5.Gelet op het feit dat verzoeker in een niet gecontracteerde instelling verblijft en niet beschikt over een pgb om dat verblijf te betalen is de voorzieningenrechter van oordeel dat er sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid van de Awb.
Met betrekking tot de grief dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
In het bestreden besluit worden de onderdelen a tot en met c van artikel 4:35 van de Awb genoemd. De motivering van de weigering van het pgb houdt in dat er sprake is van een van de onderdelen van artikel 4:35, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de motivering van het bestreden besluit onvoldoende toegespitst op de situatie van eiser. Daaruit volgt dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd.
Een ondeugdelijke motivering kan echter in de bezwaarfase worden aangevuld of verbeterd. De gebrekkige motivering kan daarom geen aanleiding geven tot het toewijzen van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter zal vervolgens ingaan op het standpunt van verzoeker dat Buitenkans voldoende waarborg biedt voor het nakomen van de verplichtingen verbonden aan het pgb dat hij heeft aangevraagd.
Niet in geschil is dat eiser niet beschikt over de capaciteiten en bekwaamheden om zelf de regie te voeren over een pgb. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1488) kan iemand die niet zelf de regie kan voeren over het pgb de hulp inroepen van een derde, waarbij wel van belang is of sprake is van gewaarborgde hulp van derden. Daarvan is in ieder geval geen sprake indien de derde niet kan instaan voor de nakoming van de aan het pgb verbonden verplichtingen, waaronder die welke betrekking hebben op de keuze van de zorgverlener, de kwaliteit van de zorg en de financiële verantwoording, waaraan inherent moet worden geacht dat eisen kunnen worden gesteld aan de integriteit van de derde. De Raad voegt hieraan toe dat deze waarborgen ook gelegen kunnen zijn in de erkende of bewezen capaciteiten van professionele hulpverleners of aanbieders van administratieve en financiële diensten. Verzoeker heeft voor het voeren van het beheer van het aangevraagde pgb ter ondersteuning de hulp ingeroepen van Buitenkans.
Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of Buitenkans de waarborg biedt als bedoeld in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, zodat verzoeker wordt gecompenseerd voor het gemis aan vermogen om zelf de regie te voeren en dat op die manier wordt bereikt dat verzoeker kan instaan voor de nakoming van de aan het pgb verbonden en op hem rustende verplichtingen.
CZ heeft Buitenkans gevraagd om een aansprakelijkheidsverklaring te ondertekenen om te waarborgen dat aan de verplichtingen van het pgb zal worden voldaan. Buitenkans heeft dat verzoek niet ingewilligd. Volgens verzoeker biedt Buitenkans voldoende waarborg omdat het een erkend cliëntondersteuner en pgb-beheerder is en beschikt over het keurmerk voor pgb-bureaus van het Keurmerkinstituut.
CZ heeft op 28 januari 2014 de rechtbank een pleitnotitie toegestuurd waarin alsnog een uitgebreide toelichting is gegeven. De afwijzing van het pgb heeft CZ gebaseerd op artikel 4:35, eerste lid, onderdeel c, van de Awb.
Het is de voorzieningenrechter gebleken dat om in aanmerking te kunnen komen voor het keurmerk voor pgb-bureaus, de pgb-beheerder dient te voldoen aan het keurmerkeisenpakket van het Keurmerkinstituut. Volgens het interpretatiedocument 9 maart 2012 van het keurmerkeisenpakket wordt met de diensten van een pgb-bureau bedoeld advies, bemiddeling en administratie. Verder blijkt uit de toelichting van het eisenpakket o.a. dat het pgb-bureau niet het hele proces mag overnemen van de budgethouder en dat de regie ligt bij de budgethouder. Het pgb-bureau dient zich ervan te vergewissen dat de budgethouder de consequenties begrijpt van de overeenkomst die wordt gesloten met het pgb-bureau (artikel 2.1 van het eisenpakket). De werkwijze van het pgb-bureau is duidelijk omschreven en is toegankelijk en inzichtelijk voor de budgethouder (artikel 3.3.2 van het eisenpakket).
Ter zitting heeft de bestuurder van Buitenkans meegedeeld dat het overnemen van de aansprakelijkheid van de budgethouder niet mogelijk is gelet op de eisen van het keurmerk. Ook verzekering van de aansprakelijkheid is niet mogelijk. Buitenkans kan daarom niet een aansprakelijkheidsverklaring ondertekenen.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat het keurmerk voor pgb-bureaus niet voldoet aan de waarborg zoals omschreven in de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Uit de eisen van het keurmerk volgt dat Buitenkans niet kan voldoen aan de verplichting van financiële verantwoording. Overigens kan evenmin worden voldaan aan de andere door de Centrale van Beroep genoemde verplichtingen. De in deze jurisprudentie genoemde verplichtingen zijn verplichtingen die aan het pgb zijn verbonden. Dat houdt dus in verplichtingen ten opzichte van het zorgkantoor. De voorzieningenrechter verwerpt dan ook het standpunt van de gemachtigde van verzoeker dat de professionele hulpverlener alleen verplichtingen heeft jegens de budgethouder en niet jegens het zorgkantoor.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat Buitenkans ook feitelijk geen ondersteuning heeft geleverd bij het aanvragen van een pgb voor verzoeker, nu is gebleken dat na het verzoek om omzetting van zorg in natura naar een pgb het bijna twee maanden heeft geduurd voordat het ingevulde aanvraagformulier werd geretourneerd naar CZ.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat verzoeker onder deze omstandigheden niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestreden besluit, in het besluit op bezwaar aangevuld met de concrete, op verzoeker betrekking hebbende motivering, niet in stand zal kunnen blijven. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.