdachte 5]. De volgende dag is op hetzelfde adres een personenauto merk Porsche weggenomen. Hierbij waren vermoedelijk [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] betrokken. Vervolgens zijn [medeverdachte 5], [medeverdachte 3], [getuige 4] en [medeverdachte 4] betrokken bij het verkopen van de Porsche. Dit blijkt uit tapgesprekken, mastgegevens en de verklaring van [getuige 4]. [87]
Tapgesprek op 23 december 2013 te 17.18.53 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] waarin [medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 5] “die papers osso” heeft. [medeverdachte 3] zegt dat ie op iemand zn naam weet je… dan is ie gewoon safe en dan kunnen we em gewoon selle. [88]
Tapgesprek op 23 december 2013 te 17.28.00 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] waarin [medeverdachte 5] vraagt wat die “prikke” is van die ding waarop [medeverdachte 3] zegt: we gaan kijken voor hoeveel die op internet staat, we gaan em gewoon pushe. [89]
Tapgesprek op 24 december 2013 te 12.03.46 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] zegt dat de man dan 1 of maximaal 2 dagen een iets op zijn naam moet zetten. Hij zegt ook dat als de man ziet in wat voor waggie hij hem op komt halen, dat de man dan zegt dat die sowieso weg is. [90]
Tapgesprek op 24 december 2013 te 12.29.55 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij nu bij de waggie is maar dat ding start niet [91] .
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 17.59.51 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij een leuk autootje voor de man heeft. Het is moeilijk om via de telefoon [92] .
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 18.05.25 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] als prijs 5.000 euro noemt [93] .
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 22.31.47 uur tussen [medeverdachte 1] en een man over de Porsche. [medeverdachte 1] zegt niet te veel zeggen over telefoon, je weet toch. Het ding is heet, het is heet, morgen laatste dag. De man laat van zich horen. [94]
Tapgesprek op 7 januari 2014 te 22.38.38 uur tussen [medeverdachte 1] en een man over een gestolen auto. [medeverdachte 1] zegt dat de auto van diefstal afkomstig is en dat de jongen alle papieren van die auto heeft. Hij vraagt aan de man of hij iemand weet wie dat koopt. [95]
Twee bij de inbraak weggenomen horloges zijn later bij [medeverdachte 3] aangetroffen [96] .
[getuige 4] heeft verklaard dat hij voor de bij de inbraak gestolen Porsche contacten had gelegd in Pijnacker en dat hij daarheen was gereden met onder meer [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden hem telefonisch min of meer bedreigd om deze Porsche weer op te halen. [97]
- Op 24 december 2013 is in Goes in een horecagelegenheid een gsm gestolen van [aangever 17]. Deze gsm is bij [medeverdachte 3] aangetroffen en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de gsm van [medeverdachte 5] had gekocht. [98]
- Op 30/31 december 2013 is ingebroken op het adres [pleegplaats 10] te Oost-Souburg.
Aangifte van diefstal tussen 30 december 2013 te 23.00 uur en 31 december 2013 te 13.00 uur van onder andere diverse (gouden) sieraden, computers en televisies [99] .
Tapgesprek op 31 december 2013 te 00.08.43 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij alleen weet welke straat het is [100] .
De gsm van [medeverdachte 2] geeft op 31 december 2013 van 02.12.04 uur tot 04.01.35 uur mastlocatie Oost-Souburg aan [101] .
De gsm van [medeverdachte 1] maakt in de nacht van de inbraak gebruik van zendmasten in de omgeving van de IJsselstraat te Oost-Souburg [102] .
Op 31 december 2013 te 04.39.54 uur wordt vanaf het gsm-nummer van [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gebeld [103] .
Op 31 december 2013 te 04.48.39 uur wordt door [medeverdachte 4] een sms gestuurd naar [medeverdachte 3] met tekst: kom schuurtje [104] .
Op 31 december 2013 te 04.49.43 uur wordt door [medeverdachte 4] een sms gestuurd naar [medeverdachte 3] met tekst: kan het nie of wel [105] .
Op 31 december 2013 te 04.50.23 uur wordt door [medeverdachte 3] een sms gestuurd met tekst: ik kan niet man wrede gezeik hr nu [106] .
Tapgesprek op 31 december 2013 te 04.55.50 uur tussen [medeverdachte 1] en [getuige 5] waarin [medeverdachte 1] zegt dat [getuige 5] moet zorgen dat zijn schuur open is omdat ze een paar dingen moeten inladen [107] .
Tapgesprek op 31 december 2013 te 11.28.54 uur waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij gisteren twee honderd granny gold heeft geklemd en dat het is gedeeld door drie. Ze waren met drie man. [108]
Tapgesprek op 31 december 2013 te 12.25.38 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij heel die kankerosso wakker maakt vannacht. [medeverdachte 1] zegt dat hij dan saaf had gehad. [109]
Een bij de inbraak weggenomen laptop is later aangetroffen bij [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij een paar dagen later goederen van deze inbraak had gekocht van [medeverdachte 1]. [110]

Een selectie van tapgesprekken
- Tapgesprek op 25 oktober 2013 te 22.48.05 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [verdachte] vraag of [medeverdachte 1] iets met witte dokter Drees kan. [medeverdachte 1] zegt het niet te weten en dat ze niet zoveel waard zijn. [medeverdachte 1] zegt dat die kabel wel kankerbelangrijk is. [111]
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin de man vraagt of [medeverdachte 1] een boksbeugel heeft [112] .
