Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen (BPM) bij de invoer van een tweedehands kampeerauto. De belanghebbende had aangifte gedaan voor de BPM en een bedrag van € 7.853 voldaan. De inspecteur van de Belastingdienst legde echter een naheffingsaanslag op van € 367, wat leidde tot bezwaar van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat bij de heffing van BPM voor kampeerauto's, die zijn gebouwd op het chassis van een gesloten bestelauto, de cataloguswaarde van de bestelauto als uitgangspunt genomen mag worden, zoals vastgelegd in het Besluit van 14 december 2010. Echter, de rechtbank benadrukte dat rekening gehouden moet worden met de lagere afschrijving van kampeerauto's in vergelijking met bestelauto's, aangezien kampeerauto's doorgaans minder intensief worden gebruikt.
De rechtbank constateerde dat de inspecteur ten onrechte de inkoopwaarde van een gebruikte Ford Transit als basis voor de BPM had genomen, omdat deze niet representatief was voor de werkelijke afschrijving van de kampeerauto. De rechtbank stelde vast dat de afschrijving van 25% over een periode van minder dan een jaar niet te laag was en dat de inspecteur gelijk had in zijn berekening van de BPM. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.