ECLI:NL:RBZWB:2014:7570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2896
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aftrek dieetkosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil over de aftrek van dieetkosten door belanghebbende voor het jaar 2009. De belanghebbende had een verzoek ingediend om aftrek van dieetkosten tot een bedrag van € 4.383, gebaseerd op een dieetbevestiging van zijn huisarts. De inspecteur van de Belastingdienst had echter twijfels over de juistheid van deze dieetbevestiging en beperkte de aftrek tot € 1.343 voor een glutenvrij en lactosebeperkt dieet. De rechtbank oordeelde dat de door belanghebbende overgelegde dieetbevestiging onvoldoende bewijs bood dat hij op medisch voorschrift de opgegeven diëten had gevolgd. De rechtbank stelde vast dat de dieetbevestiging niet overeenstemde met de verklaring van de huisarts, die slechts één ziektebeeld en één dieet bevestigde. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende niet in zijn bewijslast was geslaagd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Middelburg
Procedurenummer AWB 14/2896
Uitspraak van 28 oktober 2014
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 26 april 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [aanslagnummer].H96).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder]. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 september 2014 aan [gemachtigde] op het adres [adres] te Goes, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 10 september 2014 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Gelijktijdig zijn behandelde de zaken bij de rechtbank bekend met de procedurenummers 14/2386, 14/2387 en 14/2896.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2. Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft onder meer verzocht om aftrek van dieetkosten tot een bedrag van € 4.383.
2.2.
Belanghebbende heeft tijdens de aanslagregeling 2009 een ‘dieetbevestiging 2009’ overgelegd. Daarop staat aangekruist dat hij zich moet houden aan de diëten met de nummers 3 (energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt), 14 (glutenvrij), 19 (energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt), 40 (koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij, soja-eiwit en tarwevrij). De vier diëten zien op drie verschillende ziektebeelden. Op de ‘dieetbevestiging 2009’, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort, zijn de naam en het adres van de huisarts ingevuld en er staat een paraaf.
2.3.
De inspecteur heeft bij brief van 4 februari 2013 aan de huisarts gevraagd of belanghebbende zich moest houden aan de diëten die zijn aangegeven op de voor 2009 overgelegde dieetbevestiging.
2.4.
Bij brief van 13 maart 2013 heeft de huisarts het volgende geantwoord:
“Onzer cliënt, [belanghebbende] ([geboortedatum]) gebruikt lactose/gluten/tarwe beperkt dieet wegens chronische maag/darm problematiek suggestief voor lactose cq. gluten intolerantie.
Onderhavig dieet gestart in overleg diëtiste.”
2.5.
Vervolgens heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om een door de diëtiste ingevulde, getekende en gestempelde dieetbevestiging te overleggen. Belanghebbende heeft geen dieetbevestiging van de diëtiste overgelegd.
2.6.
Hierop heeft de inspecteur de aftrek beperkt tot een bedrag van € 1.343 voor een glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt dieet. In geschil is of dat juist is.
2.7.
Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zijn extra kosten voor een op medisch voorschrift gehouden dieet aan te merken als uitgaven voor specifieke zorgkosten wegens ziekte of invaliditeit tot een volgens bij ministeriële regeling te stellen bedrag. De dieetkostenregeling is opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (URIB 2001).
2.8.
Op belanghebbende, die de aftrek claimt, rust de bewijslast aannemelijk te maken dat hij in het 2009 op medisch voorschrift de door hem genoemde diëten heeft gevolgd.
Belanghebbende heeft hiertoe de ‘dieetbevestiging 2009’ overgelegd, die naar zijn zeggen afkomstig is van de huisarts, en zich op het standpunt gesteld dat deze verklaring volstaat om voor de aftrek in aanmerking te komen. De inspecteur heeft zijn twijfel over de juistheid van deze dieetbevestiging uitgesproken onder meer omdat deze niet overeenstemt met hetgeen de huisarts in zijn brief van 13 maart 2013 heeft verklaard.
2.9.
Belanghebbende is naar het oordeel van de rechtbank, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet in zijn bewijslast geslaagd. De door belanghebbende overgelegde dieetbevestiging is onvoldoende bewijs dat belanghebbende voor de daarin aangeduide aandoeningen op medisch voorschrift de door hem opgegeven diëten heeft gevolgd. De dieetbevestiging stemt niet overeen met hetgeen de huisarts in zijn brief van 13 maart 2013 heeft verklaard, namelijk dat er (slechts) sprake is van één ziektebeeld met één dieet. Met ingang van 2010 is in de wet opgenomen dat ook sprake is van “medisch voorschrift” indien het dieet is voorgeschreven door een bevoegd diëtist. De inspecteur heeft zich bereid getoond die bepaling ook al voor 2009 toe te passen en heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een dieetbevestiging van de diëtiste over te leggen dat hij op medisch voorschrift meer diëten volgde voor meerdere ziektebeelden dan uit de brief van de huisarts volgt. Belanghebbende is aldus naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots in de gelegenheid gesteld om het bewijs te leveren. Belanghebbende heeft dat bewijs echter niet geleverd. De “dieetverklaring 2011” van de diëtiste van de vader van belanghebbende is hier niet relevant.
2.10.
Gelet op hetgeen de huisarts in zijn brief van 13 maart 2013 heeft verklaard gaat de rechtbank er vanuit dat belanghebbende in 2009 op medisch voorschrift een lactose/gluten/tarwe beperkt dieet heeft gevolgd wegens chronische maag/darmproblematiek.
Artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001, bevat een schema waaruit kan worden afgeleid welk bedrag in aftrek kan worden gebracht indien een op medisch voorschrift gevolgd dieet wordt gevolgd voor een in dat schema genoemde aandoening die aan een in dat schema gegeven typering voldoet. Artikel 37, derde lid, URIB 2001 bepaalt dat, indien sprake is van één ziektebeeld en één dieet waarvoor meer dan één bedrag in aanmerking zou komen, alleen het hoogste bedrag in aanmerking wordt genomen. Het hoogste bedrag is in dit geval de € 1.343 behorende bij het glutenvrije en lactosebeperkte dieet bij maag-, darm- en leverziekte. De inspecteur heeft de aftrek voor dieetkosten terecht tot dit bedrag beperkt.
2.11.
Belanghebbende heeft nog gesteld dat hij recht heeft op een bedrag aan te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren. Belanghebbende heeft echter, tegenover de betwisting hiervan door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een restant persoonsgebonden aftrek.
2.12.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 28 oktober 2014 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.