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.31.59 uur tussen [verdachte] en [medeverdachte 1], pag. 34 methodieken: gesprek over boksbeugels en de prijs per stuk en de mededeling van [medeverdachte 1] dat een mannetje alles koopt. [113]
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 20.01.56 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] spreekt over die ene man van die boksbeugels, 25 stuks. [verdachte] zegt dat de man nog niet heeft gereageerd. [114]
- Tapgesprek op 28 oktober 2013 te 15.24.09 uur tussen [medeverdachte 1] en een man waarin [medeverdachte 1] een gestolen S4 aanbiedt voor 250 euro [115] .
- Tapgesprek op 31 oktober 2013 te 22.27.27 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] vraagt hoe laat [verdachte] wou gaan en [medeverdachte 1] zegt: we gaan toch pas laat rond de nacht toch, …. Twee uur zoiets. [116]
- Tapgesprek op zaterdag 2 november 2013 te 20.28.22 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] zegt dat ze vanavond voor 100% kunnen gaan maar dat het morgen beter is, morgen is de perfecte dag. Zaterdag zijn er alcoholcontroles en staat er veel babylon (politie). [verdachte] zegt dat het zeker te doen is vandaag. [117]
- Tapgesprek op 3 november 2013 te 20.48.31 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] zegt dat vanavond 90 miljoen 100 procent is. [verdachte] vraagt of hij “hem” nog gesproken heeft. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” ready is. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] laat weten wanneer ze gaan. [118]
- Tapgesprek op 3 november 2013 te 21.32.19 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] naar het station komt en of hij alles ready heeft voor vanavond. [verdachte] vraag of [medeverdachte 1] nog wat nodig heeft. [medeverdachte 1] zegt handschoenen en een muts als het kan. [119]
- Tapgesprek op 27 november 2013 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 1] vraagt rond 19.00 uur naar hem toe te komen in zwarte kleren om daarna naar enkele plaatsen te gaan en te gaan slaan (overvallen) [120] .
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 14.13.50 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin op verzoek van [medeverdachte 1] Afghaans wordt gesproken over iemand die veel goud heeft gestolen en dat [medeverdachte 1] dit wil kopen [121] .
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 14.23.54 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] meldt dat een mannetje een iPhone 4S voor 30 euro aanbiedt. [122]
- Tapgesprek op 28 november 2013 te 22.10.15 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij iets voor [medeverdachte 3] heeft. [medeverdachte 3] zegt dat hij naar zijn schuur kan komen maar uit moet kijken omdat er hier veel blauw is. [123]
- Tapgesprek op 29 november 2013 te 12.25.49 uur tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 1] zegt dat er Afghaans gesproken moet worden en vraagt wat ze vannacht moeten doen. [medeverdachte 2] zegt dat hij niets heeft waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij iets weet en dat ze met z’n tweeën moeten gaan. [124]
- Tapgesprek op 29 november 2013 te 14.56.49 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] zegt dat hij niet lager gaat dan barkie tachtig en dat [medeverdachte 3] dat tegen de man moet zeggen [125] .
- Tapgesprek op 7 december 2013 te 13.29.56 uur tussen [verdachte] en een man waarin [verdachte] zegt dat hij van zijn ingevroren ijsjes er gisteren zes heeft weggedaan. [126]
- Tapgesprek op 13 december 2013 te 22.25.19 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin [medeverdachte 1] om een stierenpoot vraagt. [verdachte] zegt dat deze bij hem in gebruik is en hij waarschijnlijk vanavond ook op pad gaat. [verdachte] denkt dat ze rond 24.00 uur vertrekken en [medeverdachte 1] vraagt of [verdachte] kan garanderen dat hij hem heeft rond 2. [127]
- Tapgesprek op 17 december 2013 te 15.34.59 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin de man vraagt of de deur geforceerd is. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze via het bovenraam naar binnen zijn gegaan. [128]
- Tapgesprek op 18 december 2013 te 23.14.44 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij een beetje saaf heeft voor [medeverdachte 1] van die twee torries wat [medeverdachte 3] pakt [129] .
- Tapgesprek op 18 december 2013 te 23.13.26 uur tussen [medeverdachte 3] en een man waarin [medeverdachte 3] een LED TV, een iPad, een laptop en een Blackberry aanbiedt [130] .
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 20.14.30 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] nodig, hij moet gewoon op tijd zijn. Het is gewoon cool nu. [medeverdachte 1] zegt dat zijn gevoel niet goed is en dat [verdachte] zijn ding moet doen. [131]
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 17.43.02 uur tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij zo een beetje saaf heeft voor [medeverdachte 1] en dat het van hem is, een barkie of zo. Misschien dat [medeverdachte 3] zo die laptie en TV weg doet. [medeverdachte 1] zegt dat hij die barkie moet pakken en die andere twee dingen weg doet. [medeverdachte 1] zegt dat hij het snel moet doen. [132]
- Tapgesprek op 19 december 2013 te 00.34.21 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin wordt gesproken over een mannetje die komt en heel erg geïnteresseerd is in die stash en dat [medeverdachte 1] ze van die plek in Vlissingen heeft weggehaald omdat hij het niet vertrouwde. Hij heeft de dingen, behalve de grote dingen, op een safe plek in Zuid weggezet. [133]
- Tapgesprek op 23 december 2013 te 19.16.44 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij een S4 heeft geklemd en vraagt of hij de S4 zal houden of stoten. [medeverdachte 1] zegt stoten. [134]
- Tapgesprek op 23 december 2013 te 19.22.41 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waarin [medeverdachte 1] vraagt hoeveel voor een S4 [135] .
