3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de (navorderings-)aanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
Rechtsgeldigheid overgelegde stukken
4.1.1.Vaststaat dat in Nederland op diverse plaatsen bij diverse betrokkenen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek doorzoekingen hebben plaatsgevonden. Daarbij zijn stukken in beslaggenomen. Op 26 november 2007 heeft de Officier van Justitie toestemming verleend om gegevens uit het strafrechtonderzoek “Witte Reus” te gebruiken voor de heffing en inning van belastingen.
4.1.2.Belanghebbende heeft gesteld dat de door de inspecteur ingebrachte gegevens deels moeten zijn verkregen via een internationaal rechtshulpverzoek van Nederland aan het Eiland Man. Ter zitting heeft belanghebbende daarbij geciteerd uit een brief van de autoriteiten van het Eiland Man over het gebruik van gegevens uit een internationaal rechtshulpverzoek voor andere dan strafrechtelijke doeleinden. De inspecteur heeft gesteld dat naar zijn weten alle door hem overgelegde stukken zijn verkregen uit de doorzoekingen in Nederland.
4.1.3.De rechtbank is van oordeel dat geen aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat de inspecteur stukken heeft gebruikt en heeft overgelegd die zijn verkregen uit een rechtshulpverzoek aan de autoriteiten van het Eiland Man. Aannemelijk is dat de stukken zijn gevonden bij de diverse doorzoekingen in Nederland, onder meer bij [B], de voormalig gemachtigde [D], accountant [accountant], de broer of in de administraties van de ondernemingen aan wie leningen zijn verstrekt. Belanghebbende heeft ter zitting geciteerd uit een brief die zij niet heeft overgelegd. Zij heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat die brief betrekking had op belanghebbende. De rechtbank merkt daarbij verder op dat het verzoek van de inspecteur aan en de toestemming van het functioneel parket om de gegevens uit het strafrechtonderzoek “Witte Reus” te mogen gebruiken voor de heffing van belasting zo ruim is geformuleerd dat het verzoek en de verleende toestemming niet alleen betrekking hebben op de in dat verzoek met name genoemde personen maar op alle verdachten in dat onderzoek.
4.2.1.De rechtbank heeft bij uitspraken van heden in de zaken van [F] (procedurenummers 11/1139 tot en met 11/1160) geoordeeld dat [F] de beneficial owner is van belanghebbende, dat [F] in de periode 1998 tot en met 2008 in Nederland woonachtig was, dat de € 550.000 die van de Luxemburgse bankrekening van [F] is overgemaakt naar [Trust] en door [Trust] is doorgeleend aan [belanghebbende] een lening is van [F] aan [belanghebbende] en dat de rente op die lening bij [F] belastbaar is. Ter zitting is voor dat geval vast komen te staan dat de rentebaten die bij [F] belast zijn, aftrekbaar zijn bij belanghebbende. Cijfermatig werkt dit als volgt uit:
Aanslag
Vastgesteld belastbaar bedrag
Af
Gecorrigeerd belastbaar bedrag
V.47
€
13.173
-24.337
V.56
€
51.957
-32.45
19.507
V.66
€
52.042
-32.45
19.592
V.76
€
464.569
-32.45
432.119
Gelet hierop dient de navorderingsaanslag V.47 te worden vernietigd.
4.2.2.Met betrekking tot de andere aanslagen overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.3.In geschil is of belanghebbende in de onderhavige jaren belastingplichtig is in Nederland. Belanghebbende heeft gesteld dat de activiteiten uitsluitend bestaan uit vermogensbeheer, waaronder het aangaan van geldleningen en dat de activiteiten van de dagelijkse, feitelijke leiding van belanghebbende daarom beperkt waren en geheel door de bestuurders, die zetelen op het Eiland Man, werden verricht. De inspecteur is van mening dat belanghebbende feitelijk in Nederland is en was gevestigd en dat zij in alle jaren binnenlands belastingplichtige was in de zin van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb).
