ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ7285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
248610 WM VERZ 13-5
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratiekosten in het kader van verkeerssancties

In deze zaak heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde administratiekosten van € 6,- in het kader van een administratieve sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene stelt dat het opleggen van deze kosten een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor hij ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn beroep. Hij verwijst naar een beschikking van de kantonrechter te Amsterdam en betwist de juistheid van een arrest van het gerechtshof Leeuwarden. Betrokkene is van mening dat de overheid geen administratiekosten in rekening mag brengen bij het opleggen van sancties, en dat de kosten van tenuitvoerlegging voor rekening van de overheid dienen te blijven.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 12 maart 2013, waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie, mevrouw Boereboom, wel. De officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter overweegt dat het beroep tijdig is ingesteld en dat betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep, maar dat het beroep zich niet richt tegen de opgelegde sanctie, maar tegen de administratiekosten.

De kantonrechter concludeert dat de WAHV geen regeling biedt voor het instellen van beroep tegen administratiekosten, en dat het in rekening brengen van deze kosten een uitvoeringshandeling is en geen voor beroep vatbare beschikking. De kantonrechter wijst erop dat de wet- en regelgever verantwoordelijk is voor de regeling van administratiekosten en dat de huidige regeling niet in strijd is met enige bindende verdragsbepaling. Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt de beslissing van de officier van justitie en verklaart het administratief beroep niet ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/repnr.: 248610 WM VERZ 13-5
CJIB-nr. 1 5855 9224/W27870
beschikking van de kantonrechter d.d. 26 maart 2013
op het beroep van:
[betrokkene],
wonende te [adres],
verder te noemen: betrokkene.
het verloop van de procedure
Bij inleidende beschikking is aan betrokkene een administratieve sanctie op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) opgelegd van € 23,00 wegens: overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouw kom, met 4 km/h (feitcode VF004).
Betrokkene heeft tegen de sanctie beroep ingesteld. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard .
Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Het beroep is behandeld ter zitting van 12 maart 2013. Betrokkene is niet verschenen. Namens de officier van justitie is verschenen mevrouw Boereboom.
de beoordeling van de zaak
1. Betrokkene heeft met name bezwaar tegen de hem bij voormelde beschikking opgelegde administratiekosten van € 6,-. Betrokkene is van mening dat het opleggen van administratiekosten een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat hij ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep. Onder verwijzing naar de beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 9 februari 2012 (LJN BV6243) betwist hij de juistheid van het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 14 januari 2011 (LJN BP2962). In dat verband brengt hij onder meer naar voren dat het gerechtshof geen strijd met enige verdragsbepaling aanneemt, omdat een dergelijke bepaling door de betreffende appellant niet naar voren zou zijn gebracht.
Met voornoemde kantonrechter is betrokkene van mening dat de overheid bij het opleggen van een sanctie geen administratiekosten in rekening mag brengen. De formele wet waarin dit is neergelegd dient te wijken voor het beginsel zoals dat ook door de wetgever voor strafzaken is omarmd, namelijk dat de kosten van tenuitvoerlegging van sancties voor rekening van de overheid dienen te blijven.
2. De officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
3. De kantonrechter overweegt als volgt.
3.1. Nu het beroep tijdig is ingesteld en betrokkene ook tijdig zekerheid heeft gesteld is betrokkene in zoverre ontvankelijk in het beroep.
3.2. Het beroep richt zich niet tegen de opgelegde sanctie, maar tegen de daarbij in rekening gebrachte administratiekosten. De vraag doet zich daarmee voor of betrokkene daarmee beroep heeft ingesteld tegen een voor beroep vatbare beschikking in de zin van de Wet administratierechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 (WAHV).
3.3. Betrokkene heeft zich in dit verband beroepen op voornoemde beschikking van de kantonrechter te Amsterdam, die ten aanzien van de vraag of tegen administratiekosten als hier bedoeld beroep openstaat uitsluitend de volgende zinsnede bevat:
“De kantonrechter is van mening dat het opleggen van administratiekosten moet worden gezien als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat daartegen bezwaar en beroep open staat.”
3.4. Artikel 6 WAHV regelt uitsluitend (administratief) beroep bij de officier van justitie ter zake van de oplegging van een administratieve sanctie. Dit artikel bevat geen regeling voor het instellen van beroep tegen opgelegde administratiekosten.
3.5. Uit het systeem van de WAHV en onderliggende regelgeving, te weten art. 22 WAHV, art. 11a van het Besluit administratierechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 en artikel 1 van de Regeling vaststelling administratie verkeersboetes, volgt dat bij iedere sanctie die door het bevoegde bestuursorgaan wordt opgelegd administratiekosten in rekening worden gebracht en wat de hoogte van die kosten is. Het is daarmee de wet- en regelgever en niet het betrokken bestuursorgaan die, anders dan in de vorm van een voor beroep vatbare beschikking, tot deze regeling van het in rekening brengen van administratiekosten is gekomen. Het daadwerkelijke in rekening brengen van deze kosten is daarmee een uitvoeringshandeling in plaats van een voor beroep vatbare beschikking.
3.6. Voorts verdient aandacht dat de hogere regelgeving die naar de mening van betrokkene tot een ander oordeel zou moeten leiden, namelijk het door hem gestelde uitgangspunt dat kosten van tenuitvoerlegging van sancties voor rekening van de overheid dienen te komen, door de wetgever niet ongeclausuleerd is omarmd. Zo maken artt. 35 en 36a van het Wetboek van strafrecht in dit verband betekenisvolle uitzonderingen op dit uitgangspunt. Hetzelfde geldt in bijzondere strafwetgeving, zoals de artt. 8 en 23 van de Wet op de economische delicten.
3.7. Ten slotte is de kantonrechter, met het gerechtshof Leeuwarden in voornoemd arrest, van oordeel dat de thans geldende regeling niet in strijd komt met enige ieder bindende verdragsbepaling. De andersluidende uitleg door betrokkene van genoemd arrest berust op een onjuiste lezing daarvan.
3.8. Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie betrokkene ten onrechte heeft ontvangen in zijn beroep. De kantonrechter zal daarom het beroep gedeeltelijke gegrond verklaren en de inleidende beslissing vernietigen om het administratieve beroep alsnog niet ontvankelijk te verklaren.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond,
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 9 mei 2012 ,
verklaart het administratief beroep d.d. 22 februari 2012 niet ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J. Duinhof, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2013, in aanwezigheid van de griffier.?