ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/1266 & 13/1469
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing omgevingsvergunning voor dakopbouw en afwijzing verzoek voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor een dakopbouw. Eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, dat op 8 augustus 2012 een omgevingsvergunning heeft verleend aan een derde partij voor het bouwen van een dakopbouw op een woning. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard, leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 26 maart 2013 hebben eisers hun bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere stelden dat de vergunning zou leiden tot verlies van privacy en negatieve invloed op de bezonning en het gebruik van zonnepanelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning betrekking heeft op een uitbreiding van het dak van de woning en dat de vergunning is verleend met toepassing van de relevante wet- en regelgeving. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning terecht was verleend en dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wogen dan die van eisers.

De voorzieningenrechter heeft ook de bezwaren van eisers tegen het welstandsadvies beoordeeld. Hij concludeerde dat er geen gebreken aan het welstandsadvies kleven en dat de welstandscommissie zich bewust was van de afwijkingen van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/1266 en AWB 13/1469
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2013 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam eiser 1], [naam eiser 2], [naam eiser 3] en [naam eiser 4] te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr.ir. H.S.M. Kruijer),
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, verweerder
(gemachtigde: mr. A.E. Hopman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam derde partij], te [woonplaats].
Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan [naam derde partij] voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een dakopbouw op de woning [adres].
Bij besluit van 22 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013. Eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en M. Jansen, beiden werkzaam bij de gemeente Heemstede. Derde-partij is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote.
Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De in geding zijnde omgevingsvergunning ziet op een uitbreiding op het dak van de woning [adres].
3. Ter plaatse van het huizenblok [locatie], waar de woning deel van uitmaakt, geldt het bestemmingsplan “Geleerdenwijk”. Het bouwplan is geprojecteerd op gronden met de bestemming “CB, Eengezinshuizen”. De gevelhoogte van de eengezinshuizen in de categorie CB mag op grond van de planvoorschriften ten hoogste
6.00 meter bedragen. Het plan bevat geen voorschriften inzake een maximale bouwhoogte en maakt derhalve een opbouw - mits met inachtneming van de gevelhoogte - zonder meer mogelijk.
4. In verband met deze bepaling inzake de gevelhoogte heeft verweerder de vergunning verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en onder 4, van de bij het Besluit omgevingsrecht behorende Bijlage II. Ingevolge deze bepaling komen voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw. Bij de vergunningverlening is mede toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo in zoverre de aanvraag mede is aangemerkt als een aanvraag om een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo.
5. In geschil is onder meer of er sprake is van een dakopbouw als bedoeld in vorengenoemd artikel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zulks het geval is. De uitbreiding van de woning betreft immers een opbouw op het dak. Dat deze opbouw niet gering is van oppervlakte of volume is niet van belang. Een beperking van de werking van artikel 4, aanhef en onder 4, voornoemd tot bouwwerken van geringe(re) omvang (zogeheten kruimelgevallen) kan niet uit de tekst van deze bepaling worden afgeleid.
6. Verweerder heeft derhalve niet ten onrechte toepassing gegeven aan deze bepaling. Hieruit volgt voorts dat de juiste, dat wil zeggen de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd en dat geen verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.
7. Eisers voeren aan dat verweerder bij de afweging van de belangen onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het verlies aan privacy, negatieve invloed op de bezonning en op het gebruik van zonnepanelen dat het bouwplan voor eisers met zich meebrengt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat deze bezwaren nagenoeg geheel samenhangen met de realisatie van dat deel van de (op)bouw dat reeds op grond van het bestemmingsplan als zodanig - dat wil zeggen zonder toepassing van het meergenoemde artikel van Bijlage II - kan worden vergund. Dit gegeven in aanmerking genomen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding verweerder niet te volgen in zijn oordeel dat bij afweging van alle betrokken belangen het belang van vergunninghouder dient te prevaleren.
8. De bezwaren van eisers richten zich voorts tegen het welstandsadvies.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande allereerst dat burgemeester en wethouders aan een welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis mogen toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat burgemeester en wethouders het niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag hebben mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies voorts in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders, indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een bericht overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota in acht te nemen criteria.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat aan de totstandkoming van het advies gebreken kleven. Zij acht zonder meer aannemelijk dat de welstandscommissie zich er van bewust is geweest dat het bouwplan niet zou stroken met het bestemmingsplan gelet op de kennelijk niet ongebruikelijk aantekening “bestemmingsplan: anders” in de stukken. Indien en voor zover de voor deze zaak relevante verslagen van de welstandscommissie niet, zoals eisers betogen, door de juiste personen danwel in het geheel niet zijn ondertekend, gaat de voorzieningenrechter er van uit dat er sprake is van een administratief abuis waardoor eisers niet in hun belangen zijn geschaad. De kanttekeningen ten slotte die eisers plaatsen bij de samenstelling van de welstandscommissie in verband het veronderstelde gebrek aan affiniteit van leden ervan met het dorpse karakter van Heemstede, leiden de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat er sprake is van een ondeugdelijk advies. Immers, eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze kanttekeningen en veronderstellingen in dezen relevant zijn.
9. Aangaande de inhoud van de advisering overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat de welstandscommissie niet alle relevante passages van de gemeentelijke Welstandsnota in haar beschouwingen heeft betrokken. De verbreking van de architectonische eenheid van het bouwblok die eisers vrezen – zij bezigen in dit verband het woord “verrommeling” - ligt reeds besloten in de (ruime en veelsoortige) mogelijkheden tot uitbreiding van de woningen die het bestemmingsplan als zodanig biedt en kan daarom niet worden betrokken bij de welstandelijke beoordeling van de onderhavig uitbreiding. Anders dan eisers is de voorzieningenrechter van oordeel dat het van zorgvuldigheid getuigt om, zoals de commissie heeft gedaan, de gevolgen van mogelijke gelijkluidende volgende aanvragen voor dakopbouwen op het betreffende woningblok aan de hand van een maquette te betrekken in de advisering. Dat zulks niet suggereert dat eventuele aanvragen van bewoners van andere percelen van het bouwblok ook daadwerkelijk (nagenoeg) gelijkluidend zullen zijn spreekt voor zich.
10. Anders dan eisers is de voorzieningenrechter van oordeel dat het duidelijk is wie heeft te gelden als vergunninghouder. Verwezen zij in dit verband naar de gegevens in de omgevingsvergunning in samenhang met de daarvan deel uitmakende, gewaarmerkte aanvraag. Dat een handtekening op het formulier van de aanvraag ontbreekt is juist: het betreft hier immers een digitale aanvraag. Voor zover niet voldaan zou zijn aan artikel 2.1 tot en met 2.12 van de Regeling omgevingsrecht, zoals eisers stellen, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg daarvan in hun belangen zijn geschaad.
11. Verweerder heeft terecht een eventuele waardedaling van de woningen van eisers als gevolg van het bouwplan niet in de besluitvorming betrokken. Artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening voorziet immers in een afzonderlijke procedure hiervoor.
12. Anders dan eisers hebben aangevoerd heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om eventueel in de bezwaarfase gemaakte proceskosten te vergoeden, reeds nu het primaire besluit niet is herroepen.
13. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarmee is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor zover bij deze uitspraak is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening staat daartegen geen rechtsmiddel open.