Belanghebbende stelt dat de inspecteur ten onrechte rekening houdt met het bestaan van de franchiseovereenkomst binnen de fiscale eenheid [X BV] Zij voert daartoe, onder andere, aan dat de inspecteur ten onrechte doorslaggevende waarde toekent aan de civielrechtelijke werkelijkheid. Namelijk het bestaan van een franchiseovereenkomst tussen belanghebbende en de Spaanse vi. Op grond van de fiscale werkelijkheid bestaat deze franchiseovereenkomst echter, aldus belanghebbende, niet binnen de fiscale eenheid [X BV] In de generale winst van de fiscale eenheid [X BV] komen de franchise fees die verschuldigd zijn door de Spaanse vi daarom volgens belanghebbende niet tot uitdrukking. Belanghebbende verwijst daartoe naar het arrest Sara Creek (Hoge Raad 4 juni 1986, nr. 23 614, BNB 1986/239) en zij betoogt dat op grond van dat arrest fiscaalrechtelijk voor de berekening van de inhaalverliezen “Spanje” minder verlies aan de vaste inrichting in Spanje kan worden toegerekend, dan civielrechtelijk uit de franchiseovereenkomst volgt.
Voorts betoogt belanghebbende dat nog in ieder geval tot en met 22 juli 2010 het OESO-commentaar uitgaat van een intern royaltyverbod. Belanghebbende wijst in dit verband, onder andere, op het commentaar (“OECD Commentaries”) bij artikel 7, lid 3, OECD Model Tax Convention. Het OESO-commentaar maakt, aldus belanghebbende, onderdeel uit van het beleid van de Nederlandse Belastingdienst en verbiedt de inspecteur, mede gelet op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, om in het onderhavige geval rekening te houden met de franchisefee.
Verder betoogt belanghebbende dat er in verband met de franchiseovereenkomsten überhaupt geen (externe) kosten van [X BV] aan de Spaanse vi zijn toe te rekenen, omdat er geen causaal verband bestaat tussen de koopsom die belanghebbende in 1996 voor het usufruct heeft betaald en het recht van de Spaanse vi om het “System” te mogen exploiteren op de Spaanse markt. Belanghebbende betoogt in dit verband dat destijds bij de samenstelling van de vergoeding van het usufruct, rekening is gehouden met uitbreidingsplannen van de bedrijfsactiviteiten in Oostenrijk, Scandinavië, Spanje en Zwitserland. Aan de uitbreidingsplannen voor deze markten is in het Valuation Report - dat ten grondslag ligt aan de onderbouwing van de totale vergoeding voor het usufruct - een waarde toegekend van USD 20.000. Rekening houdend dat slechts een deel van deze vergoeding ziet op de markt voor Spanje en op dit deel van de vergoeding ook nog dient te worden afgeschreven is, aldus belanghebbende, slechts een verwaarloosbaar deel van de totale betaling voor het usufruct toerekenbaar aan de activiteiten in Spanje.