In deze zaak heeft eiseres, die in 2009 ziek werd en in 2010 werd ontslagen, verzocht om uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een beoordeling zoals bedoeld in artikel 4.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat er dus een inhoudelijke beoordeling moest plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht had op uitbetaling van de resterende verlofdagen, omdat zij deze had kunnen opnemen voor haar ontslag. De rechtbank heeft ook overwogen of het vervallen van de aanspraak op uitbetaling van verlofdagen in overeenstemming is met het arrest Schultz-Hoff. De rechtbank oordeelt dat eiseres daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om haar recht op vakantie met behoud van loon te benutten, en dat het vervallen van de aanspraak op uitbetaling van verlofdagen op grond van de CAO en de Regeling rechtmatig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om betaling van wettelijke rente wordt afgewezen.