ECLI:NL:RBZWB:2013:4749

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
AWB-11_6159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correctie van reis-, verblijf- en representatiekosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest over de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2005. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd van € 1.431.193, na een boekenonderzoek waarbij onder andere de reis-, verblijf- en representatiekosten van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) van belanghebbende werden gecorrigeerd. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat de kosten zakelijk waren en dat deze kosten voornamelijk ten behoeve van de persoonlijke behoeften van de DGA waren gemaakt. De rechtbank stelde vast dat de documentatie van de kosten onvoldoende was en dat de inspecteur terecht de kosten had gecorrigeerd. Belanghebbende had tijdens de procedure aangeboden om aanvullende stukken te overleggen, maar de rechtbank weigerde dit aanbod omdat belanghebbende al eerder de kans had gekregen om de kosten aannemelijk te maken. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de navorderingsaanslag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/6159
uitspraak van 18 juni 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2005 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.431.193. Nummer van de aanslag; [nummer].V.57, dagtekening 31 juli 2010.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 november 2011 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 december 2011, ontvangen bij de rechtbank op 7 december 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd. De inspecteur heeft bij brief van 6 juni 2012 medegedeeld geen conclusie van dupliek in te dienen.
1.6.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [DGA], ter bijstand vergezeld van zijn dochter [dochter], zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Middelburg, en [taxateur S] (taxateur) en namens de inspecteur, [gemachtigden], [taxateur K] (taxateur) en [taxateur O] (taxateur). Gelijktijdig zijn behandeld de zaken met procedurenummers 11/5970 tot en met 11/5972 en 11/6159 tot en met 11/6161. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van onroerende zaken en het beleggen in effecten en leningen. Directeur enig aandeelhouder (hierna: DGA) van belanghebbende is [DGA].
2.2.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbaar bedrag van € 1.294.516.
2.3.
Op 14 juli 2009 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Onderzocht is ondermeer de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting 2006 en 2007 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 2006 en 2007. Het onderzoek heeft zich op bepaalde punten eveneens uitgestrekt over de aangifte vennootschapsbelasting 2005.
2.4.
Naar aanleiding van voornoemd boekenonderzoek heeft de inspecteur over de jaren 2005 tot en met 2007 correcties aangebracht ten aanzien van de reis-, verblijf- en representatiekosten. Blijkens het controlerapport bedroeg het totale bedrag van de grootboekrekening reis-, verblijf- en representatiekosten in die jaren:
2005: € 144.048
2006: € 187.968
2007: € 152.584
Met betrekking tot het onderhavige boekjaar heeft dit geleid tot een correctie van € 125.000.
2.5.
De DGA bezit in privé een zeilboot. Hiermee neemt hij regelmatig deel aan zeilwedstrijden. In het jaar 2005 heeft belanghebbende € 11.677 betaald aan [fabrikant], een fabrikant van zeilen. Voor dit bedrag zijn zeilen aangekocht voor de privéboot van de DGA. De inspecteur heeft deze kosten gecorrigeerd.
2.6.
Gelet op de voorgaande correcties is de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het onderhavige jaar opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.431.193. Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase ingestemd met de correctie die ziet op de zeilboot, zodat thans enkel nog de reis-, verblijf- en representatiekosten in geschil zijn.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de reis-, verblijf- en representatiekosten heeft gecorrigeerd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.306.193. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat bij betwisting door de inspecteur, anders dan belanghebbende heeft gesteld, het op haar weg ligt de zakelijkheid van de kosten aannemelijk te maken (vergelijk: HR 19 maart 1997, nr 31 911, BNB 1997/162). Daarin is zij, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Het enkel overleggen van restaurantnota’s zonder een verklaring met welke zakelijke relaties en met welk zakelijk doel de horecagelegenheden zijn bezocht, en het enkel hanteren van globale gehanteerde omschrijvingen zoals
“voor u verzorgde arrangementen”op de overgelegde facturen van reisbureau [reisbureau] of
“vliegkosten”op de facturen bij vliegmaatschappij [vliegmaatschappij] zijn daartoe onvoldoende. Dat volgens belanghebbende deze uitgaven voor zakelijke doeleinden zijn gedaan, dat de uitgaven passen in de stijl van de vennootschap en in verhouding tot het behaalde resultaat te verantwoorden zijn, maakt dat niet anders nu deze stelling niet met verifieerbare gegevens is onderbouwd. Dit klemt te meer nu uit derdenonderzoek bij reisbureau [reisbureau] is gebleken dat in ieder geval in 2006 en 2008 privéreizen van de DGA zijn geboekt als zakelijke kosten. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de reizen gemaakt zijn in verband met de mogelijke aankoop van onroerende zaken in het buitenland, maar de rechtbank acht dat niet aannemelijk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat belanghebbende feitelijk uitsluitend in in Nederland gelegen onroerende zaken heeft belegd.
4.2.
Voor zover belanghebbende heeft bedoeld zich te beroepen op door het in 2004 verrichte boekenonderzoek opgewekt vertrouwen dat de geboekte kosten volledig aftrekbaar zouden zijn, geldt het volgende. De controleur heeft in het rapport van het onderzoek vermeld dat in 2004 met de DGA is afgesproken “dat de kosten in de toekomst beter gedocumenteerd zullen worden, met name wat betreft het zakelijke karakter van buitenlandse vliegreizen en het dineren met relaties”. Belanghebbende heeft de juistheid daarvan niet weersproken. Hetgeen de rechtbank onder 4.1. heeft overwogen houdt in dat de documentatie in de administratie onvoldoende wordt geacht. Van in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen is dan geen sprake.
4.3.
Belanghebbende heeft ter zitting aangeboden alsnog stukken te overleggen die de zakelijkheid van de in geschil zijnde kosten aannemelijk kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende diverse malen de gelegenheid gehad de kosten aannemelijk te maken en had zij deze stukken derhalve reeds in een eerder stadium kunnen overleggen zodat de inspecteur met betrekking tot deze stukken, nu hij het bestaan ervan betwist, een standpunt in had kunnen nemen. Daarom acht de rechtbank het nu nog accepteren van deze stukken in strijd met de goede procesorde. Zij heeft om die reden besloten het bewijsaanbod te passeren.
4.4.
Gelet op het in 4.1 overwogene acht de rechtbank aannemelijk dat de uitgaven ter hoogte van de correctie zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de DGA van belanghebbende. Volgens vaste jurisprudentie kunnen de kosten, nu het zakelijk karakter daarvan ontbreekt, niet ten laste van het resultaat van belanghebbende worden gebracht (Hoge Raad 14 juni 2002, nr. 36453, BNB 2002/290). Het gelijk is derhalve aan de zijde van de inspecteur.
4.5.
Belanghebbende heeft in het beroepschrift gesteld dat de inspecteur is uitgegaan van een te hoog bedrag aan geboekte reis- en representatiekosten. De inspecteur heeft de totale uitgaven gesteld op € 144.048 en volgens belanghebbende is geboekt € 141.895. De rechtbank is van oordeel dat dit verschil – zo het al bestaat – niet tot verlaging van de aanslag kan leiden nu de totale correctie is beperkt tot € 125.000 zodat er nog steeds een bedrag aan kosten is geaccepteerd en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat dat bedrag te laag is.
4.6.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2013 door mr.drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. W. Brouwer, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 juni 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.