In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van omzetbelasting aan een chiropraxiepraktijk. De belanghebbende, een BV die chiropraxie aanbiedt, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de inspecteur van de Belastingdienst om teruggaaf van € 22.013 aan omzetbelasting te verlenen. De inspecteur stelde dat chiropraxie niet onder de vrijstelling van de Wet op de omzetbelasting valt, terwijl de belanghebbende betoogde dat chiropraxie in concurrentie staat met fysiotherapie, dat wel vrijgesteld is. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende voldoende bewijs had geleverd dat de kwaliteit van chiropraxie gelijkwaardig is aan die van fysiotherapie. De rechtbank concludeerde dat het onthouden van de vrijstelling voor chiropraxie in strijd is met het neutraliteitsbeginsel, dat vereist dat soortgelijke diensten gelijk behandeld worden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verleende de belanghebbende de gevraagde teruggaaf van omzetbelasting. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.