ECLI:NL:RBZWB:2013:5907

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
760831 CV EXPL 13-1239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichting tot betaling van zondagstoeslag op basis van de nieuwe CAO

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich gebogen over de vraag of er op grond van de nieuwe CAO, die per 1 augustus 2012 in werking is getreden, nog een verplichting bestaat voor de werkgever, [eiser] B.V., om een zondagstoeslag te betalen aan werknemers die vóór 1 januari 2003 in dienst zijn getreden. De zaak is ontstaan uit een verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de werkgever en de werknemersorganisatie (de [naam]) van mening verschilden over de toepassing van de overgangsbepaling uit de CAO Horeca 2003. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nieuwe CAO geen regeling voor zondagstoeslag bevat en dat de overgangsbepaling uit de eerdere CAO met de komst van de nieuwe CAO is komen te vervallen. De rechter heeft daarbij benadrukt dat de vraag of er nog een recht op zondagstoeslag bestaat op basis van individuele arbeidsovereenkomsten niet aan de orde is gesteld in deze procedure. De kantonrechter heeft de rechtsvraag ontkennend beantwoord, waarmee de verplichting tot betaling van de zondagstoeslag is komen te vervallen. Het vonnis is uitgesproken op 15 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 760831 CV EXPL 13-1239
vonnis d.d. 15 mei 2013 inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te[adres],
gemachtigde: mr. H.P. Kamerbeek, advocaat te Tilburg,
en
de [naam] van [eiser] B.V.
gevestigd te[adres],
gemachtigde: mr. M. van der Schoor, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna ook genoemd [eiser] en de [naam].

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 20 maart 2013 en de daarin genoemde stukken;
de aantekeningen van de op 18 april 2013 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
De bij voormeld tussenvonnis bepaalde mondelinge behandeling van partijen heeft plaatsgevonden op 18 april 2013. [eiser] is vertegenwoordigd door de heer [naam2] en de heer [naam3 2], bijgestaan door haar gemachtigde mr. Kamerbeek voornoemd. Namens de [naam] zijn verschenen mevrouw[naam4], de heer [naam5] en mevrouw [naam6], bijgestaan door haar gemachtigde mr. Van der Schoor voornoemd. Het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties kan van het volgende worden uitgegaan:
a. a) [eiser] exploiteert onder meer het attractiepark [eiser]. Er zijn ongeveer 2200 medewerkers in dienst;
b) Op de rechtsverhouding tussen [eiser] en haar medewerkers is de CAO voor het Horeca- en aanverwante bedrijf, hierna ook te noemen “de CAO”, van toepassing;
c) In artikel 15 lid 1 a van de CAO 2001-2002 is bepaald:

Zondagstoeslag
De werknemer ontvangt voor de gewerkte uren vanaf zondagochtend 02.00 uur tot maandagochtend 02.00 uur per gewerkt uur of gedeelte van een uur, een toeslag van 50 procent op het uurloon. De werknemer kan met zijn werkgever in de schriftelijke arbeidsovereenkomst een andere wijze van vergoeding overeenkomen. Deze afspraken over compensatie voor het werken op zondag kunnen één keer per kalenderjaar bij overeenstemming worden herzien. Bedoelde andere wijze van vergoeding kan betreffen:
  • de afspraak dat het brutoloon inclusief de zondagtoeslag wordt betaald;
  • de afspraak dat het werken op zondag wordt gecompenseerd door vrije tijd, met name per gewerkt uur een half uur vrije tijd;
  • de afspraak dat het werken op zondag wordt gecompenseerd door een vaste, eenmalige, jaarlijkse uitkering;
  • de afspraak dat de compensatie voor het werken op zondag op een andere in de arbeidsovereenkomst met name genoemde wijze geschiedt.
d) Werknemers van [eiser] die na 1 januari 2003 in dienst zijn getreden hebben geen recht op zondagstoeslag;
e) In de CAO 2003, geldend voor het tijdvak van 1 januari 2003 tot 31 december 2004, is in artikel 23 lid 1 een overgangsregeling opgenomen die luidt:

