ECLI:NL:RBZWB:2014:4121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
RK 14/372 en 14/373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor immateriële schade door onterecht voorarrest en publiciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die in verzekering was gesteld. De verzoeker, die verdacht werd van een ernstig strafbaar feit, was herkenbaar in beeld gebracht tijdens zijn aanhouding, wat leidde tot een aanzienlijke publiciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker gedurende twee dagen in verzekering is gesteld en dat zijn huisnummer en straatnaam herkenbaar in beeld zijn gekomen, wat een extra belasting voor hem heeft opgeleverd. De rechtbank heeft de door de verzoeker gevorderde schadevergoeding van € 5.000,- per dag en het door de officier van justitie voorgestelde bedrag van € 2.500,- per dag als te hoog beoordeeld. Na afweging van alle omstandigheden heeft de rechtbank een vergoeding van € 420,00 per dag billijk geacht, wat resulteert in een totaalbedrag van € 840,00 voor de twee dagen in verzekeringstelling. Daarnaast zijn ook de kosten van juridische bijstand en de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift toegewezen. De rechtbank heeft de verzoeken tot vergoeding voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de toegepaste dwangmiddelen rechtmatig waren, maar dat de omstandigheden van de zaak aanleiding gaven tot een hogere schadevergoeding dan gebruikelijk. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Duinhof, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Lawalata, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/705181-13
rk-nummer: 14/372 en 14/373
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 89 en 591a Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering ingekomen ter griffie op 19 maart 2014 in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
domicilie kiezende te 4818 SJ Breda, Parkstraat 10, ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen.

1.De procedure.

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 de verzoekschriften die strekken tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag van € 10.000,00, terzake van de immateriële schade wegens ondergane inverzekeringstelling, tot een bedrag van € 1.635,31 wegens kosten van juridische bijstand, vermeerderd met de kosten raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van bovenvermelde verzoekschriften;
  • de kennisgeving sepot van 18 februari 2014;
  • de conclusie van de officier van justitie d.d. 11 april 2014;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 7 augustus 2013 in verzekering is gesteld en op 9 augustus 2013 in vrijheid is gesteld.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer op 3 juni 2014. Aldaar zijn verschenen en gehoord de raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers en de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, mr. M. Paapen.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, doch niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.

2.Het verzoek en het standpunt van de officier van justitie.

Het verzoekschrift strekt tot vergoeding van een bedrag van € 11.635,31
vermeerderd met de kosten raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van bovenvermeld verzoekschrift.
Ter zitting heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrag aan schadevergoeding op basis van de feiten in deze kwestie wordt geschat op € 5000,00 per dag. Verzoeker werd verdacht van één van de zwaarste delicten die er bestaan, moord. De aanhouding van verzoeker is gefotografeerd en gefilmd. Hij is volop herkenbaar inclusief woonadres op internet geplaatst tijdens zijn aanhouding en de politie heeft op geen enkele wijze geprobeerd deze beelden te beletten. De beelden zijn op internet te zien en gaan daar nooit meer van af. Het recht om vergeten te worden komt hierbij in het geding. Voorts wordt een foto van cliënt gebruikt bij artikelen waarin geweld tegen politie wordt genoemd. Verzoeker zal voortdurend geïdentificeerd worden in combinatie met deze berichtgeving.
De politie is zeer onzorgvuldig geweest en daarom dient er voor wat betreft de standaardvergoeding naar boven af te worden geweken.
De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat een vergoeding van € 5000,00 per dag veel te hoog is. Volgens nieuwe jurisprudentie mag een verdachte onherkenbaar in beeld worden gebracht. Zij constateert dat er niet meer dan een rug en hand van verzoeker herkenbaar in beeld is en verder heeft zij geen huisnummer in beeld gezien.
De officier van justitie stelt vast dat verzoeker twee nachten op het politiebureau heeft doorgebracht op verdenking van een zeer ernstig feit. De videobeelden zijn niet volgens de regels vastgelegd, maar de foto’s wel.
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd dat een vergoeding voor het filmpje ter hoogte van € 2500,00, een vergoeding van de twee nachten inverzekeringstelling, de gevorderde kosten voor rechtsbijstand en de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift ter zitting op zijn plaats is.

3.De beoordeling.

Het verzoekschrift is tijdig en op de juiste wijze ingediend.
De in het strafdossier voorhanden zijnde schriftelijke bescheiden leiden tot de conclusie dat de jegens verzoeker toegepaste dwangmiddelen kunnen worden aangemerkt als rechtmatig overheidshandelen, ook achteraf bezien.
De zaak is geëindigd zonder straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Verzoeker kan daarom op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in beginsel het recht doen gelden op vergoeding van de schade welke hij ten gevolge van het ondergane voorarrest heeft geleden, indien en voor zover zulks door de omstandigheden wordt gebillijkt.
De rechtbank ziet aanleiding af te wijken van de ten deze gebruikelijke standaardtarieven, gelet op de ernst van hetgeen verzoeker werd verweten en de invloed die dit op hem moet hebben gehad, waardoor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis een extra belasting voor verzoeker hebben opgeleverd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat in casu termen aanwezig zijn een hoger bedrag toe te wijzen dan het standaardbedrag, gelet op de omstandigheden waaronder de aanhouding van verzoeker heeft plaatsgehad en de ingrijpende gevolgen die met name het filmen van de aanhouding nog steeds op hem hebben.
De rechtbank acht in dat verband met name van belang dat ten tijde van de aanhouding het huisnummer en de straatnaam van verzoeker herkenbaar in beeld zijn gekomen in combinatie met meerdere afbeeldingen van de onherkenbaar gemaakte verzoeker. Die gegevens staan nog steeds op internet. Dat maakt dat de aanhouding van verzoeker, de wijze waarop zijn gegevens beschikbaar zijn geworden op internet en de detentie schade aan verzoeker hebben toegebracht. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding van € 420,00 per dag toe te kennen ter zake van de door hem geleden immateriële schade ten gevolge van de periode doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Zij zoekt daarbij aansluiting bij eerdere, vergelijkbare uitspraken van deze rechtbank en acht de namens verzoeker en door de officier van justitie genoemde bedragen te hoog als vergoeding voor de geleden schade.
Verzoeker heeft twee dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegend acht de rechtbank een bedrag van € 840,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal het verzoek voor het overige afwijzen.
De rechtbank acht de gebruikelijke vergoeding voor kosten verbonden aan het opstellen en indienen van het verzoekschrift toewijsbaar. De standaardvergoeding voor verzoeken met behandeling ter zitting die op of na 1 oktober 2012 zijn ingediend is vastgesteld op € 550,00.

4.De beslissing.

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van vergoeding tot een bedrag van € 840,00 (achthonderdveertig euro) toe voor ondergane detentie.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van vergoeding tot een bedrag van € 1.635,31 (duizend zeshonderdvijfendertig euro en eenendertig eurocent) toe voor kosten van juridische bijstand.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van vergoeding tot een bedrag van € 550,00 toe, zijnde de kosten voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 3.025,31 zal worden overgemaakt op rekeningnummer 4868.02.280 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden TDNL o.v.v. 'Schadevergoeding [verzoeker], 14/372, 14/373'.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding voor het overige af.
Deze beslissing is op 17 juni 2014 gegeven door mr. B.J. Duinhof, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Lawalata, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikelen 89 en 591a Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing
hoger beroepworden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 91 lid 1 Sv).
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant brengt vorenstaande ter kennis van belanghebbende,
Middelburg,
De officier van justitie,
afschrift raadsman d.d. afschrift OVJ d.d.