De contouren van een groep, die meer is dan een toevallige verzameling individuen, worden met de hiervoor genoemde vermogensdelicten, de tapgesprekken en de steeds terugkerende betrokkenheid van genoemde verdachten zichtbaar. Een aanwijzing voor de aanwezigheid van een gestructureerd samenwerkingsverband kan voorts gevonden worden in de vaststelling dat bij herhaling voorafgaand initiatief tot en overleg over inbraken (en slagingskansen) heeft plaatsgevonden waarbij soms ook een derde werd benaderd voor het beschikbaar stellen van een breekijzer. In het geval van de diefstal van een auto (Porsche) blijkt uit de taps dat voorafgaand aan de wegneming al overleg heeft plaatsgevonden over de afzetmogelijkheden van de auto. Uit de tapgesprekken is voorts op te maken dat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij herhaling is afgesproken om in de Afghaanse taal te spreken, dat men zich bewust is geweest dat onderwerpen niet via de telefoon besproken konden worden en dat van versluierd woordgebruik (een witte dokter Drees, boksbeugels, ingevroren ijsjes) sprake is geweest.
Dit vormt voor de rechtbank de bevestiging van wat al bleek uit de eerder genoemde aanwijzingen, namelijk dat hier sprake is van een groep waarvan de deelnemers participeren in een duurzame onderlinge samenwerking.
- Conclusie
De conclusie moet dan ook zijn dat er sprake was van een groep, waarvan de leden zich met elkaar verbonden voelden door een gemeenschappelijke wens om vermogensdelicten te plegen waarbij in relatief korte tijd veel inbraken zijn gepleegd en de bij die inbraken weggenomen goederen zijn geheeld en afgezet. Dat er tussen de leden van de groep verschil was in de intensiteit van de onderlinge contacten en in de mate van betrokkenheid bij de vermogensdelicten, doet daaraan niet af, nu in ieder geval kan worden vastgesteld dat er sprake was van een gedeelde wens om door middel van het plegen van genoemde feiten inkomsten te genereren.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verweren van de verdediging met betrekking tot het bestaan van een organisatie moeten worden verworpen en dat hier aanwezig is een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie in de betekenis die daaraan in de rechtspraak over artikel 140 Sr is gegeven. De verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben in de periode vanaf 19 augustus 2013 tot het moment van aanhouding tot de groep behoord. Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 6] is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op genoemde bewijsmiddelen, onvoldoende aanwijzingen zijn om tot bewijs te komen dat hij eveneens tot de groep heeft behoord. Verdachte [medeverdachte 6] zal van dit feit worden vrijgesproken.
- OOGMERK
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten woninginbraken en het helen van goederen. Ook volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen in toereikende mate dat het daarbij niet om individuele acties van leden van de organisatie ging, maar dat op dit alles het oogmerk van de organisatie was gericht. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat het oogmerk ook op het plegen van overvallen was gericht. Daarvan zullen verdachten worden vrijgesproken.
- DEELNEMING
Inleidend
Hiervóór heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake was van een organisatie, dat de verdachte daartoe behoorde en voorts welke misdrijven deze organisatie tot oogmerk had.
Thans is aan de orde de vraag of verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen.
Juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; in zoverre is voorwaardelijk opzet niet voldoende. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In zijn algemeenheid weten
Uit het onderzoek ter terechtzitting en genoemde bewijsmiddelen volgt in toereikende mate dat verdachte in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie waartoe hij behoorde tot oogmerk had het plegen van de hiervóór vermelde misdrijven. De rechtbank leidt dit in het bijzonder af uit het feit dat verdachte hiervan door zijn handelen en de tapgesprekken waar hij aan heeft deelgenomen, blijk heeft gegeven.
Deelnemingshandelingen
De deelneming kan immers - zoals gezegd - bestaan uit, op zichzelf genomen, niet strafbare gedragingen. Indien dan de verdachte behoort tot de organisatie en in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven zijn in elk geval de hiervoor bewezenverklaarde feiten handelingen deelnemingshandelingen omdat deze onder die omstandigheden moeten worden beschouwd als een aandeel in, dan wel ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Deelneming toegespitst op de verdachten
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en de bewezenverklaring van de overige feiten betreffende verdachte volgt dat verdachte meerdere van bovenbedoelde deelnemingshandelingen heeft verricht.
Na het voorgaande behoeft hetgeen overigens door of namens verdachte met betrekking tot de deelneming van verdachte is betoogd, geen verdere bespreking nu dat aan de voorgaande vaststellingen niet kan afdoen. De stelling van de verdediging dat de wetgever met de strafbaarstelling van artikel 140 Sr handelingen van een groep als waarvan verdachte deel heeft uitgemaakt niet heeft beoogd, vindt geen steun in het recht.
Bewezen is dan ook dat verdachte hetgeen hem is ten laste gelegd heeft gepleegd, een en ander zoals in de bewezenverklaring vermeld.
Parketnummer 02/688087-14In de nacht van 27 december 2013 is in Middelburg [aangever 6] met kracht door ‘[verdachte]’ in zijn gezicht geslagen. [aangever 6] voelde direct dat door de klap zijn neus brak. [136] Verdachte heeft verklaard dat – toen de jongen hem wilde slaan – hij hem een klap op de borst heeft gegeven en dat de jongen door de klap op de grond is gevallen. [137] Hij heeft ontkend de jongen in zijn gezicht te hebben geslagen. [getuige 6] heeft verklaard dat het slachtoffer een klap heeft gekregen van de jongen met het blonde haar. [getuige 6] heeft de neus horen kraken. [138] [getuige 7] heeft verklaard dat een jongen uit Dauwendaele [aangever 6] de genadeklap heeft gegeven. [aangever 6] lag op de grond en er kwam veel bloed uit zijn neus. [139]
De gebroken neus is weliswaar gezet, maar een maand later bleek bij controle dat deze nog steeds scheef stond en dat de doorgankelijkheid beperkt was. Een operatieve correctie wordt overwogen. [140]
Gelet op genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de blonde jongen is geweest die in de nacht van 27 december 2013 [aangever 6] met kracht op zijn neus heeft geslagen waardoor deze is gebroken. Hierdoor heeft hij zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling als is tenlastegelegd onder parketnummer 02/688087-14.
De rechtbank acht niet bewezen de openlijke geweldpleging als primair is tenlastegelegd. Uit het dossier blijkt weliswaar dat voorafgaande aan de klap door verdachte sprake is geweest van openlijke geweldpleging, maar niet is komen vast te staan dat verdachte hierin een aandeel heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02/820622-13
1.
hijin
of omstreeksde periode van 19 augustus 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten o.a.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]
en [medeverdachte 5]
en [medeverdachte 6]
, welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven,het
plegen van (woning)inbraken en
/ofhet helen van goederen
en/of het plegen van
overvallen;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hijop
of omstreeks05 januari 2014 te Middelburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in
/uiteen woning gelegen aan de [pleegplaats 1] weg te nemen één of meer
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleendoor het
inslaan van een ruit en
/ofhet trachten te openen van het raam, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hijop
of omstreeks05 januari 2014 te Middelburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in
/uiteen woning gelegen aan de [pleegplaats 2] weg te nemen één of meer
goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2],
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de
toegang tot die woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen goederen
onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbreking en/of
inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleendoor het
(trachten te
)forceren van een raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
4. subsidiair
hij in of omstreeksvan 28/29 november 2013 tot en met 4 december 2013 te
Middelburg,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,een GSM (Samsung Galaxy)
heeft verworven,
voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn
mededader(s)ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die GSM
wist
(en)dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof;
5. primair
hijop
of omstreeks12 november 2013 te Middelburg tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in
/uiteen woning gelegen aan de [pleegplaats 2] heeft weggenomen 450
euro en
/ofeen GSM (Samsung) en
/ofeen televisie en
/ofeen ring,
in elk geval
enige goederen, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 4],
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbrekingen
/of
inklimming;
6. primair
hijop
of omstreeks22 december 2013 te Middelburg tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [pleegplaats 5] heeft weggenomen
een tablet (Samsung Galaxy) en
/ofeen playstation 3 en
/ofeen digitale camera
en
/ofeen GSM (Blackberry),
in elk geval enige goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van
braak,verbreking en
/ofinklimming;
7.
hijin
of omstreeksde periode van 26 oktober 2013 tot en met 5 januari 2014
te Middelburg,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,een Iphone (zaak 2013054343) en
/ofeen
rugzak (zaak 2013056078) en
/ofeen laptop (zaak 2013071903) en
/ofeen scooter
(zaak 2013071905) en
/ofeen laptoptas inclusief papieren (zaak 2013072906)
en
/ofeen portemonnee en bankpas (zaak 2013060376) en
/ofeen sleutelbos (zaak
2013053165) heeft
/hebben verworven,voorhanden heeft
/hebbengehad
en/of
heeft/hebben overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van
het
verwerven of hetvoorhanden krijgen van voornoemde goederen wist
(en)dat
het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof.
parketnummer 02/688087-14
subsidiair
hijop
of omstreeks27 december 2013 te Middelburg aan een persoon genaamd
[aangever 6], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk met kracht in het gezicht te
slaan/stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Parketnummer 02/688087-14
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een geldig beroep op noodweer. Hij heeft daartoe geconcludeerd op basis van de verklaring van verdachte.
De officier van justitie is van mening dat het verweer dient te worden verworpen, nu de lezing van verdachte niet wordt ondersteund.
De rechtbank overweegt hier het volgende.
