Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 april 2015
[gedaagde],
het verloop van de procedure
de beoordeling van de zaak
een termijn van twee jaar de gerechtigde die van zijn opt-out bevoegdheid gebruik heeft gemaakt ruim voldoende tijd biedt om verdere juridische stappen te ondernemen. Bedacht zij dat de gerechtigde op dat moment ook in staat is om juridische actie te ondernemen en het langdurig uitstellen daarvan onnodig nadelig is voor de wederpartij.”
partijenaan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit. (art. 24 Rv.) Met deze wetsbepaling is het beginsel van de autonomie van de procespartijen uitdrukkelijk in de wet neergelegd. In dit geding is er des te meer reden voor de werking van dit beginsel, omdat gedaagde zijn vordering nu juist (nog) niet ter beoordeling aan de rechter wenst voor te leggen. Weliswaar moet de rechter ambtshalve rechtsgronden aanvullen (art. 25 Rv.), maar niet tegen de uitdrukkelijke wens van een procespartij (HR 15 mei 1998, NJ 1998, 625).