ECLI:NL:RBZWB:2014:4837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
02/700368-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een tankstation en van mishandeling. De verdachte, een recidivist, werd beschuldigd van het plegen van een gewapende overval op 11 september 2013 te Terneuzen, waarbij hij onder bedreiging van een vuurwapen een medewerkster dwong tot de afgifte van € 295,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de overval heeft gepleegd, gebaseerd op getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft zich niet verdedigd en heeft zijn zwijgrecht ingeroepen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen, waaronder die van de aangeefster en een ex-vriendin van de verdachte, voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van twee personen op 6 november 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de slachtoffers heeft aangevallen, waarbij één slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten, wat de ernst van de straf heeft beïnvloed. De uitspraak benadrukt de impact van gewelddadige misdrijven op slachtoffers en de noodzaak van een stevige reactie vanuit de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700368-13 en 02/700356-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag]1978 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg, locatie Torentijd,
Torentijdweg 1 te Middelburg,
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2014, waarbij de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
02/700368-13
hij op of omstreeks 11 september 2013 te Terneuzen met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 295 euro, althans
een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of daarbij dreigend de woorden
heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): "Je weet wat je moet doen, jullie
zijn hiervoor verzekerd." en/of "Meer, meer, meer.";
02/700356-13
1.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [slachtoffer 2]:
- meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of het overig(e)
lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een mes/schroevendraaier, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd
en/of het overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
geschopt en/of getrapt, en/of meermalen, althans eenmaal, met een
mes/schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam
hebben/heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit
uit een voordeur en/of enige inboedel (van een woning/appartement/flat gelegen
aan de [adres 1]), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend bij een persoon
(te weten [slachtoffer 3]), (met kracht) een deur in het gezicht, althans tegen
het hoofd, hebben/heeft geduwd, althans gebracht, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 14 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Parketnummer 02/700368-13

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaringen die zijn afgelegd door de aangeefster [slachtoffer 1], de getuige [getuige 1], de getuige [getuige 2] en de getuige [slachtoffer 3]. Verdachte heeft [getuige 2], destijds zijn vriendin, de bewuste avond opgezocht. Hij heeft tegen haar verklaard dat hij de overval heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Het door de aangeefster opgegeven signalement past niet bij de persoon van verdachte. Verdachte heeft blauwe ogen, terwijl de dader volgens aangeefster donkere ogen had.
Verdachte liep bovendien mank in de periode rondom de overval. Indien de overvaller mank had gelopen, zou de aangeefster daar zeker over verklaard hebben.
Ook spreekt een getuige die de dader mogelijk heeft zien fietsen van een blanke man met kort donkerblond haar. Bij verdachte is daarvan geen sprake.
De afgelegde getuigenverklaring van [getuige 2] moet kritisch beoordeeld worden. Zij heeft pas een verklaring afgelegd nadat zij zelf -in een andere zaak-, als verdachte was aangemerkt. Zij had weliswaar daderkennis, maar dat betekent niet dat zij deze kennis heeft verkregen van verdachte. [getuige 2] heeft destijds een relatie met verdachte gehad, welke door hem is beëindigd. Zij had in dat verband nog een appeltje te schillen met verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 september 2013 omstreeks 19.45 uur krijgt de politie een melding van een gewapende overval plaats op het [naam 1] tankstation aan de [adres 2] te Terneuzen. [1] Door [slachtoffer 1] is hiervan aangifte gedaan. Ten tijde van de overval was [slachtoffer 1] (hierna aangeefster) in de tankshop werkzaam en zat achter de kassa. Zij zag een man met