In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De ambtenaar, eiser, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college waarin hem onvoorwaardelijk strafontslag was opgelegd wegens plichtsverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet heeft aangetoond dat eiser opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de Waarderingskamer. Eiser had in zijn functie als senior medewerker belastingen/WOZ op 31 mei 2013 een opgave gedaan van het aantal niet beschikte objecten, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet bewust verkeerd had gedaan. Eiser had weliswaar niet tijdig zijn leidinggevende geïnformeerd over de verschillen in aantallen, maar de rechtbank vond deze gedraging niet zo ernstig dat dit onvoorwaardelijk strafontslag rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf onevenredig was en dat een voorwaardelijk strafontslag meer op zijn plaats zou zijn. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.