ECLI:NL:RBZWB:2014:7959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
02-665063-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en verkeersdelicten door verdachte in Bergen op Zoom

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor bedreiging en verkeersdelicten die plaatsvonden op 19 januari 2012 in Bergen op Zoom. De verdachte negeerde een stopteken van motoragent [benadeelde] en ging er vandoor, wat leidde tot een achtervolging door de politie. Tijdens deze achtervolging veroorzaakte de verdachte gevaarlijke situaties door met hoge snelheid te rijden en meerdere verkeersregels te overtreden. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opzettelijk bedreigen van de agent, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de intentie om de agent te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte de agent heeft bedreigd en hinder heeft veroorzaakt in het verkeer.

De verdediging voerde aan dat de verdachte in paniek was en niet de intentie had om de agent te schaden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn vluchtgedrag en de manier waarop hij zich gedroeg, een bedreigende situatie heeft gecreëerd voor de agent. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaarste beschuldigingen, maar veroordeelde hem wel voor de bedreiging en het veroorzaken van gevaar in het verkeer. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uur en een geldboete van € 750,00. Daarnaast werd de benadeelde partij, de agent, in het gelijk gesteld en kreeg hij een schadevergoeding van € 300,00 toegewezen voor de emotionele schade die hij had geleden door de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665063-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 november 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
raadslieden mr. M.J. Crombach, advocaat te Breda en mr. T. Smet, advocaat te Antwerpen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 oktober 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Van Veen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
1. hij op of omstreeks 19 januari 2012 te Bergen op Zoom, in elk geval in
Nederland, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), daarmee
rijdende op/over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[benadeelde]
(hoofdagent van politie Midden en West Brabant) van het leven te beroven
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder
van dat door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig (personenauto) (met zeer
aanzienlijke snelheid) en/of (vervolgens) gasgevend althans sterk
accelererend en/of snelheid verhogend is gaan en/of blijven rijden in de
richting van die [benadeelde] voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2012 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde]
(hoofdagent van politie Midden en West Brabant), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een door
hem, verdachte, bestuurd motorvoertuig (personenauto) (met zeer aanzienlijke
snelheid) en/of (vervolgens) gasgevend althans sterk accelererend en/of
snelheid verhogend is gaan en/of blijven rijden in de richting van die [benadeelde]
voornoemd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;.
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 subsidiair niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 januari 2012 te Bergen op Zoom [benadeelde] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte meermalen, althans eenmaal terwijl hij een personenauto bestuurde
met snelheid richting die [benadeelde] is gereden en/of heeft ingestuurd;
2. hij op of omstreeks 19 januari 2012 in de gemeente Bergen op Zoom als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee op de weg(en), de
Heelulaan en/of de Beukenlaan en/of de Dionestraat en/of de Carinastraat
en/of de Jupiterweg en/of het Pater Muhrenplein en/of de Marathonstraat en/of
de Olympialaan met (zeer) hoge/aanzienlijke snelheid heeft gereden en/of
(vervolgens) op de Heelulaan (ter hoogte van/nabij de kruising of splitsing
van die weg met de Beukenlaan) zulks terwijl een motorrijtuig
([politiesurveillance]motorfiets) bezig was dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) (links) in te halen, althans dat motorrijtuig
zich (dicht) naast/nabij dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto)
bevond (en/of aan hem, verdachte, een stopteken gegeven was) dat door hem
bestuurde motorrijtuig (personenauto) (niet tot stilstand heeft gebracht
doch) (plots en/of scherp en/of abrupt en/of zonder verkeersnoodzaak) naar
links (in de richting van dat motorrijtuig [motorfiets]) heeft gestuurd
waardoor, althans mede waardoor de bestuurder van voormeld motorrijtuig met