Overgangsregeling zondagstoeslag
De regeling zondagstoeslag onder de per 1 juli 2002 geëxpireerde CAO voor het Horeca en aanverwante bedrijf voor werknemers, voor wie de CAO op 30 juni 2002 gold en wiens dienstbetrekking bij dezelfde werkgever nog voortduurt, is geëindigd per 1 januari 2003. Deze werknemers worden hiervoor gecompenseerd. Na overleg met de werknemer zal de werkgever:
- de gemiddelde toeslag per maand, berekend over het jaar 2002, als persoonlijke toeslag naast het loon uitbetalen zolang de dienstbetrekking nog bij deze werkgever voortduurt
of
de voor de betrokkene werknemer geldende regeling zondagstoeslag in stand houden.
De keuze wordt schriftelijk vastgelegd.”
f) In de CAO van 1 augustus 2012, geldend voor het tijdvak van 1 augustus 2012 tot en met 31 december 2013, is in artikel 2.10 bepaald:

1. Rechten en plichten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) komen te vervallen.
2.
2. In plaats daarvan gelden de bepalingen van de cao.
3.
3. De cao heeft, voorzover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voorgaande cao(en).
Artikel 2.11 luidt vervolgens:

Individuele schriftelijk vastgelegde afspraken die wel of niet uit een eerdere cao voortvloeien, blijven van kracht.
De overgangsregeling arbeidsduurverkorting blijft op jou van toepassing als die op 31
maart 2012 op jou van toepassing was.”
3. Het geschil en de beoordeling
3.1
Partijen hebben hun geschil als volgt geformuleerd:

