De bezwaarschriftcommissie heeft uitdrukkelijk en zonder voorbehoud overwogen dat de beslissingen onrechtmatig zijn. In het bestreden besluit heeft verweerder onder meer gesteld dat hij het advies van de bezwaarschriftcommissie deelt en dat het betreffende advies deel uitmaakt van de door verweerder gemaakte heroverweging (lees: motivering van het bestreden besluit). Aldus heeft verweerder toepassing aan artikel 3:49 van de Awb gegeven.
Wie slechts de conclusie van een advies en niet tevens de onderbouwing van die conclusie deelt, wijkt af van het betreffende advies. Afwijking van een advies vergt een afzonderlijke motivering. In zoverre verwijst de rechtbank naar artikel 7:13, zevende lid, van de Awb, met een specifieke regeling voor het afwijken van een advies van een bezwaarschriftcommissie. Het bestreden besluit bevat geen motivering in de zojuist bedoelde zin. Sterker, in het bestreden besluit is nergens gesteld dat verweerder gedeeltelijk van het advies van de bezwaarschriftcommissie afwijkt.
4.3.1.Daarnaast twisten partijen over het antwoord op de vraag of (voldoende aannemelijk is geworden dat) een rechtstreeks verband bestaat tussen de beslissingen en door eiseres gestelde schade. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Er bestaat slechts aanleiding tot toewijzing van een verzoek tot schadevergoeding indien en voor zover de gestelde schade in zodanig verband staat met de vernietigde of herroepen besluiten dat de gestelde schade aan het bestuursorgaan kan worden toegerekend. Het ligt op in beginsel op de weg van de persoon die stelt als gevolg van een onrechtmatig besluit schade te hebben geleden, om aannemelijk te maken dat deze schade moet worden toegerekend aan het gebrek dat aan het onrechtmatige besluit kleeft. Deze regel wordt gehanteerd door zowel de burgerlijke als de bestuursrechter. In zoverre verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1131). De rechtbank ziet geen reden om in dit geval af te wijken van het zojuist geformuleerde uitgangspunt. Daarom oordeelt de rechtbank dat (a) eiseres feiten moet stellen – en zo nodig bewijzen – die aannemelijk maken dat voldoende causaal verband bestaat tussen enerzijds de beslissingen 1 en/of 3 en anderzijds de door eiseres gestelde schade en (b) eiseres haar stellingen per concrete schadepost dient te onderbouwen.
4.3.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet voldaan aan de in rechtsoverweging 4.3.1 bedoelde stelplicht. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Het betoog van eiseres komt er in de kern op neer dat zij door de besluitvorming van verweerder een aantrekkelijke financieringspositie is kwijtgeraakt, nu zij als gevolg van de fouten van verweerder geen gebruik heeft kunnen maken van het bouwdepot. Daartoe stelt eiseres dat de Rabobank pas tot uitkering van het bouwdepot – dat was voorzien ten behoeve van de financiering van de bouw van de schuur – wilde overgaan nadat het door de Belastingdienst gelegde beslag zou worden afgekocht dan wel dat daarvoor aanvullende zekerheid zou worden gesteld. Naar zeggen van eiseres was een particuliere financier – de heer[naam financier] – bereid deze aanvullende financiering (lees: zekerheid) te verstrekken in de vorm van een geldlening van € 100.000. Volgens eiseres heeft de (trage) besluitvorming van verweerder er echter toe geleid dat [naam financier] zich heeft teruggetrokken, kort gezegd omdat een en ander met teveel risico’s en onzekerheden gepaard ging. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft eiseres een brief gedateerd 4 mei 2009 van [naam financier]ingebracht.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Zo is – bij gebreke van een toereikende toelichting – onder meer nog steeds onduidelijk:
( a) onder welke voorwaarden en ten behoeve waarvan het bouwdepot is opgericht;
( b) onder welke voorwaarden daarvan gebruik kon worden gemaakt;
( c) om welke reden de bank is overgegaan tot uitoefening van haar recht en het depot heeft aangewend ter aflossing van de daaraan gekoppelde hypothecaire leningen;
( d) welke rol het door de Belastingdienst gelegde beslag daarbij precies heeft gespeeld;
( e) hoe concreet de afspraken met [naam financier] waren;
( f) onder welke voorwaarden deze gelding zouden kunnen krijgen;
( g) welke financieringskosten daaraan verbonden zouden zijn;
( h) op welk moment hij zich precies heeft teruggetrokken;
( i) wat de relatie is tussen dit terugtrekken en de opheffing van het depot.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de door haar gestelde feiten en omstandigheden te adstrueren met objectieve, concrete en verifieerbare documenten waaruit kan worden afgeleid welke factoren nu precies bepalend zijn geweest voor het intrekken van het in 2006 verstrekte bouwdepot.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat sprake is van causaal verband als bedoeld in rechtsoverweging 4.3.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres reeds hierom geen aanspraak op vergoeding van schade waarop de aanvraag betrekking heeft.