ECLI:NL:RBZWB:2015:1012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
23 februari 2015
Zaaknummer
C/02/293299 / KG ZA 15-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Römers
  • A. van de Kreeke-Schütz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering en intrekking van persoonsgebonden budgetten door zorgkantoor op basis van vermoedens van onrechtmatige besteding en slechte zorgverlening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Zorggroep Helmond (SZH) en CZ Zorgkantoor BV. SZH vorderde dat CZ Zorgkantoor zou worden verboden om aanvragen voor persoonsgebonden budgetten (PGB) van cliënten die zorg van SZH willen ontvangen, af te wijzen. CZ Zorgkantoor had per 1 januari 2015 nieuwe aanvragen voor PGB's geweigerd en was voornemens lopende PGB's per 1 april 2015 in te trekken, omdat zij ernstige vermoedens had dat de PGB's door SZH onjuist werden besteed en dat SZH geen goede zorg verleende.

De voorzieningenrechter oordeelde dat CZ Zorgkantoor formeel een wettelijke grondslag had voor haar besluiten en dat het aannemelijk was dat deze besluiten in een eventuele bestuursrechtelijke procedure stand zouden houden. De rechter vond dat het financiële belang van SZH niet opwoog tegen het belang van CZ Zorgkantoor om te voorkomen dat publieke middelen onjuist werden besteed. De vorderingen van SZH werden dan ook afgewezen, en SZH werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgkantoren in het toezicht op de besteding van PGB-gelden en de noodzaak om zorg te dragen voor de kwaliteit van zorgverlening aan cliënten. De rechter concludeerde dat de bezwaren van SZH tegen de besluiten van CZ Zorgkantoor niet voldoende onderbouwd waren, en dat de vermoedens van onrechtmatige besteding door SZH voldoende waren aangetoond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/293299 / KG ZA 15-14
Vonnis in kort geding van 23 februari 2015
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZORGGROEP HELMOND,
gevestigd te Helmond,
eiseres,
advocaat mr. K. Mous te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CZ ZORGKANTOOR BV,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. A.A.H. Zegers.
Partijen zullen hierna SZH en CZ Zorgkantoor genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 16,
  • de brief van SZH van 30 januari 2015 met kleurenafdrukken van producties 4 en 10,
  • de brief van SZH van 4 februari 2015 met producties 17 tot en met 19,
  • de brief van CZ Zorgkantoor van 2 februari 2015 met producties 1 tot en met 16,
  • de brief van CZ Zorgkantoor van 4 februari 2015 met productie 17,
  • de mondelinge behandeling op 5 februari 2015,
  • de pleitnota van SZH,
  • de pleitnota van CZ Zorgkantoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
SZH vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
CZ Zorgkantoor verbiedt om PGB (Persoons Gebonden Budget) -aanvragen van (potentiële) cliënten die hun zorg bij SZH (willen) betrekken af te wijzen op een grond die direct of indirect verband houdt met SZH als zorginstelling (waaronder begrepen de grond dat SZH geen AWBZ-zorg zou verlenen), zolang het in 2014 gestarte onderzoek naar de rechtmatige besteding van PGB’s nog niet is afgerond met zodanige conclusies dat een afwijzing van PGB-aanvragen wel te rechtvaardigen valt, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CZ Zorgkantoor in gebreke is of zal blijven om aan het verbod te voldoen;
CZ Zorgkantoor gebiedt om binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis alle PGB-aanvragen van cliënten die hun zorg hij SZH (willen) betrekken en die vanaf 30 december 2014 afgewezen zijn alsnog toe te wijzen, tenzij de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op een grond die geen direct of indirect verband houdt met SZH als zorginstelling, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CZ Zorgkantoor in gebreke is of zal blijven om aan het gebod te voldoen;
CZ Zorgkantoor gebiedt om PGB-aanvragen van toekomstige cliënten die hun zorg van SZH willen betrekken te honoreren, tenzij de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op een grond die geen direct of indirect verband houdt met SZH als zorginstelling, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CZ Zorgkantoor in gebreke is of zal blijven om aan het gebod te voldoen;
CZ Zorgkantoor verbiedt om zich - tot het moment waarop het onderzoek naar de rechtmatige besteding van PGB’s volledig is afgerond en de onderzoeksbevindingen na toepassing van hoor- en wederhoor met SZH zijn gedeeld - op welke wijze dan ook jegens derden - waaronder begrepen de media en gemeentes - negatief uit te laten over SZH als instelling en de zorgverlening door SZH, tenzij er sprake is van gewijzigde omstandigheden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CZ Zorgkantoor in gebreke is of zal blijven om aan het verbod te voldoen;
CZ Zorgkantoor gebiedt om binnen drie dagen na dagtekening van het vonnis aan eenieder aan wie zij een kopie van de brief d.d. 30 december 2014 heeft verzonden (waaronder begrepen de gemeente Helmond) door middel van een neutraal bericht te laten weten dat de mededeling als vermeld in de brief van 30 december 2014 is ingetrokken, op straffe van een dwangsom van € 10.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CZ Zorgkantoor in gebreke is of zal blijven om aan het gebod te voldoen;
CZ Zorgkantoor veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening indien voldoening van de proceskosten niet plaatsvindt binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
CZ Zorgkantoor veroordeelt in de nakosten van € 131,-- zonder betekening dan wel
€ 199,-- indien betekening plaatsvindt, te vermeerderen met de eventuele verdere executiekosten.
2.2.
CZ Zorgkantoor voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De feiten

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten.
SZH biedt sinds 1 januari 2012 begeleiding aan jongvolwassenen van 17-27 jaar met psychiatrische en/of verstandelijke beperkingen. De cliënten van SZH hebben moeite om zichzelf te handhaven in hun leefomgeving. Zij hebben vaak te maken met financiële problemen, problemen bij de deelname aan de samenleving, problemen met het vinden en behouden van huisvesting, een moeilijke thuissituatie, problemen met relaties, loverboyproblematiek en/of verslaving. SZH beschikt over een toelating op grond van de Wet toelating zorginstellingen.
CZ Zorgkantoor is een van de 32 zorgkantoren die sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wet Langdurige Zorg (Wlz). Tot 1 januari 2015 voerden de zorgkantoren de Algemene Wet Bijzondere Zorgkosten (AWBZ) uit.
Bij brief van 30 december 2014 heeft CZ Zorgkantoor aan SZH medegedeeld:
“Geachte heer [naam X],Zoals u weet voert het zorgkantoor onderzoek uit naar de rechtmatige besteding van het Persoonsgebonden Budget (PGB) van de cliënten waaraan Zorgroep Helmond zorg verleend.OnderzoekHet onderzoek dat het zorgkantoor uitvoert is nog niet afgerond. Uit het onderzoek blijkt echter al wel dat er door Zorggroep Helmond minder zorg is geleverd dan dat er is gedeclareerd, dat er zorg wordt gedeclareerd die niet onder AWBZ zorg valt (zoals technische klussen), dat de kwaliteit van de zorgverlening onder de maat is en dat cliënten onder druk worden gezet om urenbriefjes etc. te ondertekenen.Cliënten Wlz 2015Het merendeel van de cliënten waaraan Zorgroep Helmond zorg verleend zal met ingang van 1 januari 2015 over gaan naar een ander domein. Gezien de voorlopige uitkomsten van het onderzoek zal het zorgkantoor voor cliënten die vanaf 1 januari 2015 onder de Wlz vallen, de zorg die Zorggroep Helmond levert niet meer accepteren vanaf 1 januari 2015.Volledigheidshalve hebben wij een kopie van deze brief naar de gemeente Helmond gestuurd.”
Bij brief van 15 januari 2015 heeft CZ Zorgkantoor aan de advocaat van SZH onder meer medegedeeld:
“ (..) Het Zorgkantoor begrijpt de bij uw zorgroep ontstane zorg over de misschien wat onduidelijke en stellige mededeling in de brief van 30 december 2014 dat het Zorgkantoor de PGB-zorg van uw zorggroep vanaf 1 januari 2015 niet meer zal accepteren. U kunt die mededeling als ingetrokken beschouwen. Het Zorgkantoor zal, waar mogelijk met uw medewerking, haar wettelijke PGB-taak uitvoeren volgens de daartoe geëigende normen en bevoegdheden, te beginnen met de controle over de verantwoording over 2014. Daarbij blijft overeind dat binnengekomen meerdere negatieve signalen over een zorgverlener het Zorgkantoor aanleiding kunnen geven om, na een eigen (globale) controle, de betrokken PGB-houders te waarschuwen voor mogelijk onverantwoordbare zorg zoals hierboven omschreven. Voor het jaar 2015 zal het Zorgkantoor op basis van de huisbezoeken ook gebruik maken van de bevoegdheid om controles door te voeren op de kwaliteit en de daadwerkelijke inzet van de zorg.(..)“
CZ Zorgkantoor heeft naar aanleiding van onderzoek onder cliënten van SZH een conceptrapportage uitgebracht waarin – kort samengevat – onder andere het volgende is vermeld:
6.1.1: In de eerste helft van 2013 is gebleken dat de urenadministratie niet klopt met de facturen en regelmatig zorg wordt opgevoerd die niet valt onder AWBZ zorg, zoals bijvoorbeeld het laten maken van een sleutel voor een cliënt of overdracht tussen twee hulpverleners.
