ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2875
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges bij aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de leges die in rekening zijn gebracht bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal. De belanghebbende had een aanvraag ingediend waarbij hij de bouwkosten op € 600.000 had geraamd. De heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout berekende echter de bouwkosten op € 894.000 op basis van de ROEB-lijst, wat leidde tot een legesbedrag van € 17.880. De belanghebbende ging in bezwaar tegen deze leges, maar de heffingsambtenaar handhaafde de leges bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet beschikte over een aannemingssom of een voldoende onderbouwde reële raming van de bouwkosten. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de ROEB-lijst had gebruikt voor de berekening van de bouwkosten, aangezien de door de belanghebbende overgelegde offertes niet als reële ramingen konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de werkelijke bouwkosten mogelijk lager zijn dan de bouwkosten volgens de ROEB-lijst, niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de leges zoals berekend door de heffingsambtenaar. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en gelijkheid in de heffing van leges, vooral in gevallen waar geen aannemingssom of adequate raming van de bouwkosten beschikbaar is. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de belanghebbende geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 14/2875
uitspraak van 3 april 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout,
de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 23 september 2013 een bedrag aan bouwleges (hierna: de leges) in rekening gebracht van € 17.880 (notanummer [notanummer]).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2014 heeft de heffingsambtenaar de leges gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 6 mei 2014, ontvangen bij de rechtbank op 7 mei 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de heffingsambtenaar.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2014 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te ‘s-Hertogenbosch, en namens de heffingsambtenaar, [verweerder]. Van hetgeen ter zitting is verhandeld is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op 6 november 2014 aan partijen is verzonden. Na beide partijen te hebben gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken.
1.7.
Belanghebbende heeft bij brief van 7 november 2014 nadere inlichtingen verstrekt. De heffingsambtenaar heeft hierop bij brief 6 december 2014 gereageerd. Voornoemde stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.8.
Vervolgens hebben partijen schriftelijk aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling. De rechtbank heeft bij brief van 13 januari 2015 het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende heeft een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een vleesvarkensstal. Belanghebbende heeft daarin de bouwkosten geraamd op € 600.000. De heffingsambtenaar heeft de opgegeven bouwkosten op basis van de door het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht opgestelde lijst (de ROEB-lijst) berekend op € 894.000. Aan belanghebbende is daarom een bedrag van € 17.880 aan leges in rekening gebracht. Het daartegen ingediende bezwaar is door de heffingsambtenaar afgewezen.
2.2.
Artikel 2 van de “Verordening op de heffing en invordering van leges Oosterhout 2013” (hierna: de verordening) bepaalt:
“Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.”
De leges worden ingevolge artikel 5, eerste lid, van de verordening geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij de verordening behoren tarieventabel.
2.3.
In de “Tarieventabel leges” is, voor zover hier van belang, bepaald:
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
2.1.1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
(…)
2.1.1.2 bouwkosten:
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. De opgegeven bouwkosten worden getoetst aan de op dat moment geldende vastgestelde lijst van Regionaal overleg Eindhoven bouwtoezicht (ROEB). Deze lijst ligt bij de gemeente ter inzage. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in dit hoofdstuk onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
(…)
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
2.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit onderdeel en de onderdelen 2.4 en 2.5. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
2.3.1
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
(…)
Indien de bouwkosten tussen € 100.000 en € 1.000.000 (exclusief BTW) bedragen 2,0% van de bouwkosten met een maximum van € 18.000”.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de hoogte van de grondslag voor de berekening van de leges. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de in aanmerking te nemen bouwkosten. Naar de rechtbank begrijpt is de berekening van de leges als zodanig niet in geschil.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de leges naar een grondslag van € 616.000. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belanghebbende stelt dat de gemeente ten onrechte is voorbijgegaan aan de door hem overgelegde offertes en de bouwkosten heeft geraamd conform de ROEB-lijst. Volgens belanghebbende zijn de bouwkosten in de ROEB-lijst zodanig hoog, dat deze niet reëel zijn. Het bouwen van stallen en het daarin houden van varkens tegen de bouwkosten als berekend op grond van de ROEB-lijst is volgens belanghebbende onrendabel.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat een aanneemsom als bedoeld in artikel 2.1.1.2 van de “Tarieventabel leges” ontbreekt, zodat voor het bepalen van de bouwkosten moet worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten. Belanghebbende heeft in dit kader een tweetal offertes overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de als eerste overgelegde offerte is opgemaakt voor een ander object dan het onderhavige, zodat die offerte reeds om die reden niet kan gelden als een reële raming van de bouwkosten van het object waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Ten aanzien van de offerte van [A BV] heeft de heffingsambtenaar gesteld dat deze onvolledig is. De heffingsambtenaar heeft daarbij de ontbrekende onderdelen van het bouwwerk, waarvoor wel een vergunning is aangevraagd, benoemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan door de heffingsambtenaar, niet aannemelijk gemaakt dat de offerte van [A BV] als een reële raming van de bouwkosten kan worden aangemerkt. Nu belanghebbende voor de bouw van de vleesvarkensstal waarvoor hij een vergunning had aangevraagd niet beschikt over een aannemingssom of een voldoende onderbouwde reële raming van de bouwkosten, mocht de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank voor de berekening van de bouwkosten uitgaan van de ROEB-lijst.
4.3.
De ROEB-lijst is een lijst van prijzen voor bouwwerken die door ter zake kundigen is vastgesteld aan de hand van marktgegevens. Daarmee wordt bereikt dat sprake is van gelijkheid in heffing van leges voor die belastingplichtigen die een aanvraag indienen voor de bouw van vergelijkbare bouwwerken, waarbij geen aanneemsom of raming van de bouwkosten beschikbaar is. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is het heffen van leges naar standaardbedragen in dergelijke gevallen ook goed te billijken. Op deze manier was bij de aanvraag immers al na te gaan welk bedrag belanghebbende aan leges verschuldigd zou zijn, aangezien de aard en grootte van het bouwwerk bij belanghebbende bekend waren. Het voorgaande in acht genomen, leidt de enkele omstandigheid dat de werkelijke bouwkosten mogelijk lager zijn dan de bouwkosten volgens de ROEB-lijst naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat er sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing.
4.4.
Gesteld noch gebleken is de berekening van de bouwkosten op basis van de ROEB-lijst door de heffingsambtenaar onjuist is. De leges zijn derhalve terecht en tot het juiste bedrag geheven.
4.5.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2015 door mr.drs. M.H. van Schaik, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.