In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de invorderingsambtenaar van de gemeente Veere. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen het niet vergoeden van invorderingsrente bij aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2010 en 2011. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende op grond van artikel 28b van de Invorderingswet 1990 geen recht had op vergoeding van invorderingsrente, maar dat de gemeente Veere op basis van haar Leidraad invorderingsrente wel verplicht was om deze rente te vergoeden. De rechtbank stelde vast dat de leidraad een gunstige regeling voor de belanghebbende bevatte en dat de gemeente daaraan gebonden was, ongeacht het feit dat de belanghebbende mogelijk niet op de hoogte was van de leidraad ten tijde van de aanslagen. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en de beschikkingen invorderingsrente, en veroordeelde de invorderingsambtenaar tot het vergoeden van invorderingsrente ten bedrage van € 8,07. Tevens werd de invorderingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 614,05 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.