Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door de belanghebbende was ingesteld tegen een beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar met betrekking tot een navorderingsaanslag. Echter, de rechtbank constateerde dat de navorderingsaanslag nooit was opgelegd, waardoor de inspecteur geen uitspraak op bezwaar kon doen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen beroep bij de belastingrechter openstond, en het beroep derhalve niet-ontvankelijk werd verklaard.
De zaak werd behandeld in Breda, waar de zitting plaatsvond op 11 juli 2013. De belanghebbende was niet verschenen, maar de inspecteur was vertegenwoordigd door gemachtigden. De rechtbank behandelde tegelijkertijd meerdere zaken met vergelijkbare procedurenummers. De rechtbank oordeelde dat het fiscale procesrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen kent, en dat in dit geval geen navorderingsaanslag was opgelegd, wat de basis vormde voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter W.A.P. van Roij en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.J. van Balkom. Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.