ECLI:NL:RBZWB:2015:1524
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- G.J.E. Poerink
- B.F.Th. de Roos
- F.P.J. Schoonen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kinderrechter in ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2015 het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. Het verzoek tot wraking was gericht tegen kinderrechter mr. D. Bogaert, die belast was met de behandeling van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen, geboren uit het huwelijk van verzoeker en de moeder. De wrakingsprocedure volgde op een zitting van 16 januari 2015, waar verzoeker zijn onvrede over de kinderrechter uitte, onder andere door te stellen dat hij zich bedreigd voelde door de gezinsvoogden. De kinderrechter had, op basis van veiligheidsredenen, besloten om verzoeker afzonderlijk van de andere partijen te horen.
De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet voldoende gronden had aangevoerd voor zijn wrakingsverzoek. De kinderrechter had de procesorde op een begrijpelijke manier bepaald, gezien de signalen van mogelijke agressie van verzoeker. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van vooringenomenheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder de uitspraak van de Hoge Raad die stelde dat verzoeker niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de procedure tot ondertoezichtstelling, maar dat hij in dit geval wel als zodanig was behandeld.
De rechtbank besloot dat de behandeling van de aan de wraking gerelateerde zaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gedateerd op 3 maart 2015.