diens motorrijtuig (naar links) diende uit te wijken teneinde een aanrijding
of botsing met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto)
te voorkomen en/of (vervolgens) op de Olympialaan zulks terwijl voormeld
motorrijtuig (motorfiets) dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) had ingehaald, althans bezig was dat door hem bestuurde
motorrijtuig (personenauto) in te halen en/of (vervolgens) voormeld
motorrijtuig (motorfiets) zich (dicht) voor/nabij dat door hem bestuurde
motorrijtuig (personenauto) bevond (en/of aan hem, verdachte, een stopteken
gegeven was) (dat door hem bestuurde motorrijtuig [personenauto] niet tot
stilstand gebracht heeft en/of) zijn snelheid niet heeft geminderd doch (met
hoge/aanzienlijke snelheid) (in de richting van voormeld motorrijtuig
[motorfiets]) is gaan en/of blijven rijden waardoor, althans mede waardoor de
bestuurder van dat motorrijtuig (motorfiets) met diens motorrijtuig (naar
rechts) diende uit te wijken en/of diens motorrijtuig diende af te remmen
teneinde een aanrijding of botsing met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (personenauto) te voorkomen
en/of (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) een
zich aldaar in/op de rijbaan van die Olympialaan bevindende middengeleider
links (tegen de verplichte rijrichting in, aangeduid middels een bord conform
model D2 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens
1990) is gepasseerd en/of (vervolgens) een rotonde/verkeersplein is opgereden
waarbij hij meerdere, althans een of meer toen aldaar rijdende motorrijtuigen
(met hoge/aanzienlijke snelheid) heeft ingehaald en/of (vervolgens) op de
Rijksweg A4 heeft gereden met een snelheid van (meer dan) ongeveer 180
kilometer per uur, althans met een (zeer) hoge/aanzienlijke snelheid
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden aangezien de onderhavige vervolging in strijd is met het ne bis in idem-beginsel dat is opgenomen in artikel 54 van de Schengen Uitvoerings Overeenkomst (hierna: SUO). Daartoe wordt aangevoerd dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zijn arrest van 9 maart 2006 inzake Van Esbroeck heeft geoordeeld dat het criterium voor de toepassing van voornoemd artikel de gelijkheid van de materiële feiten is, in die zin dat het moet gaan om een geheel van feiten dat onlosmakelijk met elkaar verbonden is, ongeacht de juridische kwalificatie van deze feiten of het beschermde rechtsbelang. In casu is verdachte voor het onderhavige feitencomplex reeds door de Belgische rechter veroordeeld. Weliswaar beperkt de officier van justitie haar verwijt aan verdachte thans tot de gedragingen ten opzichte van verbalisant [benadeelde] en de verkeersovertredingen begaan tijdens de achtervolging in Bergen op Zoom, maar aan deze gedragingen ligt hetzelfde opzet ten grondslag als aan de gedragingen later op de A4 en in België, te weten het willen ontvluchten aan de politie en het voorkomen van aanhouding. Het betreft een continue gedraging waarbij geen sprake is geweest van een onderbreking of een moment van rust. Voorts is het artikel waarvoor verdachte uiteindelijk door de Belgische rechter is veroordeeld, geschreven en bedoeld voor dit soort situaties. Uit de Belgische stukken blijkt voorts dat verdachte op 20 januari 2012 door een Belgische onderzoeksrechter ‘in verdenking’ is gesteld. In de overwegingen waar de onderzoeksrechter haar uiteindelijke oordeel op baseert, wordt uitdrukkelijk stilgestaan bij de getuigen die blijkens hun verklaring hebben gezien dat verdachte een politieagent op een moto
(de rechtbank begrijpt: motorfiets)wilde aanrijden en door zijn rijgedrag het andere verkeer in gevaar bracht. Deze gedragingen zijn derhalve in het Belgische onderzoek meegenomen en de voorlopige hechtenis van verdachte in België is mede hierop gebaseerd. De Belgische rechter die uiteindelijk inhoudelijk over de zaak heeft geoordeeld, heeft deze stukken ook gezien en heeft zijn eindoordeel dan ook mede op deze stukken gebaseerd.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van een dubbele vervolging zoals door de verdediging wordt gesteld. Verdachte is in België veroordeeld voor de strafbare feiten die in België zijn gepleegd. Uit de bewezenverklaring in het Belgische vonnis blijkt zonder meer dat deze ziet op de gedragingen van verdachte die in België zijn gepleegd ten opzichte van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Het stond het openbaar ministerie dan ook vrij om verdachte te vervolgen voor de feiten die zijn gepleegd in Nederland, te meer nu verbalisant [benadeelde] niet in de gelegenheid is gesteld om in België aangifte te doen.
