ECLI:NL:RBZWB:2013:7872

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
1 november 2013
Zaaknummer
AWB- 12_7299
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk strafontslag voormalig bedrijfsleider zwembad wegens ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres, een voormalig bedrijfsleider van zwembad De Reeshof, was voorwaardelijk ontslagen na een ernstig ongeval waarbij een vrouw en haar baby gewond raakten door vallende geluidsboxen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nalatig is geweest in haar verantwoordelijkheden, met name in het toezien op het onderhoud van de geluidsboxen, ondanks eerdere aanbevelingen van Corrodium om deze te vervangen. Eiseres had de aanbevelingen van Corrodium in 2011 ontvangen, maar er was geen actie ondernomen om het onderhoud uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat leidde tot het voorwaardelijk strafontslag. Eiseres voerde aan dat de straf onevenredig was, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen van de veiligheid van de gebruikers van het zwembad zwaarder wogen dan haar persoonlijke belangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 12/7299

uitspraak van 31 oktober 2013 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam persoon], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. S. Schuurman,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder,

gemachtigde: mr. drs.[naam persoon].

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 oktober 2012 (bestreden besluit) van het college inzake het opleggen van voorwaardelijk strafontslag aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 27 augustus 2013.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door drs.[naam persoon].
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is in dienst van de gemeente Tilburg. Tot 1 januari 2012 is zij werkzaam geweest bij zwembad De Reeshof. Van april 2008 tot juni 2011 volgde zij een ontwikkeltraject en trad zij materieel op als bedrijfsleider van het zwembad. Op 1 juni 2011 is zij formeel benoemd tot bedrijfsleider van het zwembad en trad zij als zodanig op.
Op 1 november 2011 zijn in het zwembad twee geluidsboxen samen met de ophanging naar beneden gevallen in het peuterbad. Een vrouw en haar baby zijn daardoor ernstig gewond geraakt. De baby is korte tijd later overleden aan haar verwondingen.
Het college heeft eiseres kort na het ongeval geschorst als ordemaatregel.
Het college heeft op 2 november 2011 besloten een intern onderzoek te laten doen naar de toedracht van het ongeval. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het “Rapport van bevindingen inzake ongeval De Reeshof op 01-11-2011”, van 2 december 2011.
De schorsing van eiseres is opgeheven bij besluit van 13 december 2011.
Het college heeft PwC Advisory N.V. (PwC) vervolgens opdracht gegeven voor een onderzoek. De resultaten van het onderzoek heeft PwC neergelegd in het rapport “Gemeente Tilburg Onderzoek naar aanleiding ongeval in zwembad De Reeshof” van 5 april 2012.
Bij brief van 5 maart 2012 heeft het college aan eiseres het vermoeden kenbaar gemaakt dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Het vermoeden bestaat dat eiseres ernstig nalatig is geweest bij de opvolging van de aanbevelingen door Corrodium en bij de nakoming van de onderhoudsafspraken gemaakt met de afdeling Vastgoed van de gemeente. Voorts is eiseres ernstig nalatig geweest bij het toezien op de daadwerkelijke uitvoering van het onderhoud door de onderhoudspoule. Dit terwijl eiseres in 2009, of in ieder geval in 2011 wist, althans kon weten dat sprake was van een hoog risico.
Eiseres heeft bij brief van 19 maart 2012 haar zienswijze kenbaar gemaakt ten aanzien van het vermoeden.
Bij brief van 3 april 2012 heeft het college eiseres het voornemen kenbaar gemaakt haar wegens ernstig plichtsverzuim de straf van voorwaardelijk strafontslag op te leggen.
Eiseres heeft bij brief van 10 april 2012 haar zienswijze op het voornemen kenbaar gemaakt.
Bij besluit van 19 april 2012 (primaire besluit) heeft het college eiseres voorwaardelijk strafontslag opgelegd. Het strafontslag wordt niet ten uitvoer gelegd indien eiseres zich gedurende een periode van twee jaar niet schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor bestraffing plaatsvindt of aan enig ander ernstig plichtsverzuim.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid het bezwaar tijdens een hoorzitting nader toe te lichten.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat het rapport van PwC onvolledig is doordat niet alle betrokkenen zijn gehoord. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen. Het feit dat de geluidsboxen zijn gevallen kan ook een andere oorzaak hebben dan het niet vervangen van de bouten. Daarnaast kan, nu Corrodium al vanaf 2006 heeft geadviseerd de bouten te vervangen, niet worden gesteld dat alleen eiseres daarvoor verantwoordelijk was. De afdeling Vastgoed was verantwoordelijk voor het onderhoud, of de accommodatiemanager van het zwembad. De accommodatiemanager heeft bij de onderhoudspoule een opdracht uitgezet voor het onderhoud. Eiseres zelf heeft mogelijk ook nog een opdracht daarvoor gegeven. Eiseres mocht er ieder geval van uitgaan dat de onderhoudspoule de opdracht zou opvolgen. Er kon geen toezicht worden gehouden op de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht, omdat het daarvoor bedoelde registratiesysteem niet goed werkte. Het was ook niet mogelijk om invloed uit te oefenen op de prioriteit die de onderhoudspoule aan het onderhoud toekende. Eiseres heeft de onderhoudspoule meermaals aan de opdracht herinnerd. Zij heeft zich dan ook voldoende ingespannen. Op basis van de vastgestelde gegevens kan niet worden geoordeeld dat aannemelijk is geworden dat eiseres zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt. Er is geen sprake van ernstig plichtsverzuim. Ten slotte heeft eiseres gesteld dat er geen sprake is van evenredigheid tussen de opgelegde straf en het vermeende plichtsverzuim.
3.
Op de aanstelling van eiseres bij de gemeente Tilburg is de Arbeidsvoorwaarden-regeling Gemeente Tilburg (AVR) van toepassing.
Artikel 8:13 van de AVR bepaalt dat als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend kan worden.
Artikel 16:1:1, eerste lid, van de AVR bepaalt dat de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair kan worden gestraft.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten omvat van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 16:1:2, derde lid, van de AVR bepaalt dat bij het opleggen van een straf kan worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
4.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of eiseres de haar bij het bestreden besluit verweten gedragingen heeft begaan. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 januari 2008, te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2008:BC1677) geldt als uitgangspunt voor die beoordeling dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de desbetreffende ambtenaar zich aan de verweten gedraging heeft schuldig gemaakt.
Het college verwijt eiseres -samengevat- dat zij nalatig is geweest bij de opvolging van de aanbevelingen door Corrodium en bij de nakoming van de onderhoudsafspraken gemaakt met de afdeling Vastgoed. Dit heeft met name betrekking op het toezien op de daadwerkelijke uitvoering van het onderhoud door de onderhoudspoule, in ieder geval in 2011. Het college heeft daaraan onder meer de resultaten van het onderzoek door PwC ten grondslag gelegd.
Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek door PwC niet volledig is geweest, zodat het besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen is.
De rechtbank volgt eiseres daarin niet. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het college de besluitvorming niet alleen heeft gebaseerd op het rapport van PwC, maar ook op de resultaten van het interne onderzoek. Daarnaast bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college het rapport van PwC niet aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen, omdat het onzorgvuldig tot stand gekomen is. Hoewel eiseres terecht heeft opgemerkt dat de accommodatiemanager van het zwembad in eerste instantie niet is gehoord, blijkt uit het rapport van PwC dat de accommodatiemanager wegens ziekte niet in staat was om gehoord te worden. De accommodatiemanager is vervolgens na de totstandkoming van het rapport alsnog gehoord. PwC heeft in de inhoud van de verklaring van de accommodatiemanager geen aanleiding gezien om het rapport aan te passen. Ter zitting is namens eiseres erkend dat deze verklaring geen ander licht werpt op de inhoud van het rapport. Voorts kan niet worden geoordeeld dat het onderzoek door PwC onzorgvuldig is geweest doordat PwC heeft nagelaten twee collega’s van eiseres te horen. Uit een door het college overgelegde e-mail van PwC van 28 juni 2012 blijkt dat PwC voorafgaand aan de totstandkoming van het rapport op verzoek van eiseres contact heeft opgenomen met één van deze collega’s. Dat PwC de andere collega niet benaderd heeft, acht de rechtbank in het licht van het totale door PwC uitgevoerde onderzoek niet onzorgvuldig. Bovendien is niet gebleken dat eiseres PwC heeft gevraagd deze collega te horen.
