ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ7285
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen opgelegde administratiekosten in het kader van verkeerssancties
In deze zaak heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen de hem opgelegde administratiekosten van € 6,- in het kader van een administratieve sanctie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene stelt dat het opleggen van deze kosten een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor hij ontvankelijk zou moeten worden verklaard in zijn beroep. Hij verwijst naar een beschikking van de kantonrechter te Amsterdam en betwist de juistheid van een arrest van het gerechtshof Leeuwarden. Betrokkene is van mening dat de overheid geen administratiekosten in rekening mag brengen bij het opleggen van sancties, en dat de kosten van tenuitvoerlegging voor rekening van de overheid dienen te blijven.
De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 12 maart 2013, waarbij betrokkene niet aanwezig was, maar de officier van justitie, mevrouw Boereboom, wel. De officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter overweegt dat het beroep tijdig is ingesteld en dat betrokkene ontvankelijk is in zijn beroep, maar dat het beroep zich niet richt tegen de opgelegde sanctie, maar tegen de administratiekosten.
De kantonrechter concludeert dat de WAHV geen regeling biedt voor het instellen van beroep tegen administratiekosten, en dat het in rekening brengen van deze kosten een uitvoeringshandeling is en geen voor beroep vatbare beschikking. De kantonrechter wijst erop dat de wet- en regelgever verantwoordelijk is voor de regeling van administratiekosten en dat de huidige regeling niet in strijd is met enige bindende verdragsbepaling. Uiteindelijk verklaart de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt de beslissing van de officier van justitie en verklaart het administratief beroep niet ontvankelijk.