6.1.3: Er is sprake van het schrijven van dubbele uren en van overlappende uren. Ook komt het voor dat uren worden geschreven hoewel een cliënt niet is komen opdagen. Het is opgevallen dat verschillende zorgverleners op dezelfde tijden werkzaam zijn bij dezelfde cliënten, hetgeen niet mogelijk lijkt.
6.1.6: Huisbezoeken aan cliënten in de tweede helft van 2013 hebben uitgewezen dat een budgethouder niet de gehele zorg heeft gehad, maar wel het gehele PGB moest overmaken. Een andere budgethouder was het niet eens met de urenlijsten die hij moest ondertekenen. Weer een andere budgethouder kreeg nauwelijks zorg. Een budgethouder ontving bijna geen begeleiding maar betaalde wel € 3.000,00 per maand. Budgethouders zijn bang hun woning kwijt te raken indien zij kritiek hebben op de urenlijsten.
6.1.7: Een bewindvoerder is van mening dat SZH het complete PGB opsoupeert en minder zorg levert dan dat is gedeclareerd. Tijdens detentie en vakantie van cliënten wordt gewoon door gedeclareerd. Twee ex-medewerkers van SZH verklaren dat het aantal uren dat werd gedeclareerd niet klopte met het maximaal aantal uren dat zij konden werken en dat er ook zorg is gedeclareerd die niet onder AWBZ zorg valt, zoals het uitvoeren van klusjes.
6.1.9: Uit urenlijsten over de eerste helft van 2014 blijkt dat buiten normtijd 44,75 uren zijn gedeclareerd. Er is sprake van 2 uur overlap. Totaal zijn voor 7 budgethouders 46,75 uren foutief gedeclareerd uren over de periode januari, februari en maart van 2014.
6.3: De definitieve conclusies zullen worden getrokken na confrontatie met verder te vergaren informatie. Vooralsnog dient toekenning van PGB’s voor zorgverlening door SZH geweigerd dan wel zo spoedig mogelijk gestaakt te worden.

4.De beoordeling

4.1.
Spoedeisend belang bij de vordering is voldoende aanwezig, nu SZH aannemelijk heeft gemaakt dat het wegvallen van inkomsten die zij verwerft door de zorgverlening aan cliënten met een PGB haar in financiële problemen zal brengen.
4.2.
SZH legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. CZ Zorgkantoor handelt in twee opzichten onrechtmatig jegens SZH:
1. Zij weigert structureel en op volstrekt ontoereikende gronden om PGB-aanvragen van (potentiële) cliënten die hun zorg bij SZH (willen) betrekken te honoreren en geeft daarmee in feite nog steeds uitvoering aan het op 15 januari 2015 ingetrokken besluit uit haar brief van 30 december 2014.
2. CZ Zorgkantoor laat zich ten onrechte jegens derden negatief en schadelijk uit over SZH.
4.3.