zwarte capuchon over zijn hoofd en een zwarte sjaal om zijn mond op de fiets aankomen. Nadat hij zijn fiets geparkeerd kwam hij het tankstation binnengelopen. Zij schat dat de man tussen de 180 en 185 cm lang was. Hij was blank, had donkere ogen, droeg een zwarte jas tot op zijn heupen, een blauwe broek en zwarte sportschoenen. Tussen de opening van de capuchon had de man een zwarte sjaal over zijn neus getrokken. De man droeg een witte plastic tas. Onder bedreiging van een zwart pistool met op de loop een rond zilverkleurig mechanisme heeft aangeefster een geldbedrag van € 295,00 aan de overvaller afgegeven. Aangeefster had enkel bankbiljetten van 20, 10 en 5 euro in de kassa. De man zei onder meer “je weet wat je moet doen, jullie zijn hiervoor verzekerd” en “meer, meer, meer”. Toen aangeefster zei dat zij verder alleen nog muntgeld had, verliet de man het tankstation. Hij pakte zijn zilverkleurige fiets en reed weg. Hij verloor daarbij een zwarte zadelhoes. Het hoesje is overgedragen aan de politie. [2] [3] [4]
De door het tankstation opgenomen beelden van de overval zijn verstrekt aan de politie en door verbalisanten uitgekeken. [5]
Op de beelden was een manspersoon te zien die op een zilverkleurige damesfiets met bagagedrager kwam aanrijden met over zijn hoofd een capuchon en daarover heen een zwarte parkajas. De overvaller had een blanke huidskleur en droeg lichtkleurige handschoenen. De man dreigde met een donker op een vuurwapen gelijkend voorwerp en maakte gebruik van een blauwwitte tas met daarop het logo van Albert Heijn. [6] [7]
Op 6 november 2013 verklaarde getuige [getuige 2] (hierna [getuige 2]) dat zij wetenschap droeg van de overval in september of oktober op het tankstation aan de [adres 2] in Terneuzen. [8] [getuige 2] heeft verklaard dat de overval is gepleegd door verdachte. Dit heeft hij haar verteld. Verdachte was die avond tussen 20.00 en 20.30 uur naar haar toe gekomen. Zij stond op dat moment onder de douche. Haar broer [slachtoffer 2] was ook in de woning en heeft de voordeur open gedaan voor verdachte.
Verdachte, die volgens haar ongeveer 1.75 à 1.80 m groot is, droeg die avond een zwarte winterjas, tot net over de heupen, een blauwe spijkerbroek, zwarte sportschoenen en een zwarte sjaal. Hij heeft zich in de douche uitgekleed en tegen [getuige 2] gezegd dat zij de spulletjes (jas, schoenen, sjaal) die hij in een plastic Albert Heijn tas deed even voor hem in de kast moest bewaren. Toen zij vroeg wat dit te betekenen had heeft hij verteld dat hij net dat hij voordat hij bij haar kwam het benzinestation aan de [adres 2] had overvallen. Verdachte had de overval gepleegd omdat hij die week geen geld meer kreeg van zijn bewindvoerder en daar boos over was. Hij heeft tegen [getuige 2] gezegd dat hij op een geleende damesfiets naar het tankstation was gereden, daar naar binnen is gegaan met een vuurwapen waarmee hij heeft gedreigd om zo het geld uit de kassa mee te krijgen. Verdachte zou hebben gezegd: “Je weet wat je moet doen”. De vrouw achter de balie zou nog gevraagd hebben of hij ook het kleingeld wilde hebben. Verdachte heeft toen gezegd dat hij dat niet wilde. Hij heeft alleen briefgeld meegenomen. In de tas zaten voornamelijk briefjes van 10 en 20 euro. Ook zat er een paar tuinhandschoenen in. [getuige 2] denkt dat het wapen dat verdachte bij de overval heeft gebruikt een bruin vuurwapen was. In een latere verklaring zegt zij [getuige 2] dat het bruinig tegen het zwart aan was. Verdachte heeft dit weleens aan haar laten zien. [getuige 2] verklaarde dat zij foto’s in haar telefoon heeft van verdachte, [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] met het vuurwapen. De buit was volgens verdachte € 380,00. Verdachte heeft daarvan wietplanten gekocht zodat hij in december weer geld zou hebben. De fiets was een fiets die in het halletje beneden bij de flat van [getuige 2] stond en die door iedereen geleend wordt. Haar buurman, [slachtoffer 3], heeft een sleutel van de fiets. Het is een fiets met een kapot zadel. Sinds 2 à 3 weken zit er een groenachtig hoesje over, maar dat was die avond niet. [9] [10]
Getuige [slachtoffer 2], broer van [getuige 2], heeft verklaard over een avond waarop hij in de woning van zijn zus was. Verdachte kwam aan de deur, was gehaast en liep gelijk toen [slachtoffer 2] de deur opendeed door naar de douche waar zijn zus op dat moment onder stond. De getuige weet dit nog omdat dit irritatie bij hem opriep. [slachtoffer 2] heeft later van zijn zus gehoord dat verdachte de overval op het tankstation had gepleegd. [11]