Op grond van de bewijsmiddelen en de bewezenverklaring gaat de rechtbank in het bijzonder uit van de verklaring van aangever dat hij vanuit het niets van [verdachte] een klap in zijn gezicht kreeg. Blijkens de verklaring van verdachte tegenover de politie afgelegd wilde het slachtoffer hem slaan, maar hij raakte hem niet. Verdachte heeft hem toen een klap gegeven. In een dusdanige situatie is er geen onmiddellijk dreigend gevaar voor verdachte.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een situatie waarin verdedigend handelen door verdachte was geboden. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In zijn strafeis heeft de officier van justitie betrokken het strafblad van verdachte en het aantal feiten waarbij hij, ondanks zijn jonge leeftijd, thans is betrokken. Hij heeft op grote schaal ingebroken en mensen veel schade en leed toegebracht. Verdachte weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden en in dit verband heeft de reclassering geadviseerd hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij acht toezicht niet aangewezen, omdat hij niet openstaat voor begeleiding of behandeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de straftoemeting aanmerkelijk lager dient uit te vallen dan het ondergane voorarrest in deze zaak van 250 dagen. Zij heeft betoogd aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht toegespitst op begeleiding door De Waag. Verdachte heeft stevige fouten gemaakt, welke zijn te herleiden tot slechts een zeer beperkt aantal handelingen. Hij was nog jong, slechts 18 jaar. Bij het bepalen van de op te leggen straf dient het vonnis van de politierechter van 30 september 2014 conform artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht te worden meegewogen. Verdachte heeft in de afgelopen maanden enige rust ontwikkeld en hoopt een baantje te verwerven om in het komende schooljaar in te kunnen stromen in een passende opleiding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende enige tijd in de bewezen verklaarde periode een rol gespeeld binnen een criminele organisatie, die zich bezig hield met het op grote schaal plegen van (woning)inbraken en heling van gestolen goederen. Binnen dit criminele samenwerkingsverband heeft verdachte zich ook daadwerkelijk, al dan niet samen met een aantal anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van diverse woninginbraken. Het is voor de slachtoffers daarvan vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Zij zullen zich naar verwachting in hun woning niet meer zo veilig voelen als voorheen. Een dergelijke werkwijze getuigt van een grote mate van disrespect voor de persoonlijke levenssfeer van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarop in ernstige mate inbreuk gemaakt en kennelijk niet stilgestaan bij de gevolgen voor de bewoners. Zij hebben geldelijk gewin vooropgesteld. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook dat is een ernstig feit.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank voorts rekening met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 11 december 2014 waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, onder meer bij vonnis van 3 juli 2013 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. De toen aan hem opgelegde voorwaardelijke straf heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Immers, verdachte liep nog in een proeftijd toen hij onderhavige feiten pleegde. De rechtbank stelt in dit verband vast dat verdachte korte tijd na genoemd vonnis al volop bezig was met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank acht dit zeer verontrustend. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 september 2014 schuldig gemaakt aan vernieling waarvoor hij bij vonnis van 30 september 2014 door de politierechter tot een gevangenisstraf van zeventien dagen is veroordeeld. Dit versterkt het zorgelijke beeld dat over verdachte is ontstaan.
Over verdachte is op 25 maart 2014 een rapport uitgebracht door Reclassering Nederland. Hieruit komt naar voren dat er veel zorgen zijn over de psychosociale situatie van verdachte. Verdachte is in het verleden gediagnosticeerd met ADHD en uit een eerder uitgebracht Pro Justitia- rapportage blijkt dat impulsief gedrag in grote mate zijn functioneren bepaalt. In 2013 is verdachte verwezen naar de instelling De Waag maar behandeling is niet van de grond gekomen omdat hij zijn afspraken niet nakwam en niet openstond voor behandeling. Verdachte heeft een neiging tot zelfbeschikking en is wars van alle bemoeienis van volwassenen. Hij wil zich niet langer laten vertellen door anderen wat hij moet doen. Hij is egocentrisch ingesteld en heeft niet veel zicht op zijn eigen en andermans emoties. Hij heeft de reclassering geen toestemming gegeven om contact op te nemen met personen uit zijn omgeving, zoals bijvoorbeeld zijn moeder. Er is geen inkomen, geen zinvolle dagbesteding en geen concreet plan voor de toekomst. Het sociale netwerk is grotendeels negatief en de kans op herhaling is hoog. De reclassering is van mening dat reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden geen kans van slagen heeft omdat verdachte daar niet voor open staat en naar eigen zeggen voor gevangenisstraf kiest. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Ter terechtzitting is dit beeld, ook door de medewerker van de reclassering die verdachte de afgelopen periode heeft geprobeerd te begeleiden, bevestigd. Op vragen van de rechtbank verklaarde verdachte dat hij inderdaad de voorkeur geeft aan het uitzitten van een gevangenisstraf en dat hij niet open staat voor begeleiding en behandeling. Vervolgens nuanceerde hij dit enigszins naar aanleiding van vragen van zijn raadsman maar hij overtuigde de rechtbank daarmee niet. De rechtbank concludeert op basis van het gesprek met verdachte ter zitting dat de inhoud van het rapport van de reclassering een juist beeld geeft over verdachte. Verdachte maakt op de rechtbank een verharde en berekenende indruk. Verdachte heeft geen inzicht willen geven in (de achtergrond van) de gepleegde feiten en hetgeen hiervoor ten aanzien van het strafblad is overwogen, is strafverzwarend.