SZH stelt in verband hiermee dat bepaalde besluiten geen wettelijke grondslag hebben. Voorts is het onderzoek waarop CZ Zorgkantoor zich beroept onzorgvuldig omdat het nog niet is afgerond en er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Ook is SZH van mening dat het onderzoek betrekking heeft op 2013 en dat, indien zou blijken dat in 2013 niet alles goed is verlopen, dit niet betekent dat diezelfde feiten ook in 2014 of 2015 aan de orde zijn. Voor wat betreft de urendeclaraties voert SZH aan dat fouten niet meer kunnen voorkomen omdat SZH vanaf 1 juni 2014 met een ander registratiesysteem werkt. Volgens SZH is zij, in het vertrouwen dat geen verandering zou komen in het PGB-beleid, gestart met begeleiding vóórdat het PGB daadwerkelijk werd toegekend en kon en mocht zij erop vertrouwen dat de PGB’s toegekend zouden worden en de gemaakte kosten dus uiteindelijk gedekt zouden worden door baten. Nu inmiddels echter duidelijk is dat alle PGB-aanvragen door CZ Zorgkantoor worden afgewezen wordt het voortbestaan van SZH rechtstreeks bedreigd, omdat SZH in grote mate afhankelijk is van de vergoeding die haar cliënten van CZ Zorgkantoor ontvangen. Voorts stelt SZH dat CZ Zorgkantoor onrechtmatig handelt door zich jegens derden negatief uit te laten over SZH.
4.4.
CZ Zorgkantoor voert aan dat zij via het bestuursrecht een publieke taak uitoefent die de bewaking van publiek geld, meer speciaal de PGB-gelden, betreft. In dat kader heeft zij als zorgkantoor de wettelijke plicht om 20% van de PGB-houders te bezoeken. Zowel de huisbezoeken aan cliënten van SZH als de negatieve berichtgeving over SZH zijn aanleiding geweest om de controle door het zorgkantoor te verbreden en verdiepen. Vervolgens heeft CZ Zorgkantoor een onderzoek naar SZH ingesteld omdat zij een ernstig vermoeden heeft dat sprake is van fraude. Dat dit onderzoek lang duurt en nog niet is afgerond is te verklaren omdat met het opsporen van PGB-fraudezaken veel uren zijn gemoeid.
Volgens CZ Zorgkantoor zijn de PGB-cliënten van SZH bij uitstek een groep die door het CZ Zorgkantoor beschermd moeten worden omdat deze cliënten vaak niet mans genoeg zijn om hun problematiek te overzien. Zij kunnen de zorgverlening en zorgverlener niet regisseren. Daar komt bij dat zij vaak afhankelijk zijn van SZH voor woonruimte. CZ Zorgkantoor stelt dat zij op grond van de informatie uit de conceptrapportage alle reden heeft om een PGB te weigeren of binnen afzienbare tijd op te schorten dan wel in te trekken.
Volgens CZ Zorgkantoor hoefde zij niet te wachten tot het rapport in een definitieve versie gereed zal zijn alvorens maatregelen te nemen, omdat de conceptrapportage het vermoeden van fraude bevestigt. Zij stelt dat de weigering van nieuwe aanvragen voor een PGB, evenals de voorgenomen intrekkingen per 1 april 2015 aanstaande, in overeenstemming is met de wet, waaronder de bepalingen in titel 4.2 (over subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
CZ Zorgkantoor licht toe dat zij als zorgkantoor uitsluitend een relatie heeft met de PGB-houder en dat het die PGB-houder is die verantwoordelijk blijft voor de verantwoording van de betalingen. CZ Zorgkantoor stelt dat zij helaas steeds vaker wordt geconfronteerd met PGB-fraude en dat de PGB-fraudeur vaak niet de PGB-houder is, maar de achterliggende zorgverlener of bemiddelaar die de zorgbehoevende “de zorg uit handen neemt” en zowel de zorg als de administratie regelt en de PGB-houder nog slechts af en toe zijn handtekening dient te zetten. In het onderhavige geval geldt dat, indien er sprake is van fraude bij SZH, de PGB-houders daarvan de dupe worden omdat zij de PGB-gelden terug dienen te betalen.
Om die reden is het bedrijfsbelang van SZH dan ook ondergeschikt aan het belang van de kwetsbare PGB-houders, aldus CZ Zorgkantoor.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt:
4.5.
Volgens artikel 4.35 lid 1 sub b Awb kan subsidieverlening worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het is deze afwijzingsgrond die CZ Zorgkantoor heeft gehanteerd voor PGB-aanvragen in 2014 en voornemens is te blijven gebruiken voor aanvragen in 2015. CZ Zorgkantoor is van oordeel dat de zorg die wordt ingekocht bij SZH niet onder de AWBZ-zorg (respectievelijk Wlz-zorg) valt.