De rechtbank stelt op de eerste plaats vast dat België en Nederland beide partij zijn bij het SUO. Voorts is voornoemd vonnis van de rechtbank te Antwerpen onherroepelijk en zijn de aldaar opgelegde straffen volledig tenuitvoergelegd. Door de verdediging kan dan ook een beroep worden gedaan op dit verdrag.
Artikel 54 SUO bepaalt dat een persoon die bij onherroepelijk vonnis door een Overeenkomstsluitende Partij is berecht, niet door een andere Overeenkomstsluitende Partij kan worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf of maatregel is opgelegd, deze reeds is ondergaan of daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd, dan wel op grond van de wetten van de veroordelende Overeenkomstsluitende Partij niet meer ten uitvoer gelegd kan worden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de ten laste gelegde feiten in de onderhavige zaak dezelfde feiten betreffen als de feiten waarvoor verdachte reeds in België is veroordeeld. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het Hof van Justitie in het arrest van 9 juli 2006 het criterium heeft geformuleerd waaraan dient te worden getoetst, te weten betreft het een geheel van feiten dat onlosmakelijk met elkaar verbonden is, ongeacht de juridische kwalificatie van deze feiten of het beschermde rechtsbelang.
Bij de beantwoording van voornoemde vraag gaat de rechtbank uit van de volgende - niet betwiste - feiten en omstandigheden:
Op 19 januari 2012 reed verdachte in een personenauto in Bergen op Zoom. Omstreeks 21:30 uur kreeg hij van een motoragent, de heer [benadeelde], een stopteken. Verdachte heeft hieraan geen gevolg gegeven en is op de vlucht geslagen. Hij is hierop door Bergen op Zoom achtervolgd door voornoemde motoragent en verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] die op dat moment in een onopvallende Skoda reden. Verdachte is uiteindelijk de snelweg A4 opgereden in de richting van de Belgische grens. De verbalisanten in de Skoda zijn verdachte blijven volgen en ter hoogte van de gemeente Woensdrecht hebben zij versterking gekregen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die in een Volvo reden. Zowel verdachte als beide politievoertuigen zijn vervolgens de Belgische grens overgereden. In België hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] samen met collega’s van de Belgische politie getracht om verdachte tot stoppen te dwingen waarbij verdachte tot twee keer toe tegen de zijkant van de Volvo is aangereden terwijl op dat moment met zeer hoge snelheid werd gereden. Uiteindelijk is verdachte aangehouden en bij vonnis van 19 april 2012 is verdachte door de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen te België veroordeeld voor weerspannigheid gepleegd door een enkel persoon voorzien van wapens gericht tegen [verbalisant 2] en[verbalisant 1].
Blijkens de tenlastelegging beslaat het onderhavige verwijt niet de gehele voornoemde achtervolging en alle gedragingen van verdachte, maar beperkt de officier van justitie zich gelet op de pleegplaats ‘Bergen op Zoom’ tot hetgeen in Bergen op Zoom heeft plaatsgevonden.
In het vonnis van de rechtbank te Antwerpen wordt in de bewezenverklaring en in de motivering niet aangegeven waar het feit, waar verdachte voor wordt veroordeeld, is gepleegd. Wel blijkt uit de bewezenverklaring dat het feit gericht is geweest tegen de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]. Uit het feit dat [verbalisant 2] en [verbalisant 1] pas ter hoogte van de gemeente Woensdrecht bij de achtervolging betrokken zijn geraakt, leidt de rechtbank af dat de Belgische rechter mogelijk een deel van de gedragingen van verdachte in Nederland in zijn overwegingen heeft meegenomen, maar dat dit enkel het gedeelte vanaf Woensdrecht tot aan de Belgische grens kan betreffen en niet de gedragingen in Bergen op Zoom. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen waarvoor verdachte thans wordt vervolgd en de gedragingen, waar hij in België reeds voor is veroordeeld, andere gedragingen betreffen die op verschillende plaatsen zijn uitgevoerd. Weliswaar heeft verdachte bij de uitvoering hiervan zeer waarschijnlijk hetzelfde opzet gehad, te weten het ontkomen aan de politie, maar gelet op de afstand tussen Bergen op Zoom en Woensdrecht heeft er zeker enige tijd tussen de verschillende gedragingen gezeten. Hier komt bij dat verbalisant [benadeelde] de achtervolging heeft gestaakt waardoor de verschillende gewraakte gedragingen gericht zijn geweest tegen andere personen. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een geheel van feiten dat onlosmakelijk met elkaar is verbonden.