Uit de onderzoeken volgt en tussen partijen staat vast dat Corrodium in inspectierapporten van 31 oktober 2006 en 20 april 2009 heeft geadviseerd om onder meer de roestvrijstalen (RVS) ophanging van de geluidsboxen te vervangen door verzinkt staal. Op 12 april 2011 heeft Corrodium het zwembad en in het bijzonder de ophanging van de geluidsboxen boven het peuterbad opnieuw geïnspecteerd. Corrodium heeft vervolgens in het rapport van 28 april 2011 geadviseerd om gelet op de staat van de ophanging en het feit dat de geluidsboxen boven het peuterbad hangen, de ophanging zo spoedig mogelijk te vervangen door verzinkt staal. Aanbevolen is om de bouten en moeren van de geluidsboxen te vervangen. De toestand van de ophanging is in het rapport omschreven als “slecht” en de consequentie van falen als “hoog”. Ten tijde van het ongeval op 1 november 2011 had er geen onderhoud plaatsgevonden aan de ophanging van de geluidsboxen. Het RVS was niet vervangen. De geluidsboxen zijn gevallen doordat de RVS bouten waarmee de boxen waren opgehangen zijn gescheurd.
Anders dan eiseres acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat spanningscorrosie de oorzaak vormde van het scheuren van de bouten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat Corrodium vervanging steeds heeft geadviseerd wegens het risico van scheurvormende spanningscorrosie en dat de politie na technisch onderzoek naar aanleiding van het gebeuren op 1 november 2011 heeft geconcludeerd dat de oorzaak van de breuken onder andere door spanningscorrosie verklaard zou kunnen worden.
De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar niet onderbouwde standpunt dat de geluidsboxen mogelijk ook zouden zijn gevallen wanneer de bouten wel waren vervangen.
Volgens eiseres behoorde het geven van een opdracht voor vervanging niet tot haar verantwoordelijkheid. Zij heeft gewezen op het feit dat Corrodium ook in 2006 en 2009 heeft geadviseerd de bouten te vervangen, zonder dat daaraan toen gevolg is gegeven. Daarnaast was onderhoud contractueel de verantwoordelijkheid van de afdeling Vastgoed. Als het zwembad als gebruiker al verantwoordelijk was voor het onderhoud aan de ophanging, dan was alleen de accommodatiemanager van het zwembad verantwoordelijk.
Uit de onderzoeken volgt dat ook andere medewerkers van de gemeente in het algemeen betrokken waren bij onderhoud van het zwembad. Het ging onder meer om medewerkers van de afdeling Sportbedrijf, waaronder medewerkers van het zwembad zoals eiseres, maar ook medewerkers van de afdeling Vastgoed en van de onderhoudspoule. Ieder van de medewerkers had een eigen rol en een eigen verantwoordelijkheid. Aan de rechtbank ligt in deze zaak alleen de rol en de verantwoordelijkheid van eiseres ter beoordeling voor.
In het kader van de beoordeling van de rol en verantwoordelijkheid van eiseres overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat andere medewerkers geen gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen van Corrodium in 2006 en 2009 er niet toe leidt dat eiseres ontslagen was van de verplichting om gevolg te geven aan de aanbevelingen van Corrodium uit 2011.
Vast staat dat eiseres bekend was met de aanbevelingen van Corrodium over de ophanging. Eiseres heeft de inspectie van 12 april 2011 aangevraagd. Zij heeft het rapport van die inspectie in ieder geval op 28 april 2011 ontvangen en kennis genomen van de aanbevelingen in dat rapport. De rechtbank merkt hierbij op dat eiseres ook bekend was met de aanbevelingen in het inspectierapport uit 2009. Dit volgt uit een e-mail van 3 augustus 2010 waarin eiseres schrijft dat zij een ronde heeft gelopen en daarbij het rapport van Corrodium van april 2009 heeft nagelopen.
Los van de vraag welke afdeling, gelet op de gebruikersovereenkomst van het zwembad en de bijbehorende verdeellijsten van het onderhoud, de verantwoordelijkheid droeg voor het onderhoud aan de ophanging van de geluidsboxen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat nadere afspraken met de afdeling Vastgoed zijn gemaakt op grond waarvan het zwembad daarvoor verantwoordelijk was. Dat is afgesproken dat het zwembad verantwoordelijk was voor het onderhoud aan de ophanging volgt allereerst uit de tot de stukken horende e-mailwisseling van augustus 2010 en met name de e-mail van 30 augustus 2010 van een medewerker van de afdeling Vastgoed aan eiseres. Dat het onderhoud aan de ophanging van de geluidsboxen ook na de inspectie van Corrodium in 2011 tot de verantwoordelijkheid van het zwembad behoorde volgt uit de e-mail van 28 april 2011 van een medewerker van de afdeling Vastgoed aan eiseres. Uit voormelde e-mails volgt ook dat eiseres wist dat het zwembad op basis van nadere afspraken verantwoordelijk was voor het onderhoud aan de ophanging.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat alleen de accommodatiemanager van het zwembad verantwoordelijk was voor het door het zwembad uit te voeren onderhoud. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het rapport van PwC volgt dat eiseres en een medewerker van de afdeling Vastgoed naar aanleiding van het rapport van Corrodium van 2011 overleg hebben gehad over de onderlinge verdeling van het onderhoud. De medewerker van de afdeling Vastgoed heeft eiseres bij e-mail van 28 april 2011 een overzicht van de verdeling gestuurd, waaruit volgt dat het zwembad verantwoordelijk is voor het onderhoud aan de ophanging. Met name gelet op het feit dat eiseres betrokken was bij het maken van de nadere afspraak over het onderhoud aan de ophanging kan eiseres niet worden gevolgd in haar standpunt dat dit onderhoud niet ook tot haar verantwoordelijkheid behoorde. Bovendien is niet gebleken dat zij het bestaan van deze nadere afspraak met anderen heeft gedeeld. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij zich niet herinnert dat zij over dit onderhoud heeft gesproken met anderen, zoals de accommodatiemanager. De accommodatiemanager heeft tegenover PwC verklaard dat eiseres niet met haar heeft overlegd over de aanbevelingen in het rapport van Corrodium van 2011 en over de nadere verdeling van het onderhoud in overleg met de afdeling Vastgoed.
