Uitspraak
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De feiten en de gronden van het wrakingsverzoek
ene heer [oud-hoogleraar wetenschapsfilosofie].” Bedoelde
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 23 maart 2015 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in de wrakingskamer te Breda, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die gedetineerd was, had mr. D. van Kralingen gewraakt, voorzitter van de meervoudige strafkamer die zijn strafzaak behandelde. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was, omdat hij eerder had beslist over de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet tijdig had gewraakt, aangezien de beslissing tot opheffing van de schorsing al op 6 oktober 2014 was genomen en verzoeker pas op 3 maart 2015 zijn wrakingsverzoek indiende. De rechtbank concludeerde dat verzoeker op de hoogte was van de betrokkenheid van de rechter bij zijn zaak en dat hij eerder had moeten wraken. De rechtbank oordeelde ook dat de tweede wrakingsgrond, die pas tijdens de behandeling van het verzoek werd ingediend, niet aanvaardbaar was. De rechtbank verklaarde verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.