Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2014, gaat het om een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en verzuimboetes. De belanghebbende, een autobedrijf, kreeg twee naheffingsaanslagen opgelegd voor het niet voldoen aan de voorwaarden van de handelaarsregeling. De eerste naheffingsaanslag betrof een periode van 20 maart 2012 tot en met 19 maart 2013, en de tweede van 26 maart 2012 tot en met 25 maart 2013. Beide aanslagen werden opgelegd omdat de auto zonder geldige handelaarsplaten op de openbare weg was gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, aangezien de belanghebbende verantwoordelijk bleef voor de auto zolang deze op haar naam stond.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen de boete gegrond, omdat de belanghebbende voor twee soortgelijke verzuimen binnen een week was gestraft. De boete werd gematigd tot € 208, terwijl de boete voor het eerste verzuim op 19 maart 2013 werd gehandhaafd op € 416. De rechtbank overwoog dat de belanghebbende als autohandelaar bekend moest zijn met de relevante wet- en regelgeving en dat de omstandigheden van het geval geen reden voor matiging van de boete gaven, behalve de dubbele bestraffing voor soortgelijke verzuimen.
De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen en de boetes terecht waren opgelegd, maar dat de boete voor het tweede verzuim gematigd moest worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.