Eiseres heeft aangevoerd dat het niet nodig was om een opdracht voor het onderhoud uit te zetten, omdat de accommodatiemanager op 31 augustus 2010 door middel van een onderhoudsformulier een opdracht tot vervanging van de bouten bij de onderhoudspoule had neergelegd. De rechtbank merkt op dat uit het rapport van PwC volgt dat de medewerkers van de onderhoudspoule hebben verklaard dat zij niet op de hoogte waren van deze opdracht. Echter, ook wanneer ervan wordt uitgegaan dat op 31 augustus 2010 een opdracht tot vervanging was gegeven, staat vast dat daar tijdens de inspectie op 12 april 2011 nog geen uitvoering aan was gegeven. Aan de opdracht van 31 augustus 2010 kan alleen al daarom niet die waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wil zien. Daarnaast volgt uit het feit dat het onderhoud op 12 april 2011 nog niet was uitgevoerd, dat eiseres er niet voetstoots van kon uitgaan dat de opdracht door de onderhoudspoule zou worden opgepakt. Het had op de weg van eiseres gelegen om de opdracht tot vervanging van de bouten te herhalen, dan wel toe te zien op de uitvoering van de eerdere opdracht. Daarvoor bestond te meer aanleiding nu eiseres na de inspectie van 12 april 2011 overleg heeft gehad met de afdeling Vastgoed over de verdeling van het onderhoud, de vervanging van de bouten daarbij de verantwoordelijkheid van het zwembad is gebleven en eiseres die informatie niet met andere medewerkers van het zwembad heeft gedeeld. Dat de inspecteur van Corrodium op 12 april 2011 tegen een medewerker van de onderhoudspoule zou hebben gezegd dat de bouten met spoed vervangen moesten worden, ontsloeg eiseres niet van de op haar rustende verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat het onderhoud daadwerkelijk plaatsvond. Dat het systeem waarin de voortgang van onderhoudsopdrachten werd geregistreerd niet naar behoren werkte, betekent, anders dan eiseres heeft aangevoerd, niet dat toezicht op de uitvoering in het geheel niet mogelijk was. Dat eiseres geen invloed had op de prioriteit die de onderhoudspoule aan opdrachten toekende, laat ten slotte onverlet dat eiseres er op andere manieren op had kunnen en moeten toezien dat het onderhoud werd uitgevoerd. Eiseres had bij het uitblijven van onderhoud door de onderhoudspoule de kwestie kunnen opschalen, bijvoorbeeld door de accommodatiemanager en haar leidinggevende erbij te betrekken.
Hoewel eiseres heeft aangevoerd dat ze na de inspectie in 2011 waarschijnlijk een opdracht heeft gegeven voor het onderhoud aan de ophanging van de geluidsboxen, heeft zij dit niet nader onderbouwd en is daarvan ook overigens niet gebleken.
Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat zij de opdracht meermaals onder de aandacht heeft gebracht van de onderhoudspoule, laatstelijk op 26 oktober 2011. Op die datum heeft eiseres een gesprek gehad met twee medewerkers van de onderhoudspoule over de voortgang van het onderhoud. Twee getuigen kunnen dit bevestigen, aldus eiseres.