De rechtbank is op grond van de ernst en het aantal van de feiten alsmede de persoon van verdachte van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De eis van de officier van justitie is in het licht van het voorgaande reëel en begrijpelijk. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Zij zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partijen

Parketnummer 02/ 820622-13
Feit 2
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 214,93 voor feit 2. De officier van justitie acht deze schade toewijsbaar. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor dit feit en om die reden verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Feit 4
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 686,00 voor feit 4. De officier van justitie acht [aangever 3] niet ontvankelijk in zijn vordering, nu hij slechts de opzetheling bewezen acht. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en om die reden verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak in de woning aan de Grootmede in Middelburg is er geen causaal verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en kan deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Feit 7
De benadeelde partijen [aangever 13], [aangever 12], [aangever 9] en [aangever 10] hebben in deze zaak een voegingsformulier benadeelde partij ingediend. Door [aangever 12] en [aangever 10] is hierop echter geen schadebedrag ingevuld. Nu de feiten waarvan deze benadeelde partijen slachtoffer zijn geworden niet op de dagvaarding staan vermeld en verdachte slechts in aanmerking komt voor heling van bij aangevers weggenomen goederen is er onvoldoende direct causaal verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en kunnen deze vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Parketnummer 02/688087-14
De benadeelde partij [aangever 6] vordert een schadevergoeding van € 2.305,75 voor het feit onder parketnummer 02/688087-14, waarvan € 800,00 ter zake van immateriële schade en
€ 1.505,75 ter zake van materiële schade.
De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Van de gevorderde materiële schadevergoeding kan het eigen risico (€ 362,00) en de reiskosten (€ 21,84) worden toegewezen. De overige gevorderde materiële schadevergoeding is niet aan te merken als een rechtstreeks gevolg van het te bewijzen feit en voor dit deel van de vordering dient de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van de helft van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat van de gevorderde materiële schadevergoeding alleen de reiskosten voor toewijzing vatbaar zijn. Door de verdediging wordt verzocht niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat dit – gelet op de financiële situatie van verdachte - ongetwijfeld zal leiden tot executie van de vervangende hechtenis.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever 6] materiële schade heeft geleden, als gevolg van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal toewijzen het gevorderde bedrag aan eigen risico van de zorgverzekering. Zij acht dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. Ook de gevorderde schade aan de jas acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal dat bedrag toewijzen. Van de gevorderde bedragen voor de schade aan het overhemd en de schoenen zal de rechtbank een afschrijving hanteren van 10%.
De rechtbank zal in totaal ter zake van materiële schade een bedrag van € 782,86 toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij ter zake de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding dat de helft hiervan door de verdediging niet wordt betwist. Dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden staat voor de rechtbank vast. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gebruikelijk in Nederland toegewezen bedragen, een vergoeding van € 800,00 redelijk en billijk is en zal dit bedrag dan ook in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, derhalve een bedrag van in totaal € 1.582,86 toewijzen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens schadevergoedingsmaatregelen opleggen.

8.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen sleutels verbeurd worden verklaard.
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van, naar de rechtbank begrijpt, 3 juli 2013, te weten een jeugddetentie voor de duur van 144 dagen, ten uitvoer zal worden gelegd. Hij heeft verzocht de straf op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht om te zetten in 144 dagen gevangenisstraf.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht uitdrukkelijk in haar vonnis op te nemen dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt geïncorporeerd in de aftrekregeling van het voorarrest. Subsidiair heeft zij de optie verdedigd de voorwaardelijke straf slechts ten dele ten uitvoer te leggen, dit onder verlenging van de proeftijd van het restant met omzetting van de bijzondere voorwaarde van het toezicht door de jeugdreclassering in toezicht door Reclassering Nederland, dan wel een werkstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Verrekening met de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht in onderhavige strafzaak is niet aan de orde gelet op de straf die aan verdachte in onderhavige strafzaak wordt opgelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat omzetting van de ten uitvoer te leggen jeugddetentie in een werkstraf niet opportuun is en wijst daarbij op hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet beslissen.
Op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank bepalen dat de straf als gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd, nu verdachte inmiddels meerderjarig is en niet meer voor het ondergaan van jeugddetentie in aanmerking komt.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14g, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 63, 77k, 140, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
-verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/820622-13feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2 en 3, telkens: Poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4 subsidiair: Opzetheling;
feit 5 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en
inklimming;
feit 6 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en
inklimming;
feit 7: Opzetheling, meermalen gepleegd;
Parketnummer 02/688087-14
subsidiair: Zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
Parketnummer 02/820622-13
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 214,93;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partijen [aangever 3], [aangever 13], [aangever 12], [aangever 9] en [aangever 10] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [aangever 3], [aangever 13], [aangever 12], [aangever 9] en [aangever 10] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Parketnummer 02/688087-14
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 1.582,86, waarvan € 782,86 ter zake van materiële schade en € 800,00 ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 december 2103 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [aangever 1] (parketnummer 02/820622-13 feit 2), € 214,93, 4 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [aangever 6] (parketnummer 02/62\88087-14), € 1,582,86, 25 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd alle voorwerpen, te weten sleutels, die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn opgenomen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 3 juli 2013 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/700114-13
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een jeugddetentie voor de duur van 144 (honderdvierenveertig) dagen;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door gevangenisstraf voor de duur van 144 (honderdvierenveertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. J. de Graaf en mr. J.B. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal ‘onderzoek Aalen’, zaak 2014001077, verdachte [verdachte], van de regiopolitie Zeeland-West Brabant, WOS Middelburg, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 898.