In het geheugen van het in beslaggenomen telefoontoestel van [getuige 2] heeft de politie foto’s aangetroffen. Op deze foto’s (gemaakt 20 september 2013) stonden verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (ook wel [medeverdachte 2] genoemd) met een op een handvuurwapen (revolver) gelijkend voorwerp afgebeeld. Ook bevatte het toestel foto’s van verdachte alleen met dit wapen (gemaakt 9 september 2013). [12] Het op een handvuurwapen gelijkend voorwerp lijkt volgens de verbalisanten op een type kleine revolver en lijkt op een soortgelijk model dat door de dader is gebruikt bij de overval op het tankstation. [13]
Naar aanleiding van de beelden op het telefoontoestel is [medeverdachte 1] gehoord als getuige. Hij heeft verklaard dat verdachte een zwart kunststof revolver had en verwijst in dat verband naar de foto die de politie hem heeft getoond. [14] Ook aan [medeverdachte 2] zijn de foto’s getoond. Hij heeft eveneens verklaard dat het pistool op de foto’s van verdachte is. [15]
In de woning van verdachte is in november 2013 meerdere malen gezocht naar een wapen. Dit is niet aangetroffen. Wel zijn op 6 november 2013 hennepplanten in de woning aangetroffen. [16] Voorts is vastgesteld dat verdachte onder bewind staat, zoals [getuige 2] verklaarde. [17]
Verschillende getuigen zijn gehoord over de fiets die mogelijk bij de overval gebruikt zou zijn. Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [getuige 1], die in hetzelfde flatgebouw woont, beschikt over een damesfiets, grijs, zilver van kleur, met handremmen. [getuige 1] leende de fiets ook uit. De fiets heeft een gelzadel dat kapot is. Nu zit er een groen hoesje omheen. [18]
Getuige [getuige 1] heeft op 15 november 2013 bevestigd dat hij over de betreffende fiets beschikt. Hij leende de fiets vanaf juli/augustus 2013 uit. Op het zadel zat een zwart hoesje. Dit hoesje is er afgegaan toen hij de fiets had uitgeleend. Daarna, ongeveer 1 à 2 maanden geleden, heeft hij een groen hoesje aangeschaft. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de fiets uitleende aan drie personen. Aan zijn buurman [slachtoffer 3], [verdachte](van wie hij de achternaam niet weet maar die naast [slachtoffer 3] woont) en aan iemand die in België woont, wanneer die [getuige 1] op bezoek is. Hij weet zeker dat [slachtoffer 3] het zou vertellen als hij het hoesje kwijt zou raken. Aan [verdachte]heeft hij de fiets uitgeleend omdat hij toen mank liep en hem wilde helpen. [19] De fiets is op 14 november 2013 onder [getuige 1] in beslaggenomen. [20] Het betrof een dames fiets van het merk Cumberland met een kapot gelzadel. De fiets kwam qua omschrijving model, banden, kleuren en bagagedrager zeer sterk overeen met het type fiets dat bij de overval werd gebruikt. [21]
Verdachte, die niet ter zitting is verschenen, heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft geen enkele verklaring willen afleggen.
De rechtbank stelt vast de verklaring van [getuige 2] veel gedetailleerde informatie bevat over de overval en de omstandigheden waaronder en de wijze waarop deze is gepleegd. Zij beschikt duidelijk over daderinformatie, die niet in de media is bekendgemaakt. [22] Al deze informatie wijst naar verdachte als dader. De stelling dat deze daderinformatie ook van een ander afkomstig kan zijn zoals de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De informatie wordt op diverse onderdelen ondersteund door objectief vast te stellen gegevens die verdachte met het hem verweten feit verbinden (fiets, zadelhoesje, kleding, wapen, bankbiljetten). Het verweer dat de verklaring van [getuige 2] onbetrouwbaar is omdat zij nog een appeltje met hem heeft te schillen, wordt daarom verworpen.
Betoogd is voorts dat verdachte niet binnen het signalement van de overvaller past omdat hij blauwe ogen en kortgeschoren haar heeft en mank liep. Vastgesteld kan worden dat de overval binnen een zeer korte tijdspanne is gepleegd onder bedreiging van een wapen.
Het lichaam en het gezicht van de dader was vrijwel geheel bedekt op zijn ogen na. Algemeen bekend is het dat het voor een getuige, zeker onder bedreigende omstandigheden, lastig is om een gedetailleerde correcte, beschrijving te geven van de dader. Aangeefster heeft de ogen van de dader als donker omschreven zonder een nadere kleur aan te geven.
Dit sluit naar het oordeel van de rechtbank verdachte als dader niet uit.
Ook de omstandigheid dat verdachte kennelijk een periode wat slechter ter been was, sluit verdachte niet als dader uit. Dit hoeft een aangever niet te hebben opgemerkt en verdachte kon immers lopen.
