ECLI:NL:RBZWB:2013:8011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
AWB-13_2341
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep in fiscale procedure inzake recht van successie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een fiscale procedure betreffende het recht van successie. De belanghebbende, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar aangetekend tegen een ambtshalve opgelegde aanslag in het recht van successie, die was opgelegd na het overlijden van de erflater op [datum] 2006. De erflater had in zijn testament vier van zijn kinderen en één kleinkind als erfgenamen benoemd, en had zijn partner het vruchtgebruik van de nalatenschap gelegateerd. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag vastgesteld op € 11.807, gebaseerd op een verkrijging van € 112.000, maar had deze in de bezwaarfase uit coulance verlaagd tot nihil.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2013 in Eindhoven werd het beroep van de belanghebbende behandeld. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet in de fiscale procedure de omvang van de nalatenschap kon betwisten, en dat er geen procesbelang was. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat een procesbelang alleen bestaat als de belanghebbende door een rechterlijke beslissing in een voordeliger positie kan komen. Aangezien de aanslag al was verminderd tot nihil, kon het beroep niet leiden tot een verdere vermindering.

De rechtbank concludeerde dat er geen juridische grondslag was voor het verzoek van de belanghebbende om de inspecteur een reprimande te geven vanwege de tijdsduur tussen de aanslag en de vermindering. De rechtbank zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/2341
uitspraak van 12 november 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 4 april 2013 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in het recht van successie wegens een verkrijging in het jaar 2006 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, ter bijstand vergezeld van [gemachtigde], en namens de inspecteur, [verweerders].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2.Gronden

2.1.
Op [datum] 2006 is [erflater] (verder: erflater) overleden. Bij testament van 8 augustus 2002 heeft erflater tot zijn erfgenamen benoemd vier van zijn kinderen en één kleinkind, ieder voor één/vijfde deel van de nalatenschap. Erflater heeft aan zijn partner [partner] het vruchtgebruik gelegateerd van de nalatenschap.
2.2.
Doordat de aangifte successierecht niet is ingediend, is onder meer aan belanghebbende een ambtshalve aanslag successierecht opgelegd ter grootte van € 11.807 berekend over een verkrijging van € 112.000. Namens belanghebbende is hiertegen pro-forma bezwaar aangetekend. Het bezwaarschrift is niet nader gemotiveerd. Een door een notaris ter onderbouwing van het bezwaar opgestelde aangifte is niet door belanghebbende ondertekend.
2.3.
Naar aanleiding van de in overweging 2.2 genoemde aangifte heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar het zuiver saldo van de nalatenschap nader vastgesteld op € 97.599 en daarbij de waarde van de legaten bepaald op € 34.275. De verkrijging voor belanghebbende is daarbij vastgesteld op éénvijfde maal € 63.324 (€ 97.599 minus € 34.275) of € 12.664, zodat het te betalen successierecht € 199 bedraagt. De inspecteur heeft uit coulanceoverwegingen de aanslag in de bezwaarfase verminderd tot nihil.
2.4.
In geschil is of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
2.5.
Nu vast staat dat de aanslag bij uitspraak op bezwaar is teruggebracht naar nihil, kan het beroep tegen de uitspraak op bezwaar niet leiden tot een vermindering van de aanslag. Hieruit volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Een procesbelang bestaat enkel als een belanghebbende door een beslissing van de rechter in de betreffende belastingzaak in een voordeliger positie kan komen te verkeren. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, staat het de rechter niet vrij om de aanslag te verhogen. De omstandigheid dat belanghebbende de omvang en wijze van verdeling van de nalatenschap als zodanig betwist, maakt niet dat er sprake is van een belang in deze fiscale procedure. Het verzoek van belanghebbende om de inspecteur een reprimande te geven omdat er drie jaren zijn gelegen tussen het opleggen van de ambtshalve aanslag en de vermindering tot nihil leidt niet tot een ander oordeel. Voor het geven van een zodanige reprimande door de belastingrechter bestaat geen juridische grondslag.
2.6.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.