ECLI:NL:RBZWB:2013:CA2398
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van een boerderijencomplex en de invloed van onderhoudsstaat op taxatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een boerderijencomplex, specifiek met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen. De heffingsambtenaar had de waarde van de boerderij vastgesteld op € 605.000, maar de belanghebbende, eigenaar van de boerderij, betwistte deze waardering en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 553.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende rekening had gehouden met de slechte onderhoudsstaat van twee varkensstallen die tot het complex behoren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde op de waardepeildatum niet lager was dan € 605.000, en dat de taxateur onvoldoende inzicht had gegeven in de staat van onderhoud van de stallen.
Tijdens de zitting op 21 februari 2013 in Breda zijn de gemachtigden van beide partijen gehoord. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde van de boerderij vastgesteld op € 590.000. Tevens heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.162, en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 wordt vergoed. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem verdedigde waarde en dat de belanghebbende zijn voorgestane waarde ook niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 590.000, rekening houdend met de gebrekkige staat van de varkensstallen en de relevante taxatiewijzer.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de procedure en de vereisten voor het indienen van hoger beroep uiteengezet, inclusief de noodzaak om een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift te voegen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.J.M. Mies.