2.Het proces-verbaal bevindingen melding, pagina 166 van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 169 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 170 van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 176 van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 182 van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 176 van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 618 van voornoemd eindproces-verbaal.
9.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 182 van voornoemd eindproces-verbaal.
10.Het proces-verbaal FTO, pagina 189 van voornoemd eindproces-verbaal.
11.De processen-verbaal van bevindingen, pagina 169 en 618 van voornoemd eindproces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], mede namens [aangever 7], pagina 155 en 156 van voornoemd eindproces-verbaal.
13.De bij het onder voetnoot 12 gevoegde bijlage weggenomen goederen, pagina 158, 159 en 161 van voornoemd eindproces-verbaal.
14.Tapgesprek 29-11-2013 19.10.16, pagina 16 van voornoemd eindproces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [naam heler] en de afstandsverklaring in beslag genomen voorwerp, pagina 458 respectievelijk 462 van voornoemd eindproces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], pagina 517 van voornoemd eindproces-verbaal.
17.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], pagina 518 van voornoemd eindproces-verbaal.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4], pagina 124 van voornoemd eindproces-verbaal.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] en de daarbij gevoegde bijlage weggenomen goederen, pagina 125 respectievelijk 127 van voornoemd eindproces-verbaal.
20.Het proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 4], pagina 129 van voornoemd eindproces-verbaal.
21.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 138 van voornoemd eindproces-verbaal.
22.Het proces-verbaal, pagina 150 van voornoemd eindproces-verbaal.
23.Tapgesprek 11-11-13 16.52.13, pagina 739 van voornoemd eindproces-verbaal.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 578 van voornoemd eindproces-verbaal.
25.De bij het onder voetnoot 24 genoemde proces-verbaal gevoegde lijst in beslag genomen goederen, pagina 581 (nrs. 62 en 79) van voornoemd eindproces-verbaal.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 133 van voornoemd eindproces-verbaal.
27.De bij het onder voetnoot 24 genoemde proces-verbaal gevoegde lijst in beslag genomen goederen, pagina 579 van voornoemd eindproces-verbaal.
28.De kennisgeving inbeslagneming, pagina 214 van voornoemd eindproces-verbaal.
29.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 144 en 145 van voornoemd eindproces-verbaal.
30.Het proces-verbaal terzake feiten [verdachte], pagina 14 en 15 van voornoemd eindproces-verbaal.
31.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] en de bijlage goederen, pagina 201 en 202 respectievelijk 203 van voornoemd eindproces-verbaal.
32.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 210 van voornoemd eindproces-verbaal.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 578 van voornoemd eindproces-verbaal.
34.De bij het onder voetnoot 33 genoemde proces-verbaal gevoegde lijst in beslag genomen goederen, pagina 579 van voornoemd eindproces-verbaal.
35.De kennisgeving inbeslagneming, pagina 214 van voornoemd eindproces-verbaal.
36.Het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 216 en 217 van voornoemd eindproces-verbaal.
37.Het proces-verbaal van bevindingen en de kennisgeving inbeslagneming, pagina 618 respectievelijk 194 van voornoemd eindproces-verbaal.
38.Het proces-verbaal terzake feiten [verdachte], pagina 18 van voornoemd eindproces-verbaal.
39.Tapgesprek 21-12-2013 21.52.01 uur, pagina 20 van voornoemd eindproces-verbaal.
40.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] en de daarbij gevoegde bijlage weggenomen goederen, pagina 43 en 44 respectievelijk 47 van voornoemd eindproces-verbaal.
41.Het proces-verbaal terzake feiten [verdachte], pagina 11 van voornoemd eindproces-verbaal.
42.Het proces-verbaal van bevindingen en de kennisgeving van inbeslagneming, pagina 618 respectievelijk 71 van voornoemd eindproces-verbaal.
43.Het proces-verbaal terzake feiten [verdachte], pagina 11 van voornoemd eindproces-verbaal.
44.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 549 van voornoemd eindproces-verbaal.
45.Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde lijst in beslag genomen goederen, pagina 57 tot en met 60 van voornoemd eindproces-verbaal.
46.De kennisgeving van inbeslagneming, pagina 247 van voornoemd eindproces-verbaal.
47.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 250 van voornoemd eindproces-verbaal.
48.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 252 en 253 van voornoemd eindproces-verbaal.
49.Het bewijs van ontvangst, pagina 274 van voornoemd eindproces-verbaal.
50.De kennisgeving van inbeslagneming en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 299 respectievelijk 300 van voornoemd eindproces-verbaal.
51.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 13], pagina 302 van voornoemd eindproces-verbaal.
52.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9], pagina 323 en 324 van voornoemd eindproces-verbaal.
53.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10], pagina 340 en 341 van voornoemd eindproces-verbaal.
54.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 14], pagina 279 en 280 van voornoemd eindproces-verbaal.
55.Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde foto, pagina 285 respectievelijk 289 van voornoemd eindproces-verbaal.
56.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 548 en 549 van voornoemd eindproces-verbaal.
57.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 549 van voornoemd eindproces-verbaal.
58.Het proces-verbaal van aangifte van [straatnaam], pagina 310 van voornoemd eindproces-verbaal.
59.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 317 van voornoemd eindproces-verbaal.
