Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
] (…) op de oprit van zijn woonhuis [adres 1] (…) in de auto MERCEDES BENZ 0320 CDI 4matic met Duits kenteken [kenteken] stapte aan de bestuurderskant, de auto startte en wegreed richting [woonplaats] centrum. Ik nam waar dat hij alleen in het voertuig zat en de auto bestuurde.
3.Geschil
- Ik ben het slachtoffer van de ‘vete’ tussen de Belastingdienst en mijn vader;
- mij is geen waarschuwing gegeven dat ik niet meer met de auto in Nederland mocht rijden;
- [B BV] heeft de auto van een Duits bedrijf gehuurd;
- op 6 juni 2013 heb ik kort met de auto gereden, namelijk alleen om te gaan tanken, volgens mij in opdracht van [A], de directeur van [B BV];
- de naheffingsaanslag moet dus aan [B BV] worden opgelegd;
- Ik heb niet met de auto gereden, anders dan het heen- en terugrijden naar het tankstation op 6 juni 2013;
- de waarneming van 26 oktober 2013 kan niet juist zijn, omdat ik toen in Duitsland was;
- de drie ambtsedige verklaringen stemmen niet overeen met de werkelijkheid, zijn mogelijk opzettelijk valselijk opgemaakt en op onrechtmatige wijze tot stand gekomen;
- ik heb drie verklaringen van personen waarin wordt bevestigd dat het onmogelijk is om vanaf de carpoolplek en de rotonde iemand herkenbaar waar te nemen die zich op de [adres 1] bevindt.
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boete betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikking;
- vermindert de boete tot € 3.097;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: