In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de motorrijtuigenbelasting (MRB) en de toepassing van overgangsmaatregelen voor oldtimers. De belanghebbende, eigenaar van een dieselauto die in 1984 voor het eerst in gebruik is genomen, betwistte de belastingheffing die voortvloeide uit een wetswijziging per 1 januari 2014. Deze wijziging verhoogde de leeftijdsgrens voor volledige vrijstelling van motorrijtuigenbelasting van 30 naar 40 jaar en introduceerde een overgangsregeling die enkel gold voor benzineauto's. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen recht had op de vrijstelling, omdat de wetgever binnen zijn beoordelingsvrijheid handelde en de wijziging niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel of het discriminatieverbod. De rechtbank concludeerde dat dieselauto's en benzineauto's niet vergelijkbaar zijn en dat de wetgever een legitiem doel had met de wijziging, namelijk het behoud van cultureel erfgoed en het beperken van milieuvervuiling. De rechtbank verwierp ook het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de vrijstellingsbeschikking niet eeuwigdurend was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.