Wat betreft de lopende PGB-houders geldt dat CZ Zorgkantoor voornemens is het PGB in te trekken per 1 april 2015. Hoewel dat niet met zoveel woorden in het model besluit wordt vermeld, gaat het blijkbaar om het niet (langer) voldoen aan de voorwaarden van artikel 3.3.3 lid 4 sub a en b Wlz. CZ Zorgkantoor is van oordeel dat met het PGB niet op doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit (sub a). Eveneens is CZ Zorgkantoor van oordeel dat de PGB-houder niet in staat is op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger de aan een budget verbonden taken en verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren (sub b).
4.6.
Als CZ Zorgkantoor op een van deze gronden een besluit neemt is dat besluit gericht tot de PGB-houder en niet tot de zorgverlener. De PGB-houder kan daartegen bezwaar maken en beroep instellen. Er staat voor de PGB-houder dus een bestuursrechtelijke rechtsgang open tegen zodanig besluit.
Dat geldt niet voor zorgverleners als SZH. De voorzieningenrechter neemt aan dat zij ten aanzien van die besluiten niet zijn aan te merken als derde-belanghebbenden in de zin van de Awb omdat zij slechts een afgeleid belang hebben. Er staat voor hen om die reden geen rechtsgang open bij de bestuursrechter (vgl. het door CZ Zorgkantoor overgelegde vonnis Vzr. Rb. Midden-Nederland 31 maart 2014, C/16/365308/KG ZA 14-195).
De voorzieningenrechter kan in deze civiele procedure dan ook ingrijpen als CZ Zorgkantoor, zoals door SZH gesteld, inderdaad structureel én op oneigenlijke gronden PGB-aanvragen (die strekken tot het inkopen van zorg bij SZH) weigert of intrekt. Daarbij dient de voorzieningenrechter zijn oordeel af te stemmen op het vermoedelijke oordeel van de bestuursrechter over die besluiten.
4.7.
SZH heeft gesteld dat de weigeringsgrond die CZ Zorgkantoor in het model van de weigeringsbeschikkingen noemt, geen wettelijke afwijzingsgrond vormt. Uit die stelling vloeit voort dat SZH betwist dat een subsidie op grond van artikel 4.35 Awb geweigerd kan worden voor aanvragen uit 2014. Volgens SZH geeft de Regeling subsidies AWBZ (in art. 2.6.4) hiervoor een limitatieve opsomming. Dat standpunt van SZH is onjuist omdat de hoogste bestuursrechter in deze zaken, de Centrale Raad van Beroep, bij uitspraak van 21 augustus 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1494) heeft geoordeeld dat artikel 4.35 Awb een aanvullend karakter heeft. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat de bestuursrechter hetzelfde oordeel zal geven over de toepasselijkheid van artikel 4.35 Awb onder de werking van de Wlz. In artikel 1 van de Wlz wordt een persoonsgebonden budget namelijk als volgt gedefinieerd: een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of krachtens artikel 3.3.3 en titel 4.2 van de Awb gestelde voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen. Tot titel 4.2 van de Awb behoort artikel 4:35 van de Awb.
SZH heeft niet betwist dat het modelbesluit tot intrekking van het PGB op wettelijke gronden is gebaseerd.
De conclusie is dat voor de besluiten formeel een wettelijke grondslag bestaat. Vervolgens dient te worden beoordeeld of bij de huidige stand van zaken ook inhoudelijk aannemelijk is dat de besluiten in een eventuele bestuursrechtelijke procedure zullen standhouden.
4.8.
CZ Zorgkantoor heeft het ernstige vermoeden dat de ter beschikking gestelde PGB’s door SZH onjuist worden besteed. Ook heeft zij het ernstige vermoeden dat SZH geen goede zorg levert en/of zorg waarvoor het PGB niet is bedoeld. De feiten waarop CZ Zorgkantoor die ernstige vermoedens heeft gebaseerd zijn door haar voldoende onderbouwd, onder meer door het overleggen van een conceptrapportage die goed is gedocumenteerd. Als producties 6,7, 8 en 15 zijn door CZ Zorgkantoor gedetailleerde verklaringen overgelegd van de bewindvoerders en vertegenwoordigers van de PGB-houders, van twee ex-managers van SZH en van een ex-medewerker van SZH, die bevestigen dat sprake is van mogelijk frauduleus handelen door SZH met betrekking tot de declaraties van PGB-gelden. Op grond van die verklaringen is ook voldoende aannemelijk dat onvoldoende zorg is geleverd, dan wel zorg waarvoor het PGB niet is bedoeld. Ook heeft CZ Zorgkantoor een krantenartikel van 29 maart 2014 uit het Eindhovens Dagblad overgelegd, waarin medewerkers en ex-medewerkers van SZH, weliswaar anoniem, melding maken van onregelmatigheden bij SZH. Op grond hiervan bestaat voldoende grond voor het aannemen van ernstige vermoedens als door CZ Zorgkantoor genoemd.
