Op 2 april 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het wrakingsverzoek van verzoekers afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. C. Kool en J. Kodde, leden van de pachtkamer, in een procedure over achterstallige pacht. Verzoekers voerden aan dat het proces-verbaal van de zitting van 27 november 2014 te laat was verstrekt, waardoor zij in hun rechtspositie benadeeld waren. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid van de late verstrekking van het proces-verbaal niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingsgronden van verzoekers werden als ongegrond afgewezen, en de behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.