4.2.4.Ingevolge artikel 2, eerste lid, Wet Vpb zijn in Nederland gevestigde vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld als binnenlands belastingplichtigen aan de heffing van vennootschapsbelasting onderworpen. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de AWR dient de vestigingsplaats van een lichaam te worden beoordeeld naar de omstandigheden. Bij de beoordeling van de vestigingsplaats van een lichaam moet in het algemeen ervan worden uitgegaan dat de werkelijke leiding van het lichaam berust bij zijn bestuur en dat de vestigingsplaats overeenkomt met de plaats waar dit bestuur zijn leidinggevende taak uitoefent. Wanneer echter aannemelijk is dat de werkelijke leiding van het lichaam door een ander wordt uitgeoefend dan dat bestuur, kan er aanleiding zijn als vestigingsplaats van het lichaam aan te merken de plaats van waaruit die ander de leiding uitoefent (Hoge Raad 23 september 1992, nr. 27 293, gepubliceerd in BNB 1993/193).
4.2.5.De rechtbank leidt uit de stukken – in het bijzonder de correspondentie van [B] met [D Ltd] - af dat alle feitelijke beslissingen betreffende belanghebbende door [F] werden genomen en dat voor alle handelingen inzake belanghebbende eerst toestemming aan [F] werd gevraagd. De werkelijke leiding van belanghebbende werd derhalve niet door het bestuur op het Eiland Man uitgeoefend maar door [F]. Nu [F], zoals de rechtbank heeft geoordeeld in de in 4.2.1. vermelde zaken, in alle jaren in Nederland op het adres [adres 2] te [plaats 1] woonde, was belanghebbende eveneens feitelijk in Nederland gevestigd, zodat zij binnenlands belastingplichtige was voor de Vpb. De rechtbank is verder van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de aangiftebiljetten over de jaren 2005 tot en met 2008 naar het adres [adres 2] te [plaats 1] zijn gezonden, de aangiftebiljetten op rechtsgeldige wijze zijn uitgereikt.
4.2.6.Vast staat dat belanghebbende over alle jaren de aan haar uitgereikte aangiftebiljet niet heeft ingediend, terwijl zij dat wel had moeten doen. Deze constatering leidt dan tot omkering van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e van de AWR (tekst tot 2012). Belanghebbende heeft met hetgeen zij in het geding heeft gebracht de onjuistheid van de uitspraken op bezwaar niet doen blijken.
4.2.7.De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de inspecteur niet van de verplichting om aannemelijk te maken dat de door hem vastgestelde belastbare bedragen op een redelijke schatting berusten.
4.2.8.Nu belanghebbende binnenlands belastingplichtige was, heeft de inspecteur terecht de in de jaarstukken van belanghebbende vermelde rentebaten belast. De rechtbank ziet geen reden de aanslagen verder te verminderen dan in 4.2.1 is vermeld.
4.2.9.De inspecteur heeft in 2007 het bedrag van de door belanghebbende verstrekte lening aan [H Ltd] bij belanghebbende belast. De inspecteur heeft aanvankelijk hetzelfde bedrag bij [F] in 2007 belast. Deze aanslag is abusievelijk verminderd tot nihil, zodat uiteindelijk in 2007 bij [F] niets is belast. De rechtbank heeft in de 4.2.1 vermelde zaken van [F] geoordeeld dat [F] de door belanghebbende uitgeleende bedragen aan onder meer [autobedrijf 4] aan belanghebbende als leningen heeft verstrekt en dat deze bedragen en de daarbij behorende rentebedragen daarom bij [F] belast zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hetzelfde te gelden voor het bedag van € 385.000 dat belanghebbende heeft geleend aan [H Ltd], temeer nu uit de balansen van belanghebbende in 2006 en 2008 blijkt dat in 2007 het bedrag aan crediteuren is gestegen. Het belastbare bedrag van 2007 moet dan worden verminderd met € 385.000 en tevens met de daarover berekende rente van € 27.527 (zie 5.1.1 van het controlerapport) . Rekeninghoudend met de in 4.2.1 genoemde correctie dient het belastbare bedrag vastgesteld te worden op € 432.119 minus € 385.000 minus € 27.527 of € 19.592.
4.2.10.In de aanslag V.86 is door de inspecteur het belastbare bedrag over 2008 vastgesteld op € 432.119. Dit is conform het vastgestelde bedrag van de aanslag over 2007. De rechtbank acht dit, gelet op hetgeen hiervoor in 4.2.1 en 4.2.9 is overwogen, geen redelijke schatting en ziet om die reden aanleiding de aanslag te verminderen tot een belastbaar bedrag van € 19.592.