Tenslotte is het door een voorbijganger opgegeven signalement van de mogelijke dader die wegfietste niet dermate afwijkend van het signalement van verdachte, dat dit hem uitsluit.
Concluderend acht de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Parketnummer 02/700356-08
Feiten 1 tot en met 3
4.4.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer 2], de getuigenverklaring van [getuige 2] en de letselbeschrijving die omtrent aangever is opgesteld. Verdachte dient van feit 2 te worden vrijgesproken omdat zich daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt.
4.5.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Het gaat hier wederom om dezelfde betrokkenen. Aangever zegt enkel dat hij de stemmen van de aanvallers als die van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft herkend. Aangever heeft niet verklaard waar de aanvallers stonden of wanneer hij ze heeft gehoord. De waarde van de stemherkenning staat niet vast. Opmerkelijk is dat noch aangever, noch [slachtoffer 3] iemand heeft gezien. Getuige [getuige 2] heeft enkel verklaard dat ze [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 2] heeft gezien op de gang waar ze allen wonen. [slachtoffer 3] wenst geen aangifte te doen. Met betrekking tot de mishandeling van aangever [slachtoffer 2] is geen sprake van een nauwe en een bewuste samenwerking. Er is dus geen bewijs voor medeplegen. Verdachte dient van alle drie de ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
4.6.
Het oordeel van de rechtbank
Op 6 november 2013 omstreeks 21.33 uur krijgt de politie een melding dat er een man was aangevallen op het adres [adres 1] te Terneuzen. De man zou zich inmiddels op [adres 3] bevinden. De verbalisanten gaan vervolgens naar [adres 3] te Terneuzen en treffen een gewonde man (slachtoffer [slachtoffer 2]) en diens zus [getuige 2], zijnde de bewoonster van [adres 3]. [23]
[getuige 2] verklaarde ter plaatse tegen de verbalisanten dat ze eerst bij haar aan de deur zijn geweest. Ze hadden op haar deur geramd en geroepen dat ze naar binnen wilden. [getuige 2] had de stemmen van verdachte en [medeverdachte 1] herkend. Daarna waren ze naar [adres 1] gegaan waar haar broer aanwezig was. Daar hadden ze hem mishandeld en gestoken. Verdachte was er vandoor gegaan op de fiets. Volgens [getuige 2] was de hoofdbewoner van het pand, [slachtoffer 3] ook gewond geraakt. In de woning troffen de verbalisanten een ravage aan. Vervolgens zijn de verbalisanten naar de woning van [medeverdachte 1] gegaan. Zij zien dan drie mannen op de fiets komen aanrijden. Het betroffen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [24]
Diezelfde avond spreekt een verbalisant in de [straatnaam] omstreeks 22.00 uur met [slachtoffer 3], bewoner van [adres 1]. Hij verklaarde dat hij die avond thuis was en dat zijn vriend [slachtoffer 2] op bezoek was. Rond 21.30 uur belde iemand aan of klopte op zijn voordeur. Hij heeft vervolgens de voordeur geopend waarna iemand de voordeur tegen zijn hoofd sloeg. Vanaf dat moment weet hij niet meer wat er gebeurde. Hij heeft van schrik de flat verlaten en zich verderop in de straat verscholen. Hij verklaarde voorts dat hij een pijnlijke plek op zijn hoofd had. Door de verbalisant werd waargenomen dat [slachtoffer 3] een bult op zijn hoofd had, boven zijn rechterslaap. In het midden van die bult liep een rode streep, mogelijk veroorzaakt door een scherpe rand van de voordeur. [slachtoffer 3] wilde geen verklaring afleggen en wilde zich niet onder doktersbehandeling laten stellen. Ook mocht de verbalisant geen foto’s nemen van de bult op zijn hoofd. [25]
In een later verhoor die nacht heeft [getuige 2] een uitgebreidere verklaring afgelegd. Zij verklaarde onder meer dat er op 6 november 2013 tussen 21.00 en 21.30 uur bij haar werd aangebeld en op de voordeur werd gebonkt. Zij vertrouwde het niet en zag dat er minimaal twee personen voor haar deur stonden. Eén van deze personen riep ‘politie, politie’. Zij herkende de stem van verdachte met wie zij een relatie heeft gehad. Zij zag de personen na enkele minuten verder de galerij oplopen in de richting van de woning van [slachtoffer 3]. Hoogstens vijf minuten later zag zij drie personen voorbij komen rennen richting de lift. Enkele seconden daarna kwam haar broer gewond en onder het bloed thuis. [26]
Op 8 november 2013 heeft de getuige een nadere verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat zij vanuit de keuken heeft gezien dat verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon in de richting van [slachtoffer 3] liepen. Korte tijd later heeft zij eerst [slachtoffer 3] over de galerij zien rennen en daarna ook verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 16.00 uur à 16.30 uur naar een vriend, [slachtoffer 3], is gegaan. Hij is op de bank in de woonkamer gaan zitten.
