ECLI:NL:RBZWB:2013:CA2417
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing vergoeding proceskosten in belastingzaak niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de inspecteur naar aanleiding van een schrijven van belanghebbende een nieuwe voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 opgelegd. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen een brief van de inspecteur waarin werd toegelicht waarom geen vergoeding van proceskosten op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden toegekend. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat tegen deze brief, gelet op artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), geen beroep kan worden ingesteld. Hierdoor is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur, na de indiening van de aangifte inkomstenbelasting door de gemachtigde van belanghebbende, een voorlopige aanslag heeft opgelegd. De gemachtigde heeft vervolgens een bezwaarschrift ingediend, waarin om vergoeding van proceskosten werd verzocht. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot het beroep van belanghebbende. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de brief van de gemachtigde niet als bezwaarschrift kan worden aangemerkt, maar als een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag. Dit betekent dat de inspecteur niet verplicht was om een beslissing op bezwaar te nemen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de brief van de inspecteur, waarin de afwijzing van de proceskostenvergoeding werd toegelicht, geen uitspraak op bezwaar is, maar slechts een informatieve brief. Aangezien er geen beroep mogelijk is tegen deze brief, is het beroep van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 april 2013 door mr. W.A.P. van Roij en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier.