Op 29 april 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de heffing van reclamebelasting door de gemeente Tilburg. De zaak betreft een beroep van een huisarts, belanghebbende, tegen de aanslag reclamebelasting van € 500 die was opgelegd voor een bord aan de voorgevel van zijn praktijk. Dit bord maakte aan het publiek kenbaar dat er een huisarts gevestigd was en bevatte informatie over de praktijk. De rechtbank oordeelde dat het bord zichtbaar en leesbaar was vanaf de openbare weg, waardoor er sprake was van een openbare aankondiging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de aanslag terecht was opgelegd op basis van de gemeentelijke verordening die reclamebelasting heffingen regelt.
De rechtbank behandelde ook het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat hij stelde dat hij in dertig jaar nooit reclamebelasting had hoeven betalen voor het bord. De rechtbank verwierp dit beroep, omdat het niet aannemelijk was dat de heffingsambtenaar ooit een standpunt had ingenomen dat het bord vrijgesteld zou zijn van belasting. Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de vergelijkbare zaak die door belanghebbende werd aangehaald, wezenlijk verschilde van zijn eigen situatie. De rechtbank concludeerde dat de aanslag reclamebelasting terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.