Het betoog van de verdediging dat uit de Belgische stukken volgt dat bij de inverdenkingstelling rekening is gehouden met de gedragingen in Bergen op Zoom maakt het voorgaande niet anders. Uit de Belgische stukken en het betoog van de raadsman ter zitting leidt de rechtbank af dat een Belgische onderzoeksrechter bij een vordering tot inverdenkingstelling toetst of er voldoende aanleiding is om iemand langer vast te houden en om (nader) onderzoek te verrichten naar zijn of haar strafrechtelijke betrokkenheid bij bepaalde feiten. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank los van de vraag welke feiten uiteindelijk op de tenlastelegging terechtkomen en voor welke feiten verdachte daadwerkelijk is veroordeeld.
Nu er ook overigens geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die maken dat sprake is van een dubbele vervolging, is de officier van justitie ontvankelijk in haar vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte is gevlucht voor de politie nadat hij een stopteken van een motoragent heeft genegeerd. Hij heeft daarbij hinder en gevaar op de weg veroorzaakt en hij heeft daarbij op een tweetal momenten ingestuurd in de richting van de motoragent, verbalisant [benadeelde]. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte met zijn handelingen de opzet, al dan niet voorwaardelijk, had om de motoragent te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zij verzoekt hem hier dan ook van vrij te spreken. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn handelingen verbalisant [benadeelde] heeft bedreigd. Ook acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door zijn handelingen hinder en gevaar in het verkeer heeft veroorzaakt. Zij baseert zich daarbij op de eigen verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich primair aan bij het standpunt van de officier van justitie dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden aangezien verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om verbalisant [benadeelde] te doden dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Een aantal van de onder 2 ten laste gelegde gedragingen worden door verdachte bekend behalve dat hij heeft ingereden op de verbalisant. De verdediging refereert zich verder aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2:
Op 19 januari 2012 controleerde verbalisant [benadeelde] (hierna [benadeelde]) de bestuurder van een Seat Ibiza voorzien van het Nederlandse kenteken [kentekennummer]. Hij gaf de bestuurder een stopteken toen hij naast de Seat reed. De bestuurder van de Seat sloeg linksaf en reed de Heelulaan op. Nogmaals gaf [benadeelde] de bestuurder een stopteken. Nadat dit door de bestuurder werd genegeerd, is [benadeelde] achter de Seat aan gaan rijden en heeft hij middels de stoptransparant aan de voorzijde van zijn opvallende politie motorfiets nogmaals een stopteken gegeven. De bestuurder volgde dit stopteken niet op en vervolgde zijn weg. [1]
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag voornoemde Seat bestuurde en meerdere malen een stopteken heeft gekregen van een politieagent. Hij is niet gestopt, omdat hij niet gepakt wilde worden. Verdachte heeft verklaard dat hij in paniek is geraakt en daarom heeft geprobeerd te vluchten. Hij heeft vervolgens binnen Bergen op Zoom met snelheden van 50 of 60 kilometer per uur gereden terwijl de maximaal toegestane snelheid op veel plaatsen 30 kilometer per uur was. [2]
[benadeelde] heeft net voor de kruising met de Beukenlaan geprobeerd het voertuig van verdachte af te snijden om hem tot stoppen te dwingen. [benadeelde] zag dat verdachte naar links stuurde en in zijn richting kwam. Door een stuurbeweging naar links te maken, kon [benadeelde] een aanrijding met het voertuig van verdachte voorkomen. [3]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] die achter [benadeelde] reden, zagen dat verdachte op de Heelulaan ter hoogte van de Beukenlaan een stuurbeweging naar links maakte, waarna hij over het midden van de weg heen kwam en direct daarop weer rechtsaf de Beukenlaan in reed. Verdachte en [benadeelde] reden de Dionestraat in en daarna aan het einde de Jupiterweg op. Aan het einde van de Jupiterweg ging verdachte rechtsaf de Carinastraat op en vervolgens over het Pater Muhrenplein. [4] Vervolgens sloeg verdachte linksaf de Beukenlaan in. Verdachte reed halverwege de Beukenlaan de Marathonstraat in waarna hij aan het einde linksaf de Olympialaan inreed. [5]
