Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, uitgesproken op 26 juni 2014 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de toepassing van de 30%-regeling voor grensarbeiders centraal. De belanghebbende, woonachtig in Nederland, werkt voor een Belgische werkgever en heeft een beschikking voor de 30%-regeling ontvangen. De rechtbank behandelt de vraag of het Belgische loon voor de berekening van de algemene compensatie moet worden vastgesteld met toepassing van deze regeling. De rechtbank oordeelt dat er feitelijk geen vergoeding voor extraterritoriale kosten is overeengekomen voor het Belgische loon. Hierdoor moet voor de berekening van de algemene compensatie worden uitgegaan van het Belgische loon zonder splitsing in een deel loon en een deel vrije vergoeding, dus zonder toepassing van de 30%-regeling. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard.
De belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 verzocht om een teruggaaf op basis van de algemene compensatieregeling. De inspecteur heeft echter geen teruggaaf verleend, wat leidde tot het indienen van bezwaar door de belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht heeft geoordeeld dat de 30%-regeling niet van toepassing is op het Belgische loon, omdat er geen afzonderlijke vergoeding voor extraterritoriale kosten is overeengekomen. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving en eerdere uitspraken die de basis vormen voor deze beslissing.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen werkgever en werknemer over vergoedingen voor extraterritoriale kosten en de gevolgen daarvan voor belastingaanslagen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.