60.Tapgesprek 01-11-2-13 18.21.46, pagina 319 van voornoemd eindproces-verbaal.
61.Tapgesprek, pagina 316 van voornoemd eindproces-verbaal.
62.Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde foto, pagina 313 en 315 van voornoemd eindproces-verbaal.
63.Proces-verbaal van overzicht, pagina 6, zesde aandachtbolletje.
64.Pagina 34 van het methodiekendossier.
65.Pagina 123 en 124 van het methodiekendossier.
66.Pagina 34 en 35 van het methodiekendossier.
67.Pagina 540 van het methodiekendossier.
68.Proces-verbaal van overzicht, pagina 13, vierde aandachtbolletje.
69.Pagina 249 tot en met 252 van het methodiekendossier.
70.Pagina 308 van het methodiekendossier.
71.Pagina 1049 van het methodiekendossier.
72.Pagina 1049 van het methodiekendossier.
73.Pagina 1050 van het methodiekendossier.
74.Proces-verbaal van overzicht, pagina 5, zevende aandachtbolletje.
75.Pagina 1050 en 1051 van het methodiekendossier.
76.Pagina 1051 van het methodiekendossier.
77.Pagina 1052 van het methodiekendossier en het proces-verbaal van overzicht, pagina 10, vijfde aandachtbolletje.
78.Pagina 1052 van het methodiekendossier en het proces-verbaal van overzicht, pagina 10, vijfde aandachtbolletje.
79.Proces-verbaal van overzicht, pagina 10, vijfde aandachtbolletje.
80.Pagina 262 tot en met 266 van het methodiekendossier
81.Pagina 257 van het methodiekendossier.
82.Pagina 257 van het methodiekendossier.
83.Proces-verbaal van overzicht, pagina 5, derde aandachtbolletje.
84.Pagina 623 tot en met 628 van het methodiekendossier.
85.Proces-verbaal van overzicht, pagina 7, eerste aandachtbolletje.
86.Pagina 199 tot en met 203 van het methodiekendossier.
87.Proces-verbaal van overzicht, pagina 7, derde aandachtbolletje.
88.Pagina 592 van het methodiekendossier.
89.Pagina 592 van het methodiekendossier.
90.Pagina 593 van het methodiekendossier.
91.Pagina 594 van het methodiekendossier.
92.Pagina 193 van het methodiekendossier.
93.Pagina 193 van het methodiekendossier.
94.Pagina 194 van het methodiekendossier.
95.Pagina 194 van het methodiekendossier.
96.Proces-verbaal van overzicht, pagina 9 laatste aandachtbolletje.
97.Proces-verbaal van overzicht, pagina 14, elfde aandachtbolletje.
98.Proces-verbaal van overzicht, pagina 10, eerste aandachtbolletje.
99.Pagina 629 tot en met 636 van het methodiekendossier.
100.Pagina 722 van het methodiekendossier.
101.Pagina 106 van het methodiekendossier.
102.Proces-verbaal van overzicht, pagina 6, zevende aandachtbolletje.
103.Pagina 107 van het methodiekendossier.
104.Pagina 107 van het methodiekendossier en proces-verbaal van overzicht, pagina 6, zevende aandachtbolletje.
105.Pagina 108 van het methodiekendossier en proces-verbaal van overzicht, pagina 6, zevende aandachtbolletje.
106.Pagina 108 van het methodiekendossier.
107.Pagina 108 van het methodiekendossier.
108.Pagina 109 van het methodiekendossier.
109.Pagina 109 en 100 van het methodiekendossier.
110.Proces-verbaal van overzicht, pagina 6, laatste aandachtbolletje en begin pagina 7.
111.Pagina 122 van het methodiekendossier.
112.Pagina 123 van het methodiekendossier.
113.Pagina 34 van het methodiekendossier.
114.Pagina 34 van het methodiekendossier.
115.Pagina 58 van het methodiekendossier.
116.Pagina 894 van het methodiekendossier.
117.Pagina 240 van het methodiekendossier.
118.Pagina 240 van het methodiekendossier.
119.Pagina 241 van het methodiekendossier.
120.Pagina 86 van het methodiekendossier.
121.Pagina 86 van het methodiekendossier.
122.Pagina 87 van het methodiekendossier.
123.Pagina 87 van het methodiekendossier.
124.Pagina 462 van het methodiekendossier.
125.Pagina 89 van het methodiekendossier.
126.Pagina 258 van het methodiekendossier.
127.Pagina 259 van het methodiekendossier.
128.Pagina 589 van het methodiekendossier.
129.Pagina 168 van het methodiekendossier.
130.Pagina 511 van het methodiekendossier.
131.Pagina 470 van het methodiekendossier.
132.Pagina 102 van het methodiekendossier.
133.Pagina 101 en 102 van het methodiekendossier.
134.Pagina 103 van het methodiekendossier.
135.Pagina 103 van het methodiekendossier.
136.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6], pagina 3, tweede blad van voornoemd eindproces-verbaal.
137.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 7, tweede blad van voornoemd eindproces-verbaal.
138.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6], pagina 6, eerste en tweede blad van voornoemd eindproces-verbaal.
139.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7], pagina 8, vierde blad van voornoemd eindproces-verbaal.
140.De letselbeschrijving, pagina 9 van voornoemd eindproces-verbaal.