[benadeelde] is verdachte op de Olympialaan voorbij gereden. Tijdens het voorbij rijden, gaf hij nogmaals een stopteken aan verdachte. Tijdens het geven van dat stopteken probeerde verdachte [benadeelde] aan te rijden. De voorzijde van het voertuig van verdachte kwam snel op hem af, terwijl er voldoende ruimte was voor verdachte om rechtdoor te rijden. Door hard te remmen en naar rechts te sturen, lukte het [benadeelde] om een aanrijding te voorkomen. [6]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] zagen op de Olympialaan dat verdachte naar links reed en vervolgens weer naar rechts in de richting van [benadeelde]. De remlichten van de motor van [benadeelde] lichtten op en verdachte reed rakelings langs de motor van [benadeelde]. [7] Vervolgens reed verdachte links van de aldaar geplaatste middengeleider (verkeersbord D2) [8] en de rotonde op en haalde hierbij meerdere personenauto’s in. [9] Het is een feit van algemene bekendheid dat het verkeersbord D2 een bord is conform model D2 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Verdachte heeft meermalen boven de 50 kilometer per uur gereden. [10]
Vervolgens is verdachte de A4 opgereden in de richting van Hoogerheide. De verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] volgden verdachte en zagen dat zij met een snelheid van 180 kilometer per uur achter het voertuig van verdachte reden. [11]
Feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld in paniek. Hij wilde weliswaar niet gepakt worden, maar hij heeft zijn voertuig niet bewust in de richting van [benadeelde] gestuurd. De rechtbank overweegt dat verdachte die avond een hoeveelheid verdovende middelen bij zich had in de auto. [12] Door de leverancier van deze verdovende middelen was tegen verdachte gezegd dat hij moest vluchten als hij van de politie moest stoppen. [13] Nadat hij een stopteken kreeg van verbalisant [benadeelde], heeft verdachte blijkens zijn eigen verklaring vervolgens ook de keuze gemaakt om te vluchten en een aantal handelingen verricht - die hiervoor zijn omschreven - om dit vluchten mogelijk te maken. Dat het in de richting sturen van de auto in de richting van verbalisant [benadeelde], toen deze trachtte om verdachte tot stoppen te dwingen, niet bewust was, acht de rechtbank onder deze omstandigheden ongeloofwaardig.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen gaat de rechtbank van het volgende uit: Verdachte heeft meermalen de door verbalisant [benadeelde] gegeven stoptekens genegeerd. Hij heeft getracht om met hoge snelheid te ontkomen aan [benadeelde] en hij heeft hierbij tweemaal zijn voertuig in de richting van [benadeelde] gestuurd waardoor deze moest uitwijken om een botsing te voorkomen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om [benadeelde] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal hem dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Wel acht de rechtbank het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft door zijn handelen meermalen een situatie in het leven geroepen waarbij [benadeelde] moest vrezen voor zijn leven. In juridische zin heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 2:
De rechtbank constateert op basis van voornoemde bewijsmiddelen dat verdachte met zijn auto met hoge snelheid op de vlucht is geslagen nadat hij een stopteken heeft genegeerd van [benadeelde]. Hij heeft hierbij richting [benadeelde] gestuurd waardoor deze moest uitwijken. Vervolgens heeft hij nogmaals, nadat [benadeelde] hem had ingehaald, het stopteken genegeerd en is hij doorgereden zonder zijn snelheid te verminderen. Hierdoor moest [benadeelde] remmen om een aanrijding met het voertuig van verdachte te voorkomen. Daarna heeft verdachte een middengeleider op de weg aan de linkerkant gepasseerd. De rechtbank constateert dat verdachte met het links passeren van de middengeleider tegen de verplichte rijrichting inreed en daarmee het bord D2 negeerde. Vervolgens heeft verdachte op een rotonde meerdere auto’s ingehaald. Hij is daarna naar de snelweg gereden en reed daar met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur richting de Belgische grens.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de handelingen van verdachte zoals ten laste gelegd onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. meer subsidiair:
hijop
of omstreeks19 januari 2012 te Bergen op Zoom [benadeelde] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers
heeft verdachte meermalen,
althans eenmaalterwijl hij een personenauto bestuurde
met snelheid richting die [benadeelde] is gereden en
/ofheeft ingestuurd
2.