Op een gegeven moment, het tijdstip weet hij niet, werd er aan de voordeur gebeld. [slachtoffer 3] deed de deur open. Aangever hoorde meteen gestommel aan de voordeur. Hij zag vervolgens dat er twee personen op hem afgestormd kwamen want hij hoorde minimaal twee stemmen. Zij begonnen meteen op hem te slaan. Ze hebben diverse keren hard geslagen. Toen ze de eerste keer sloegen is aangever meteen gaan liggen op de bank. Hij wist dat hij geen kans had omdat ze met meerderen waren. Aangever hield zich daarom bewust rustig. Hij lag op zijn linkerkant en werd op de rechterkant van zijn lichaam geslagen. Ook werd hij geschopt. [27] Op een zeker moment zag aangever dat de zware salontafel uit de woonkamer door de lucht vloog in zijn richting. Aangever weet daardoor dat er minstens twee personen zijn geweest die hem aanvielen omdat de ander hem aan het slaan was. Aangever vreesde voor zijn leven toen hij werd aangevallen. Toen hij de verwondingen op zijn lichaam zag, wist hij dat hij bewerkt was met een of ander steekwapen.
Aangever herkende de ene stem van de aanvallers als de stem van zijn buurman [verdachte] die op [huisnummer] woont. De andere stem herkende hij als de stem van ene [medeverdachte 1], een vriend van verdachte. [medeverdachte 1] is een Antilliaanse man met een donkere huidskleur. Aangever weet niet waarom hij zo is toegetakeld maar denkt dat het misschien is omdat de politie de dag ervoor bij verdachte thuis is geweest. Hij heeft de politie toen met spullen weg zien lopen. Aangever heeft letsel opgelopen. [28]
Blijkens de inhoud van de op 5 december 2013 opgemaakte letselverklaring van de Ggd Zeeland betreffende aangever, is bij diens lichamelijk onderzoek op 6 november 2013 vastgesteld dat hij een snijwond had ter hoogte van zijn rechterslaap, snijwondjes op de rechter handrug ter hoogte van zijn wijsvinger en twee kleine steekwondjes op de voorzijde van zijn rechterbeen. De wonden zijn gehecht. [29]
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat aangever op 6 november 2013 in de woning van [slachtoffer 3] door tenminste twee personen is aangevallen. Hij is tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en met een scherp voorwerp gestoken. Hij heeft daardoor letsel opgelopen. Aangever heeft niet gezien wie hem hebben aangevallen, maar heeft wel de stemmen herkend van zijn belagers. Het waren de stemmen van verdachte en van ene [medeverdachte 1], een Antilliaanse man die bevriend is met verdachte. De zus van aangever heeft direct na het voorval eveneens verklaard dat zij verdachte heeft herkend aan zijn stem. Ook heeft zij later verklaard dat zij verdachte en [medeverdachte 1] heeft herkend toen zij in de richting van de woning van [slachtoffer 3] liepen en dat enkele seconde daarna haar broer gewond thuis kwam.
Door de verdediging is betoogd dat de verklaring van [getuige 2] onbetrouwbaar is omdat zij nog een appeltje met verdachte te schillen heeft. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte en [getuige 2] een relatie hebben gehad die kennelijk tegen de zin van [getuige 2] is beëindigd, niet maakt dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Dit geldt temeer nu haar verklaringen op belangrijke punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Stemherkenning
De raadsman heeft betoogd dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de stemherkenningen door aangever en de getuige [getuige 2].
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Aangever en verdachte kenden elkaar. Zij hadden elkaar diverse keren ontmoet. Ook [medeverdachte 1] was geen onbekende voor aangever. [medeverdachte 1] was een vriend van verdachte. Aangever heeft hem een stuk of tien keer gezien. Zij groetten elkaar wanneer zij elkaar tegenkwamen.
Getuige [getuige 2], die de stemmen ook heeft herkend, heeft enkele maanden een relatie gehad met verdachte. [medeverdachte 1] kende zij via verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat iemand die een bepaalde stem vaker hoort, die stem op den duur gaat herkennen. Daarnaast heeft [getuige 2] niet enkel stemmen herkend, maar heeft zij de personen die kort voor en kort na de aanval op aangever langs haar keukenraam liepen herkend als verdachte en [medeverdachte 1].
