Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2013, staat de omkering en verzwaring van de bewijslast centraal. De belanghebbende, die in 2007 bemiddelde bij de verkoop van vennootschappen en onroerende zaken, heeft geen administratie bijgehouden en kon niet aantonen hoeveel vennootschappen hij had verkocht. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 47 van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR), wat leidt tot de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank stelt vast dat de sanctie reeds was ingeroepen bij het opleggen van de aanslag vóór 1 juli 2011, en dat een informatiebeschikking niet nodig was omdat de schending van de verplichtingen al vóór deze datum had plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de aanslag onterecht of te hoog was vastgesteld. De inspecteur had de aanslag redelijk vastgesteld, gezien het ontbreken van informatie over de activiteiten en inkomsten van de belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.