hijop
of omstreeks19 januari 2012 in de gemeente Bergen op Zoom als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee op de weg
(en
), de
Heelulaan en
/ofde Beukenlaan en
/ofde Dionestraat en
/ofde Carinastraat
en
/ofde Jupiterweg en
/ofhet Pater Muhrenplein en
/ofde Marathonstraat en
/of
de Olympialaan met
(zeer)hoge
/aanzienlijkesnelheid heeft gereden en
/of
(vervolgens
)op de Heelulaan
(ter hoogte van/nabij de kruising of splitsing
van die weg met de Beukenlaan
)zulks terwijl een motorrijtuig
([politiesurveillance]motorfiets)
bezig was dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) (links) in te halen, althans dat motorrijtuig
zich
(dicht
) naast/nabij dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto)
bevond
(en
/ofaan hem, verdachte, een stopteken gegeven was
)dat door hem
bestuurde motorrijtuig (personenauto) (niet tot stilstand heeft gebracht
doch
) (plots en/of scherp en/of abrupt en/ofzonder verkeersnoodzaak
)naar
links (in de richting van dat motorrijtuig [motorfiets]) heeft gestuurd
waardoor, althansmede waardoor de bestuurder van voormeld motorrijtuig met
diens motorrijtuig
(naar links
)diende uit te wijken teneinde een aanrijding
of botsingmet dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto)
te voorkomen en
/of (vervolgens
)op de Olympialaan zulks terwijl voormeld
motorrijtuig (motorfiets) dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) had ingehaald,
althans bezig was dat door hem bestuurde
motorrijtuig (personenauto) in te halenen
/of (vervolgens
)voormeld
motorrijtuig (motorfiets) zich
(dicht)voor
/nabijdat door hem bestuurde
motorrijtuig (personenauto) bevond
(en
/ofaan hem, verdachte, een stopteken
gegeven was
) (dat door hem bestuurde motorrijtuig [personenauto] niet tot
stilstand gebracht heeft en
/of)zijn snelheid niet heeft geminderd doch
(met
hoge/aanzienlijke snelheid
) (in de richting van voormeld motorrijtuig
[motorfiets]
)is gaan
en/of blijvenrijden waardoor,
althans mede waardoorde
bestuurder van dat motorrijtuig (motorfiets) met diens motorrijtuig
(naar
rechts
)diende uit te wijken en
/ofdiens motorrijtuig diende af te remmen
teneinde een aanrijding of botsing met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (personenauto) te voorkomen
en
/of (vervolgens
)met dat door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) een
zich aldaar
in/op de rijbaan van die Olympialaan bevindende middengeleider
links (tegen de verplichte rijrichting in, aangeduid middels een bord conform
model D2 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens
1990) is gepasseerd en
/of (vervolgens
)een rotonde
/verkeerspleinis opgereden
waarbij hij meerdere
, althans een of meertoen aldaar rijdende motorrijtuigen
(met
hoge/aanzienlijke snelheid) heeft ingehaald en
/of (vervolgens
)op de
Rijksweg A4 heeft gereden met een snelheid van
(meer dan)ongeveer 180
kilometer per uur,
althans met een (zeer) hoge/aanzienlijke snelheid
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg
(en
)werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg
(en
) werd
gehinderd, althanskon worden gehinderd;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uur. Zij heeft in haar eis rekening gehouden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte sindsdien niet opnieuw met de politie in aanraking is gekomen.
Feit 2:
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 750,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat de rechter in België reeds de onderhavige feiten heeft meegewogen. Verder dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop nu er sprake is van schending van de redelijke termijn. Gezien het inkomen van verdachte verzoekt de verdediging de gevorderde geldboete voor de overtreding om te zetten in een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd te ontkomen aan de politie nadat hij van een motoragent een stopteken had gekregen. Hij heeft met de auto met hoge snelheid in verschillende straten in Bergen op Zoom gereden teneinde de politieagenten, die hem achtervolgden, van zich af te schudden. Om zijn vlucht kracht bij te zetten en om niet gepakt te worden, heeft hij tweemaal ingestuurd richting de motoragent die daardoor voor het voertuig van verdachte moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Verdachte heeft verder een middengeleider op de weg aan de verkeerde kant gepasseerd en hij heeft vervolgens op een rotonde meerdere auto’s ingehaald. Daarna is hij naar de snelweg gereden waarbij hij met zeer hoge snelheid richting de Belgische grens is gereden. Verdachte heeft met zijn handelingen een zeer bedreigende situatie gecreëerd voor de motoragent die enkel door zijn eigen handelen een aanrijding heeft kunnen voorkomen. Uit de onderbouwing van de civiele vordering van de motoragent blijkt dat het feit diepe emotionele indruk op hem heeft gemaakt. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Politieambtenaren verdienen, gezien de rol die zij in de samenleving vervullen, respect en moeten hun werk kunnen uitoefenen zonder dat zij hier op een dergelijke manier in worden belemmerd. Dit gedrag is dan ook onacceptabel.