Het voorgaande betekent dat de stemherkenning door aangever en [getuige 2] kan bijdragen aan het bewijs.
In dit verband wordt ook nog opgemerkt dat [getuige 2], een dag voor de aanval een belastende verklaring over verdachte en [medeverdachte 1] heeft afgelegd. Als gevolg daarvan heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. In de woning zijn geen wapens aangetroffen, maar wel een hennepkwekerij in de vorm van hennepplanten in een kweektent. [30] Hierin zou een motief voor de mishandeling gevonden kunnen worden. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [medeverdachte 1] eerst naar de woning van [getuige 2] zijn gegaan en pas toen er niet werd open gedaan naar de woning van [slachtoffer 3] zijn gegaan.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte 1] betrokken waren bij de aanval op aangever [slachtoffer 2] waarbij hij gewond is geraakt.
Medeplegen
Door de raadsman is aangevoerd dat geen sprake was van medeplegen en dat niet is vast te stellen wat een eventuele rol van verdachte bij de mishandeling was.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte en [medeverdachte 1] samen naar de woning waar aangever verbleef zijn toegegaan, nadat [getuige 2] de deur niet opendeed.
Zij zijn direct met veel geweld naar binnengegaan. Uit de verklaringen van de aangever volgt dat beide mannen geweld hebben gebruikt tegen hem. Vervolgens zijn zij samen vertrokken en hebben aangever gewond achtergelaten. Uit dit handelen van verdachte en [medeverdachte 1] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen hen beiden. Zij dienen daarom elk als medepleger te worden aangemerkt.
Letsel
Verdachte en zijn mededader hebben in blinde woede en ongericht op aangever in geslagen en gestoken met een scherp voorwerp. Aangever bevond zich in een kwetsbare positie. Hij heeft een hoofdwond opgelopen op een zeer kwetsbare plek (ter hoogte van de slaap). Het is een feit van algemene bekendheid dat geweld tegen de slaap, ernstige gevolgen kan hebben. Ook is aangever in zijn hand geraakt. In de slachtofferverklaring d.d. 3 februari 2014 heeft aangever vermeld dat hij nog steeds te kampen heeft met problemen met zijn rechter wijsvinger. Aangever is rechtshandig. Hij heeft onder meer problemen met schrijven, het snijden van vleeswaren, vastpakken van spullen. Aangever is voor behandeling verwezen naar een fysiotherapeut. In het dossier bevindt zich bij de vordering benadeelde partij een verklaring van de fysio- en manueeltherapeut waarin aangever is gediagnosticeerd met littekenverkleving van de rechter wijsvinger na huidletsel. Hiervoor is per 14 januari 2014 een behandeling gestart die naar verwachting twee maanden zou duren.
Ter terechtzitting van 3 juli 2014 heeft aangever verklaard dat hij nog steeds beperkt is in zijn handelen als gevolg van het bij aanval veroorzaakte letsel aan zijn hand. Gelet op de aard van het handelen en het bij de aangever vastgestelde letsel hebben verdachten naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Aldus acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, en meer in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen waarin de verklaring van [slachtoffer 3] is gerelateerd in samenhang bezien met de aangifte, en de daarbij behorende bewijsoverwegingen, acht de rechtbank ook de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen.
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt, om tot een bewezenverklaring van feit 2 te komen. Het is immers onduidelijk wat de staat van de woning was, voordat verdachte en de medeverdachte de woning betraden. [slachtoffer 3] heeft hierover niets willen verklaren. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Feit 4
4.7.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft dit feit bekend.
4.8.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft dit feit bekend, zodat het wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.9.
Het standpunt van de rechtbank
Nu sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, lid 3, Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen op basis van de:
- bekennende verklaring van verdachte bij de politie; [31]
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de hennep. [32]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/700368-13
hijop
of omstreeks11 september 2013 te Terneuzen met het oogmerk om zich
en
/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 295 euro
, althans
een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin
bestond
(en)dat verdachte die [slachtoffer 1] een
vuurwapen, althanseen op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en
/ofdaarbij dreigend de woorden
heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): "Je weet wat je moet doen, jullie
zijn hiervoor verzekerd." en
/of"Meer, meer, meer.";
02/700356-13
1.
