ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ3803

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/6361
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door de gemachtigde van de belanghebbende was ingediend tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting. De inspecteur van de Belastingdienst had gesteld dat het pro-forma bezwaarschrift niet was ontvangen, terwijl de gemachtigde aanvoerde dat het tijdig per FalkPost was verzonden. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet per post, maar per koerier was verzonden, waardoor de ontvangsttheorie van toepassing was in plaats van de verzendtheorie. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 6:7, dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift regelt, en artikel 6:9, dat de voorwaarden voor tijdige indiening behandelt. De gemachtigde had verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een verklaring van zijn secretaresse en een afschrift van zijn postboek, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de ontvankelijkheid, aangezien het bezwaarschrift niet tijdig door de inspecteur was ontvangen.

De rechtbank concludeerde dat de keuze van de gemachtigde om het bezwaarschrift per koerier te verzenden, zonder bewijs van ontvangst te verlangen, voor rekening van de belanghebbende kwam. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en zag zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Es-Hinnen, en een afschrift werd aangetekend verzonden aan de partijen op 4 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Zittingsplaats: Breda
Procedurenummer: AWB 12/6361
uitspraak van 19 februari 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Oss,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 9 oktober 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2006 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 103.086 (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2013. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken met de procedurenummers 12/2732 en 12/6361. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], en namens de inspecteur, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken. Deze termijn vangt in afwijking van artikel 6:8 van de Awb op grond van artikel 22j van de AWR aan met ingang van de dag na die van dagtekening van het aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking. Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking geschiedt door toezending.
2.2. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is op grond van het tweede lid van deze bepaling een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen. Een stuk is alleen voor het einde van de termijn ter post bezorgd indien het tijdig aan PostNL is aangeboden. Daarbij geldt aanbieding aan een andere postverzender dan PostNL of een koeriersdienst niet als bezorging ter post in vorenbedoelde zin.
2.3. Aan belanghebbende is met dagtekening 3 september 2011 de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Gesteld noch gebleken is dat de navorderingsaanslag eerst na die datum bekend is gemaakt. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift vangt dan aan op 4 september 2011 en eindigt op maandag 17 oktober 2011.
2.4. De inspecteur heeft gesteld dat hij het bezwaarschrift eerst op 15 februari 2012 heeft ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar heeft hij om die reden het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
2.6. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat hij op 5 oktober 2011 een pro-forma bezwaarschrift heeft opgesteld en dat op die dag het bezwaarschrift door zijn secretaresse aan FalkPost voor bezorging is overhandigd. Hij heeft daartoe ter zitting een verklaring van zijn secretaresse overgelegd. Daarnaast hij een afschrift van zijn postboek overgelegd, een formulier van FalkPost waaruit blijkt dat op 5 oktober 2011 19 enveloppen aan Falkpost zijn overhandigd, met daarbij een specificatie van de brieven (soort brief, ten behoeve van welke klant en aan welke instantie het bezorgd dient te worden). Tevens heeft de gemachtigde een printscreen van zijn computer overgelegd waaruit blijkt dat op 5 oktober 2011 het verzoek om uitstel van betaling door hem is opgesteld. De gemachtigde heeft daarbij verklaard dat de printscreen voor wat betreft het pro-forma bezwaarschrift dezelfde informatie bevat. De gemachtigde heeft verder verklaard dat hij het vreemd vindt dat de ontvanger het verzoek om uitstel van betaling wel heeft ontvangen, dat belanghebbende afschriften van het pro-forma bezwaarschrift en het verzoek om uitstel van betaling heeft ontvangen, maar dat de inspecteur het pro-forma bezwaarschrift niet heeft ontvangen.
2.7. Nu vast staat dat het bezwaarschrift niet per post, maar per koerier is verzonden, is naar het oordeel van de rechtbank niet het tweede, maar het eerste lid van artikel 6:9, van de Awb van toepassing (zie in vergelijkbare zin Raad van State, 200602581/1, LJN: AZ4818 en Centrale Raad van Beroep, 10/2102 CSV, LJN: BY5325). Al hetgeen belanghebbende in het geding heeft gebracht om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden, is dan niet meer van belang, nu de inspecteur het bezwaarschrift niet tijdig heeft ontvangen. De rechtbank merkt hierbij nog op dat zij het arrest HR 15 december 2006, nr. 41882, LJN: AZ4416 hier niet van toepassing acht nu in dit arrest over de verzuimboete wegens het niet tijdig doen van aangifte, de verzending per post van een aanmaning centraal stond.
2.8. Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend bezwaarschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Van omstandigheden die ertoe leiden dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven, is niet gebleken. De keuze van de gemachtigde om het bezwaarschrift door middel van een koerier te verzenden, zonder een bewijs van ontvangst door de Belastingdienst te verlangen, dient voor rekening van belanghebbende te komen.
2.9. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 19 februari 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 4 maart 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.