ECLI:NL:RBZWB:2014:3482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
AWB-14_727
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanslag leges omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2014 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door [belanghebbende] B.V. tegen een aanslag leges die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De heffingsambtenaar had op 20 december 2013 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft op 5 februari 2014 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn eindigde op 31 januari 2014. Het beroepschrift werd pas op 5 februari 2014 ontvangen, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enveloppe met het beroepschrift een poststempel van 4 februari 2014 droeg, wat niet voldoende bewijs opleverde voor tijdige terpostbezorging. De gemachtigde van belanghebbende had geen andere bewijsstukken overlegd die zouden aantonen dat het beroepschrift tijdig was verzonden. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtvaardiging was voor de termijnoverschrijding, en dat de gemachtigde van belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest. Daarom werd het beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 14/727
uitspraak van 7 mei 2014
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats A],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd inzake de aanvraag van een omgevingsvergunning, met het kenmerk [omgevingsvergunning]. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2013 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 28 januari 2014, ingekomen bij de rechtbank op 5 februari 2014, heeft de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
1.2
De gemachtigde van belanghebbende heeft zich desgevraagd bij brief van 7 februari 2014 uitgelaten over de tijdigheid van het beroep. De heffingsambtenaar heeft desgevraagd bij brief van 20 februari 2014 hierop gereageerd.

2.Motivering

2.1
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Dit artikel is ook van toepassing in procedures die zien op gemeentelijke belastingen (artikel 231, eerste lid, van de gemeentewet). Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het eind van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van die wet blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 20 december 2013. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 31 januari 2014. Het beroepschrift is op 5 februari 2014 bij de rechtbank ontvangen. Dit is binnen een week na afloop van de termijn. De enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden draagt als poststempel 4 februari 2014. In gevallen waarin op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, geldt als bewijsrechtelijk uitgangspunt dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld (Hoge Raad 28 januari 2011, nr. 10/02285, gepubliceerd onder meer op www.rechtspraak.nl met kenmerk ECLI:NL:HR:2011:BP2138). Nu in dit geval de datum van afstempeling niet is gelegen vóór het einde van de beroepstermijn, kan daarmee de tijdige terpostbezorging niet worden aangetoond. Daarom moet worden onderzocht of belanghebbende op een andere manier het bewijs heeft geleverd dat het beroepschrift binnen de termijn ter post is bezorgd. De gemachtigde van belanghebbende heeft daartoe niets aangevoerd. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid en tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
2.3
De gemachtigde van belanghebbende heeft meerdere redenen voor de overschrijding van de beroepstermijn opgegeven. Het instellen van beroep is uitgesteld omdat de gemachtigde van belanghebbende, gelet op de nauwe samenwerking met de gemeente Tilburg, een coulante afhandeling verwachtte. Er werd op grond van de brief van de gemeente van 31 januari 2014 over de exploitatiebijdrage voor het bouwplan [bouwplan] vanuit gegaan dat er een minnelijke oplossing zou volgen. Daarnaast is het instellen van beroep uitgesteld, omdat de gemeente nieuwe eisen heeft opgeworpen inzake de parkeerbalans.
2.4
Daarmee is geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van omstandigheden waaruit redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van belanghebbende niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van belanghebbende had ter veiligstelling van de termijn en de belangen van belanghebbende tijdig beroep kunnen instellen, zonodig op nader aan te voeren gronden. De gemachtigde van belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt en de rechtbank is niet gebleken dat hij daartoe niet in staat is geweest. De verwachtingen die de gemachtigde van belanghebbende had in het kader van een eventuele minnelijke oplossing en een coulante afhandeling staan het indienen van een (voorlopig) beroepschrift niet in de weg. Niet valt in te zien waarom de gemachtigde of belanghebbende zelf niet binnen de beroepstermijn een beroepschrift heeft kunnen indienen.
2.5
Nu geen andere redenen zijn aangevoerd waarom het beroepschrift te laat is ingediend, en de rechtbank ook ambtshalve geen reden voor rechtvaardiging van de termijnoverschrijding bekend is geworden, is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
2.6
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2014 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van N. van Asten, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.