Uit het rapport van PwC volgt dat de betrokken onderhoudsmedewerkers ontkennen dat er op 26 oktober 2011 met eiseres een gesprek over het onderhoud heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft haar stelling dat zij de opdracht tot vervanging van de bouten meermaals onder de aandacht heeft gebracht van de onderhoudspoule niet onderbouwd. Reeds daarom moet eraan voorbij worden gegaan.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres nalatig is geweest bij de opvolging van de aanbevelingen van Corrodium en bij de nakoming van de onderhoudsafspraken gemaakt met de afdeling Vastgoed, met name het toezien op de daadwerkelijke uitvoering van het onderhoud door de onderhoudspoule, in ieder geval in 2011.
Het college heeft dit nalaten naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. Het college heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat eiseres vanaf 1 juni 2011 formeel benoemd is tot bedrijfsleider van het zwembad. De functie van bedrijfsleider behoort tot het functieprofiel Leidinggevende D, met als resultaatsgebieden: leiderschap en mede-management van de accommodatie en de stijlkenmerken en competenties: resultaatgericht, realiseren, samenwerken en voortgangscontrole. Volgens de daarvan afgeleide functieomschrijving komt dat specifiek neer op resultaatverantwoordelijk voor de uitvoering, veiligheid, operationeel verantwoordelijk voor het calamiteitentoezicht en -plan en het uitvoerend keurmerk. Het college heeft bij de kwalificatie van het plichtsverzuim ook in aanmerking mogen nemen dat eiseres had moeten zien dat een potentieel zeer gevaarlijke situatie bestond.
Nu niet is aangevoerd of gebleken dat het nalaten niet aan eiseres toe te rekenen zou zijn, was het college op grond van artikel 16:1:1 van de AVR bevoegd tot het opleggen van een disciplinaire straf.
Het college heeft eiseres de straf van voorwaardelijk strafontslag opgelegd. Het strafontslag wordt niet ten uitvoer gelegd indien eiseres zich gedurende een periode van twee jaar niet schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor bestraffing plaatsvindt of aan enig ander ernstig plichtsverzuim.
Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake is van evenredigheid. Aan de accommodatiemanager is ook een voorwaardelijk strafontslag opgelegd, terwijl deze manager de direct leidinggevende van eiseres was. De belangen van eiseres zijn niet juist gewogen.
De rechtbank overweegt dat een disciplinaire straf niet onevenredig mag zijn. Beoordeling daarvan vindt plaats op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Uit het enkele feit dat het college aan de accommodatiemanager dezelfde straf heeft opgelegd volgt dan ook niet dat sprake is van onevenredigheid.
Het college heeft bij het bepalen van de op te leggen straf de ernst van het plichtsverzuim in aanmerking genomen. Tegelijkertijd heeft het college in aanmerking genomen dat eiseres het gevaar niet bewust niet heeft gesignaleerd en dat zij verantwoordelijkheid heeft getoond toen zij het op zich nam om de aanbeveling van Corrodium met betrekking tot de geluidsboxen op te volgen. De nalatigheid de aanbevelingen adequaat op te pakken weegt dermate zwaar dat deze factoren onvoldoende zijn om de ernst van de gedraging weg te nemen, aldus het college. Het college acht het nalatig gedrag in strijd met het belang publieke gebouwen, zoals het zwembad, veilig open te stellen voor de gebruikers. Bovendien is het nalatig gedrag zeer schadelijk voor (het aanzien van) de gemeentelijke organisatie. Het veiligheidsbelang prevaleert nu het college de publieke taak heeft om een accommodatie als een zwembad veilig open te stellen voor de gebruikers. Gebruikers moeten kunnen vertrouwen op openbaar veilige accommodaties. Daarnaast prevaleert het dienstbelang nu het college vanwege een bijzondere (publieke) taak streng en duidelijk dient te zijn ten aanzien van nalatig gedrag. De gemeentelijke organisatie heeft een voorbeeldfunctie daarin. Deze belangen wegen zwaarder dan het belang van eiseres. Dit geldt overigens net zo goed voor de belangen van andere ambtenaren die betrokkenheid kenden bij het ernstige ongeval, aldus het college.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit weloverwogen tot stand is gekomen en met name ook na een zorgvuldige belangenafweging ten aanzien waarvan niet met vrucht kan worden staande gehouden dat het belang aan de zijde van het college ten onrechte de overhand heeft gekregen. De rechtbank vermag bij het licht van de ernst van het gepleegde plichtsverzuim niet in te zien dat de ter zake aan eiseres opgelegde straf onevenredig zwaar moet worden geoordeeld.
5.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzitter, en mrs. W. Toekoen en
J.J.M. van Lanen, leden, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.