In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2015, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie inzake zijn salarisspecificaties behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2014, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard en zijn verzoek tot herziening werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgeldigheid van eerder genomen besluiten niet bij elke betaling opnieuw kan worden aangevochten, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Eiser had zijn herzieningsverzoek ingediend op 25 maart 2014, maar de rechtbank stelde vast dat hij niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 24 september 2013, waarin zijn salarisspecificatie was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar had toestemming gegeven om het bezwaar als beroep te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor de salarisspecificatie van september 2013 en niet-ontvankelijk voor de specificaties van oktober en november 2013, omdat er geen wijziging was ten opzichte van de eerdere specificatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bij herzieningsverzoeken nieuwe feiten of omstandigheden te overleggen, en bevestigt de rechtsgeldigheid van eerder genomen besluiten in het bestuursrecht.