hijop
of omstreeks06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
die [slachtoffer 2]:
- meermalen
, althans eenmaal, op en
/oftegen het hoofd en
/of hetoverig
(e
)
lichaam
(sdelen
)hebben
/heeftgeslagen en
/ofgestompt en
/ofgeschopt
en/of
getrapt,en
/of
- meermalen
, althans eenmaal,met een
mes/schroevendraaier, althans eenscherp
en
/ofpuntig voorwerp, in het lichaam hebben
/heeftgestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hijop
of omstreeks06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk mishandelend bij een persoon
(te weten [slachtoffer 3]
),
(met kracht
) een deur in het gezicht, althanstegen
het hoofd, hebben
/heeftgeduwd
, althans gebracht,waardoor deze letsel heeft
bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
4.
hijop
of omstreeks06 november 2013 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 14 hennepplanten
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft behoudens feit 4 onder parketnummer 02/700356-13 vrijspraak bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf op maatregel aan verdachte moet worden opgelegd rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Hij is met bedekt gelaat de tankshop binnen gegaan en heeft onder bedreiging van een (vuur)wapen de medewerkster van de tankshop gedwongen tot afgifte van geld uit de kassalade.
Dergelijke feiten brengen in het algemeen gevoelens van grote onrust teweeg terwijl het voor de direct betrokken slachtoffers, zoals ook in deze zaak is gebleken, een traumatische ervaring betreft. Verdachte heeft geen enkele verantwoording afgelegd omtrent zijn beweegredenen en heeft aldus niet getoond inzicht te hebben in de gevolgen van zijn daden. De rechtbank zal deze vaststelling laten doorklinken in de op te leggen straf.
Verdachte is een kleine twee maanden later samen met zijn medeverdachte de woning waar het slachtoffer [slachtoffer 2] verbleef, binnengedrongen. Nadat zij het slachtoffer [slachtoffer 3] hebben mishandeld door de voordeur met kracht in zijn gezicht te slaan, hebben zij het slachtoffer [slachtoffer 2] uit het niets aangevallen, geslagen en geschopt. Daarnaast hebben ze hem met een scherp voorwerp gestoken. Het slachtoffer heeft hierdoor diverse verwondingen opgelopen aan zijn hoofd en handen. Blijkens zijn verklaring ter zitting ondervindt het slachtoffer nog steeds problemen bij het gebruik van zijn hand. Dat het slachtoffer geen ernstiger letsel heeft opgelopen is niet te danken aan het handelen van verdachten. Daarnaast heeft het gebeuren er emotioneel behoorlijk bij het slachtoffer ingehakt. Ook hier geldt dat verdachte zich op geen enkele manier heeft verantwoord voor zijn gedrag, hetgeen tegen de achtergrond van de gevolgen die het slachtoffer hierdoor heeft ondergaan schrijnend moet worden genoemd.
Ten slotte heeft verdachte hennep aanwezig gehad in zijn woning.
De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan diverse ernstige strafbare feiten, onder meer in een woning en volgens een vooropgezet plan. Verdachte heeft dit gedaan terwijl hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit wordt hem zwaar aangerekend. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van lange duur.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank voorts rekening met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister ten name van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte diverse keren met politie en justitie in aanraking is gekomen voor vermogens- en geweldsdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partijen

Parketnummer 02/700368-13
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 295,00 ter zake van materiele schade, te weten het bedrag dat door de verdachte is gestolen. Ter zitting heeft mevrouw [slachtoffer 1], aangeefster, verklaard dat het oorspronkelijk gevorderde bedrag niet juist was, omdat daarin een kasverschil was meegenomen daar op andere wijze was ontstaan. Voorts heeft haar leidinggevende, de heer [naam 2], tekenbevoegd medewerker van de benadeelde partij, de vordering ondertekend ten einde te bevestigen dat de benadeelde partij deze vordering daadwerkelijk heeft willen indienen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en is daarom van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreek is veroorzaakt door de bewezenverklaarde gedraging van verdachte en zal daarom het volledige bedrag van de vordering toekennen aan de benadeelde partij. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 11 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, en voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Parketnummer 02/700356-13
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van
€ 4.408,80, bestaande uit € 1.408,80 ter zake van materiele schade en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor zover het de materiele schade betreft kan worden toegewezen, behoudens voor wat betreft de kosten van het horloge. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.500,00 in navolging van de beslissing van de rechtbank in de zaak tegen de medeverdachte.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en is daarom van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank beoordeelt de vordering als volgt.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft allereerst schadevergoeding gevorderd ter zake van een vernielde dan wel beschadigde jeansbroek en jas. Dit deel van de vordering ligt voor toewijzing gereed. De rechtbank zal een bedrag van € 81,45 toewijzen.