Aan de bevindingen gemeld in de conceptrapportage kan de kritiek die SZH heeft op de wijze waarop CZ Zorgkantoor het onderzoek heeft verricht, meer speciaal dat SZH niet is gehoord, niet afdoen. CZ Zorgkantoor heeft toegelicht dat de conceptrapportage van recente datum is en dat SZH nog zal worden gehoord voordat het eindrapport wordt opgesteld. In het kader van deze procedure is de conceptrapportage als processtuk wel van belang. De voorzieningenrechter houdt er rekening mee dat de conceptrapportage twee dagen voor de behandeling is ingediend en van SZH redelijkerwijs niet kan worden verwacht het rapport volledig en met uitgebreide documentatie te weerspreken. Van SZH had echter wel verwacht mogen worden haar betwisting vergezeld te laten gaan van ten minste enige verifieerbare documenten. Dat heeft SZH niet gedaan. Om die reden heeft SZH niet aannemelijk gemaakt dat het rapport van CZ Zorgkantoor niet deugt.
Uitgaande van de deugdelijkheid van het rapport van CZ Zorgkantoor heeft SZH onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gesignaleerde onregelmatigheden nu verleden tijd zijn. Anders dan SZH stelt heeft het rapport van CZ Zorgkantoor immers niet alleen betrekking op feiten die in 2013 zijn gebeurd. In het rapport wordt ook melding gemaakt van onregelmatigheden die betrekking hebben op 2014. SZH heeft niet aannemelijk gemaakt dat de onregelmatigheden in urenregistratie te wijten zijn aan ondeskundig gebruik van software. Het is dan ook niet aannemelijk dat met het hanteren van een ander registratiesysteem de problemen opgelost zullen zijn.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat op dit moment vooralsnog voldoende aannemelijk is dat de weigerings- en intrekkingsbesluiten in een eventuele bestuursrechtelijke procedure stand zullen houden. Anders dan SZH betoogt kan op dit moment dan ook niet worden geoordeeld dat CZ Zorgkantoor onrechtmatig jegens SZH handelt door structureel te weigeren PGB-aanvragen te honoreren, of PGB’s in te trekken. Een belangenafweging valt in het voordeel van CZ Zorgkantoor uit, nu het financiële belang van SZH niet opweegt tegen het belang van CZ Zorgkantoor om te voorkomen dat de uit algemene gelden ter beschikking gestelde PGB’s onjuist worden besteed.
4.10.
Op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat de vorderingen sub 1 tot en met 3 niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.11.
De vorderingen sub 4 en 5 zijn evenmin toewijsbaar. CZ Zorgkantoor heeft betwist dat zij zich jegens de media negatief heeft uitgelaten. Dat dit toch gebeurd zou zijn is door SZH niet aannemelijk gemaakt. Niet onrechtmatig is dat CZ Zorgkantoor de brief van 30 december 2014 ook naar de gemeente Helmond heeft gestuurd. Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning kan ook de gemeente voor bepaalde vormen van zorg (in een ander domein) op aanvraag een PGB verstrekken. Daaronder valt ook zorg die de PGB-aanvragers wensen af te nemen van SZH. Het is niet in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid dat CZ Zorgkantoor de gemeente hierover inlicht. De gemeente moet immers ook toezien op een rechtmatige besteding van PGB-gelden die door haar worden verstrekt. Overigens heeft CZ Zorgkantoor in de brief van 15 januari 2015 medegedeeld die brief ook naar de gemeente Helmond te zullen sturen; bij het gevorderde sub 5 heeft SZH dan ook geen belang.
4.12.
SZH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CZ Zorgkantoor worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevorderde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt SZH in de proceskosten, aan de zijde van CZ Zorgkantoor tot op heden begroot op € 1.429,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Van de Kreeke-Schütz op 23 februari 2015.