In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende had een indexatielast van € 594.375 ten laste van haar belastbare winst over 2006 gebracht, wat volgens de inspecteur niet correct was. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende deze indexatielast had moeten activeren op haar fiscale balans, waardoor er sprake was van een fout in de zin van de foutenleer. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar bedrag van € 957.309, en de heffingsrente werd dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.295,98, en dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 310 vergoed moest worden. De rechtbank benadrukte dat herstel van de fout in het oudste nog openstaande jaar mogelijk is, zelfs als er geen inbreuk op de totaalwinst plaatsvindt. De rechtbank verwierp ook het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen sprake was van een bewuste standpuntbepaling door de inspecteur.