De benadeelde partij vordert daarnaast een bedrag van € 367,35 met betrekking tot een onherstelbaar beschadigd horloge.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel uit het dossier voldoende blijkt dat de benadeelde partij de gewelddadige handelingen van verdachte en zijn medeverdachte heeft afgeweerd en daardoor ook verwondingen heeft opgelopen aan zijn hand, daaruit niet blijkt dat zijn horloge daarbij eveneens beschadigd is geraakt en de vordering op dit punt onvoldoende duidelijk is. Zij zal de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk in zijn vordering verklaren.
Voor wat betreft de door hem gemaakte telefoonkosten die samenhangen met het jegens hem gepleegde feit, heeft de benadeelde partij een bedrag van € 50,00 gevorderd. Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 550,00 ter zake het door hem te betalen eigen risico aan ZilverenKruis Achmea in verband met ambulancevervoer. Ook dit deel van de vordering ligt voor toewijzing gereed.
Tot slot vordert de benadeelde partij een bedrag van € 360,00 voor het eigen risico van zijn ziekenkostenverzekering over 2014 en de toekomstige medische kosten. Er is geen nader bericht ter onderbouwing bij de vordering gevoegd. Ook zijn geen stukken bijgevoegd met betrekking tot de behandeling door de psycholoog. Voor een goede beoordeling op dit punt is nader onderzoek nodig, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding op zou leveren. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Bewezen is verklaard dat verdachte de benadeelde partij samen met een ander heeft geslagen, geschopt en hem met een scherp voorwerp heeft gestoken. Er is derhalve sprake van opzettelijk toegebracht letsel. Als gevolg hiervan heeft de benadeelde partij (mogelijk zelfs blijvend) letsel opgelopen. Hij is hiervoor onder medische behandeling geweest. Verder blijkt dat uit de stukken dat de gebeurtenis een angstige ervaring is geweest voor het slachtoffer, waardoor hij psychische problemen heeft ondervonden en nog steeds ondervindt. De rechtbank acht het voorgaande in aanmerking nemende en gelet op de gebruikelijk in Nederland toegewezen bedragen voor soortgelijke feiten, een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade redelijk en billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan de benadeelde partij toewijzen een bedrag van € 681,45 ter zake van materiële schade en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade. Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte het bewezenverklaarde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd zal zij voornoemde bedragen hoofdelijk toewijzen, zodat verdachte en de medeverdachte beiden aangesproken kunnen worden voor de gehele toe te wijzen bedragen.
Voor het overige acht de rechtbank het door de benadeelde partij gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, en voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 36f, 45, 57, 300, 302, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 van parketnummer 02/700356-13 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/700368-13:
afpersing
Parketnummer 02/700356-13:
feit 1 primair: medeplegen van poging tot zware mishandeling
feit 3: medeplegen van mishandeling
feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 295,00 (tweehonderdenvijfennegentig euro) ter zake materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2013;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 3.681,45 (drieduizend zeshonderdeenentachtig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan
€ 681,45 (zeshonderdeenentachtig euro en vijfenveertig eurocent) ter zake van materiele schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meerdere daders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- de verklaart de benadeelde partijen voor het overige gedeelte van de vorderingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] (feit 1 parketnummer 02/700356-17) € 3.681,45 (drieduizend zeshonderdeenentachtig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door
46dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet op heft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Borm, voorzitter, mr. J.P.M. Hopmans en mr. B.J. Duinhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J.Y. Leijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2014.
Mr. R.A. Borm is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal (pv), wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het procesdossier met het nummer PL1933-2013064142 van de regiopolitie Zeeland, divisie recherche, team regionale recherche opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 121.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 50 en 51.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 53.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 89 en 90.
8.Proces-verbaal relaas, pagina 10.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina’s 68 tot en met 70.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 73.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], pagina 78.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 92 en 93 en 96 tot en met 101.
13.Proces-verbaal relaas, pagina 12.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1], pagina 61.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 83.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 115.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 91.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3], pagina 80.
19.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina’s 55 tot en met 57.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 105.
21.Proces-verbaal relaas, pagina 15.
22.Proces-verbaal bevindingen pagina 113.
23.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal (pv), wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het procesdossier met het nummer PL193E-2013077347 van de regiopolitie Zeeland, divisie recherche, recherche team 3 ZVL opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 121.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20 en 21.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.
26.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina 16 en 17.
27.Proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2013, pagina 24.
28.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 7 tot en met 9.
29.Ggd-letselbeschrijving d.d. 5 december 2013, pagina 15.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 115.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 119.
32.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 115 en 116.