Daarnaast heeft verdachte voor de overige verkeersdeelnemers hinder veroorzaakt en een zeer gevaarlijke situatie.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte en het feit dat verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie wegens het plegen van soortgelijke feiten.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de verdediging om in de strafmaat rekening te houden met het vonnis van de rechtbank te Antwerpen waarin de onderhavige ten laste gelegde feiten zouden zijn meegewogen. Uit de motivering van dit vonnis blijkt namelijk niet dat door de rechtbank aldaar de onderhavige ten laste gelegde feiten in het nadeel van verdachte zijn meegewogen. Dat de rechtbank te Antwerpen dit ondanks het ontbreken van een dergelijke motivering toch zou hebben gedaan, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de internationale verdragen die een eerlijk proces waarborgen en die ook door België zijn geratificeerd.
De eis van de officier van justitie is in het licht van hetgeen voor soortgelijke feiten wordt opgelegd alleszins te begrijpen. Het zijn slechts de bijzondere, in de persoon van verdachte gelegen omstandigheden, en het tijdsverloop die de rechtbank heeft doen besluiten hiervan in substantiële zin ten gunste van verdachte af te wijken. De rechtbank acht voor feit 1 een werkstraf van 40 uren passend en geboden. Voor feit 2 zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 20 uren opleggen. Gezien het geringe inkomen van verdachte alsmede de omstandigheid dat hij thans zijn leven op orde lijkt te hebben, acht de rechtbank een andere strafmodaliteit hier niet passend.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 300,00 voor feit 1.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het feit diepe indruk op [benadeelde] heeft gemaakt. De omstandigheden waarin hij is gebracht, gaan verder dan het normale beroepsrisico dat een politieagent draagt. Zij acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
De verdediging is van mening dat het beroep van een politieagent een bepaald beroepsrisico met zich brengt. Gesteld wordt dat agenten in hun opleiding waarschijnlijk de instructie krijgen dat wanneer het voor hen te gevaarlijk wordt, zij de achtervolging moeten staken. Het is niet aannemelijk dat [benadeelde] doodsangsten heeft uitgestaan nu hij zich niet heeft teruggetrokken. Hij had zijn collega’s in het voertuig, dat achter verdachte en [benadeelde] reed, de achtervolging kunnen laten overnemen. De verdediging verzoekt [benadeelde] dan ook niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De rechtbank overweegt dat de gedragingen van verdachte emotioneel diepe indruk hebben gemaakt op [benadeelde]. Hij heeft zich angstig gevoeld en heeft zich met name na het incident gerealiseerd dat het voor hem een levensbedreigende situatie was. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de situatie waarin verdachte [benadeelde] heeft gebracht verder gaat dan het beroepsrisico van een politieagent. De emotionele schade is ontstaan door de gedragingen van verdachte en deze schade is naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 62, 91 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 5, 177, 178 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:meer subsidiair: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
feit 1:
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
feit 2:
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 300,00ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] (feit 1),
€ 300,00te betalen, bij niet betaling te vervangen door
6 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Slot en mr. De Graaf, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 november 2014.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL201M 2012015423 van de regiopolitie Midden en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 58.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 21 oktober 2014.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 van voornoemd eindproces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 12 van voornoemd eindproces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 van voornoemd eind-proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 12 van voornoemd eind-proces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 van voornoemd eind-proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 12 van voornoemd eind-proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 14 en 15 van voornoemd eindproces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 35 van voornoemd eindproces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 35 van voornoemd eindproces-verbaal.