Artikel 9.6 Zondag toeslag
Hier is de verwijzing opgenomen naar de overgangsbepaling uit de CAO Horeca 2003. Die luidt:
De werknemer die in dienst is vanaf 1-1-2003 ontvangt geen zondagstoeslag. De werknemer die in dienst is getreden vóór 1-1-2003 en die op zondag werkt, ontvangt een toeslag van 50% over het salaris van die dag.
[eiser] is van mening dat de overgangsbepaling met de komst van de nieuwe CAO per
1 augustus 2012 is komen te vervallen. Hierover bestaat verschil van mening met de [naam]. [eiser] en de OR laten hun standpunten toetsen door de rechter. Alleen als uit een onherroepelijke gerechtelijke uitspraak blijkt dat [eiser] de hierboven genoemde overgangsregeling op grond van de nieuwe CAO niet langer behoeft toe te passen vervalt de verwijzing naar de overgangsregeling en daarmee het recht op zondagstoeslag voor medewerkers in dienst vóór 1 januari 2003.”
3.2
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de overgangsbepaling (artikel 23 lid 1 CAO 2003) met de komst van de nieuwe CAO per 1 augustus 2012 is komen te vervallen. Volgens haar is zij op grond van artikel 2.10 van de nieuwe CAO niet langer gehouden om aan haar medewerkers die vóór 1 januari 2003 in dienst zijn getreden een zondagstoeslag uit te keren.
3.3
De [naam] daarentegen stelt zich op het standpunt dat de overgangsbepaling met de komst van de nieuwe CAO niet is komen te vervallen en dat [eiser] verplicht is om aan werknemers die vóór 1 januari 2003 in dienst zijn getreden, ook na 1 augustus 2012 de zondagstoeslag te betalen, op grond van de inhoud van de individuele vastgelegde afspraken in de arbeidsovereenkomst. Volgens haar is artikel 2.11 van toepassing. Hieruit vloeit voort dat individuele afspraken die wel of niet uit een eerdere CAO voortvloeien onverkort van kracht blijven.
3.3.1
Aangezien de kantonrechter uit de processtukken onvoldoende duidelijkheid had verkregen omtrent de in deze te beantwoorden rechtsvraag is aan partijen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verzocht duidelijkheid te verschaffen. [eiser] heeft hierbij verwezen naar het verzoekschrift waarin wordt gesteld dat tussen partijen verschil van mening bestaat of de overgangsbepaling uit de CAO Horeca 2003 (artikel 23 lid 1) met de komst van de nieuwe CAO per 1 augustus 2012 is komen te vervallen. In het verweerschrift heeft de [naam] gesteld dat deze formulering van de rechtsvraag correct is. Ter zitting heeft [eiser] de rechtsvraag aldus geformuleerd: Is er op grond van de nieuwe CAO nog een verplichting tot betaling van een zondagstoeslag, met andere woorden, geldt artikel 23 lid 1 CAO 2003 nog? Met deze andere wijze van formulering is door de [naam] ingestemd.
3.3.2
De [naam] betwist dat met de inwerkingtreding van de nieuwe CAO op
1 augustus 2012 het recht op zondagtoeslag voor iedereen is komen te vervallen aangezien al sinds 1 januari 2003 de zondagstoeslag een niet per CAO maar individueel geregelde arbeidsvoorwaarde is. Volgens de [naam] raakt artikel 2.10 van de CAO van
1 augustus 2012 daaraan derhalve niet.
De [naam] stelt dat het er in deze zaak nu juist om draait dat [eiser] conform de overgangsbepaling destijds individuele afspraken heeft gemaakt en vastgelegd en dat die vastgelegde individuele afspraken nog moeten worden nagekomen.
3.4
Naar het oordeel van de kantonrechter is ook ter zitting gebleken dat partijen een geschil hebben omtrent de vraag of de zondagstoeslag ook na 1 augustus 2012 nog moet worden betaald. De [naam] stelt als grondslag daarvoor de individuele arbeidsvoorwaarde. Deze vraag is evenwel niet aan de kantonrechter in het kader van artikel
96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgelegd. Ook de [naam] heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat de rechtsvraag zoals geformuleerd ter zitting moet worden beantwoord, hoewel hij zich in het verweerschrift afvraagt wat de meerwaarde is van een rechterlijke uitspraak die beperkt is tot het antwoord op de vraag of de zondagstoeslag op grond van de CAO nog moet worden toegepast en die in het midden laat of de verplichting daartoe op grond van een andere bron van verbintenis nog bestaat.
[eiser] heeft gesteld dat pas discussies omtrent de zondagstoeslag met individuele medewerkers moeten plaatsvinden na beantwoording van de in deze aan de kantonrechter voorgelegde rechtsvraag.
In ieder geval heeft de kantonrechter zich te houden aan het geschil dat hem is voorgelegd en derhalve aan de beantwoording van de vraag of er op grond van de nieuwe CAO nog een verplichting tot betaling van een zondagstoeslag bestaat, met andere woorden of artikel 23 lid 1 CAO 2003 nog geldt.
3.4.1
Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Afgezien van de omstandigheid dat ook de [naam] ter zitting heeft gesteld dat de bedoelde overgangsbepaling inderdaad is vervallen, zij het al langer, is de per
1 augustus 2012, afgesloten CAO duidelijk in artikel 2.10 met betrekking tot rechten en plichten uit eerdere CAO’s. Daarin is bepaald dat rechten en plichten uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen te vervallen en dat in plaats daarvan de bepalingen van de CAO gelden, waarbij de CAO, voorzover deze mindere aanspraken geeft, voorrang heeft op de voorgaande CAO(en). Ook staat tussen partijen vast dat de nieuwe CAO in het geheel geen regeling zondagstoeslag meer kent. Onvoldoende weersproken heeft [eiser] gemotiveerd gesteld dat er geen sprake is van een recht op zondagstoeslag voortvloeiend uit een eerdere CAO die nawerking heeft.
Hiermede is het aan de rechter voorgelegde geschil beslist. Zoals eerder overwogen is aan de kantonrechter niet de vraag voorgelegd of recht op zondagstoeslag nog bestaat op grond van de individuele arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en de werknemers, zoals de [naam] voorstaat, zodat deze vraag niet ter beantwoording voorligt.
Vastgesteld wordt tenslotte dat partijen het rechtsmiddel van hoger beroep hebben uitgesloten.
Nu geen aanspraak wordt gemaakt op een proceskostenveroordeling zal die achterwege blijven.

4.De beslissing

De kantonrechter; beslissend ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:
beantwoordt de vraag of er op grond van de per 1 augustus 2012 geldende CAO nog een verplichting tot betaling van een zondagstoeslag bestaat, met andere woorden, of artikel
23 lid 1 CAO 2003 nog geldt, ontkennend.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L. Kerkhofs, kantonrechter te Tilburg, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2013.