ECLI:NL:RBZWB:2015:1831

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
AWB-14_5473
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van salarisspecificaties en herzieningsverzoeken in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2015, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie inzake zijn salarisspecificaties behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2014, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard en zijn verzoek tot herziening werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgeldigheid van eerder genomen besluiten niet bij elke betaling opnieuw kan worden aangevochten, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Eiser had zijn herzieningsverzoek ingediend op 25 maart 2014, maar de rechtbank stelde vast dat hij niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 24 september 2013, waarin zijn salarisspecificatie was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar had toestemming gegeven om het bezwaar als beroep te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor de salarisspecificatie van september 2013 en niet-ontvankelijk voor de specificaties van oktober en november 2013, omdat er geen wijziging was ten opzichte van de eerdere specificatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bij herzieningsverzoeken nieuwe feiten of omstandigheden te overleggen, en bevestigt de rechtsgeldigheid van eerder genomen besluiten in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/5473 AW

uitspraak van 10 maart 2015 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. B.H. Vader

en

de minister van Veiligheid en Justitie (minister), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juli 2014 (bestreden besluit) van de minister inzake het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiser en de afwijzing van het verzoek tot herziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 20 januari 2015.
Eiser is met voorafgaande afmelding niet verschenen.
De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. S.V. Nascimento.
Na de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 24 september 2013 (primair besluit) heeft de minister eisers salarisspecificatie over de maand september 2013 elektronisch aan hem kenbaar gemaakt.
In deze specificatie wordt eiser (met ingang van september 2013) in verband met arbeidsongeschiktheid op de voet van artikel 37, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement gekort op zijn bezoldiging.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt middels een brief van 17 januari 2014. Deze brief is door de minister ontvangen op 4 maart 2014. Bij brief van 12 maart 2014 heeft de minister aan eiser medegedeeld dat niet tijdig bezwaar is gemaakt en daarbij aan eiser verzocht om toe te lichten waarom de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Eiser heeft vervolgens bij brief van 25 maart 2014 verklaard dat het bezwaar dient te worden opgevat als een bezwaar gericht tegen de salarisspecificaties van de maanden december 2013, januari en februari 2014. Daarnaast dient het bezwaar te worden aangemerkt als een verzoek tot herziening van de salarisspecificaties van de maanden september, oktober en november 2013.
Bij het bestreden besluit heeft de minister eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, nu dit is ingediend ná het verstrijken van de daarvoor geldende termijn. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar geacht. Bij dit besluit is tevens afwijzend beslist op het verzoek tot herziening.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de minister ten onrechte heeft verzuimd een beslissing te nemen op zijn herzieningsverzoek.
3. De rechtbank is met de minister van oordeel dat eiser zich met zijn beroep enkel richt op de beslissing van de minister met betrekking tot het verzoek tot herziening.
4. Dat verzoek van eiser is gedaan bij brief van 25 maart 2014. De rechtbank constateert ambtshalve dat de minister met het bestreden besluit voor het eerst heeft beslist op het verzoek tot herziening van de salarisspecificaties van de maanden september, oktober en november 2013, zodat eiser op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alvorens beroep in te stellen bij de rechtbank, eerst bezwaar had moeten maken bij de minister.
Eiser heeft bij brief van 20 januari 2015 aan de rechtbank toestemming gegeven om het bezwaar tegen het als primaire besluit aangemerkt bestreden besluit “af te handelen in het kader van de afhandeling van het beroep”. De rechtbank begrijpt deze “toestemming” van eiser als een verzoek om het bezwaar aan te merken als rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Awb. Ter zitting is namens de minister ingestemd met dat verzoek. De rechtbank zal daarom overgaan tot beoordeling van het als beroep aangemerkte bezwaar van eiser met betrekking tot de beslissing tot herziening.
5. Uit de omstandigheid dat eiser een verzoek tot herziening heeft ingediend concludeert de rechtbank dat eiser ervan uitgaat van de salarisspecificaties van september, oktober en november 2013 in rechte vast staan. Met de minister onderschrijft de rechtbank dit uitganspunt.
Eiser wordt niet gevolgd in zijn grond dat de minister in het bestreden besluit niet heeft beslist op zijn herzieningsverzoek. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit dat besluit blijkt dat de minister zich op het standpunt stelt dat hem geen (nieuwe) feiten en omstandigheden zijn gebleken die aanleiding geven anders te besluiten dan reeds is beslist in de salarisspecificaties van september, oktober en november 2013. Dit standpunt kan, zoals ook namens de minister ter zitting is betoogd, niet anders worden aangemerkt dan als een afwijzing van het verzoek.
6. Over het herzieningsverzoek ten aanzien van de salarisspecificatie van de maand september 2013 overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB mag, overeenkomstig hetgeen voor herhaalde aanvragen is bepaald in artikel 4:6 van de Awb, van degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder ambtshalve genomen besluit terug te komen, worden verlangd dat bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden dienen te worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten en omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerder besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Van dergelijke feiten of omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De minister was daarom bevoegd het herzieningsverzoek met betrekking tot de maand september 2013 af te wijzen. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de minister niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid. In dit verband is mede relevant dat eiser in beroep geen feiten en omstandigheden in voornoemde zin heeft aangevoerd.
Gelet hierop dient het beroep ongegrond te worden verklaard, voor zover dat betrekking heeft op de salarisspecificatie van september 2013.
7. Over het herzieningsverzoek ten aanzien van de salarisspecificaties van de maanden oktober en november van 2013 overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie onder meer de uitspraak van 24 mei 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE3942, kan de rechtsgeldigheid van een reeds eerder in rechte onaantastbaar geworden besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen salaris of uitkering is beslist, echter niet bij elke betaling opnieuw (integraal) aan de orde worden gesteld. Voor zover over een element van de salaris- of uitkeringsvaststelling al bij een eerdere (beslissing tot) betaling is beslist en dit element toen niet is aangevochten, is die salaris- of uitkeringsvaststelling in zoverre in rechte onaantastbaar geworden. Indien bij een gebruikelijke periodieke betaling geen wijziging optreedt ten opzichte van de vorige betaling is in het algemeen geen sprake van een besluit.
De rechtbank is niet gebleken dat met de salarisspecificaties van de maanden oktober en november 2013 een wijziging is opgetreden ten opzichte van de salarisspecificatie van de maand september 2013. Daarom kan de beslissing van de minister op het verzoek tot herziening van de specificaties van de maanden oktober en november 2013 niet worden aangemerkt als een besluit. In zoverre dient het beroep van eiser niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de minister op het herzieningsverzoek ten aanzien van de salarisspecificatie van de maand september 2013;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de minister op het herzieningsverzoek ten aanzien van de salarisspecificatie van de maanden oktober en november 2013.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.