ECLI:NL:RBZWB:2013:4686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
AWB-11_6161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correctie van reis-, verblijf- en representatiekosten door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de correctie van reis-, verblijf- en representatiekosten. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te Breda, had een aanslag vennootschapsbelasting ontvangen over het jaar 2007, berekend naar een belastbaar bedrag van € 778.816. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot nihil, maar de belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de reis-, verblijf- en representatiekosten van de DGA van de B.V. terecht heeft gecorrigeerd, omdat de zakelijkheid van deze kosten niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de kosten voornamelijk ten goede kwamen aan de persoonlijke behoeften van de DGA en niet als zakelijke kosten konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie en benadrukt dat het aan de belanghebbende was om de zakelijkheid van de kosten te onderbouwen, wat niet is gebeurd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de inspecteur in het gelijk gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 11/6161
uitspraak van 18 juni 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Goes,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2007 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 778.816. De dagtekening van de aanslag is 7 augustus 2010, aanslagnummer [nummer].V.76.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2011 de aanslag verminderd tot nihil en het verlies over 2007 vastgesteld op € 171.184.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 december 2011, ontvangen bij de rechtbank op 7 december 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd. De inspecteur heeft bij brief van 6 juni 2012 medegedeeld geen conclusie van dupliek in te dienen.
1.6.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [DGA], ter bijstand vergezeld van zijn dochter [dochter], zijn gemachtigde [gemachtigde ], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Middelburg, en [taxateur S] (taxateur) en namens de inspecteur, [gemachtigden], [taxateur K] (taxateur) en [taxateur O] (taxateur). Gelijktijdig zijn behandeld de zaken met procedurenummers 11/5970 tot en met 11/5972 en 11/6159 tot en met 11/6161. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van onroerende goederen en het beleggen in effecten en leningen. Directeur enig aandeelhouder (hierna: DGA) van belanghebbende is de heer [DGA].
2.2.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbaar bedrag van negatief € 838.768.
2.3.
Op 14 juli 2009 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Onderzocht is ondermeer de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting 2006 tot en met 2007 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 2006 en 2007. Het onderzoek heeft zich op bepaalde punten eveneens uitgestrekt over de aangifte vennootschapsbelasting 2005. Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft de inspecteur diverse correcties op de door belanghebbende ingediende aangifte aangebracht.
2.4.
Blijkens het controlerapport bedroegen de totale bedragen van de grootboekrekening reis-, verblijf- en representatiekosten in die jaren respectievelijk:
2005: € 144.048
2006: € 187.968
2007: € 152.584
Met betrekking tot het onderhavige boekjaar heeft dit geleid tot een correctie van € 130.000.
2.5.
Met de overige correcties ten bedrage van € 537.584 is belanghebbende voor wat betreft de vennootschapsbelasting akkoord gegaan.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht de reis-, verblijf- en representatiekosten heeft gecorrigeerd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van negatief € 301.184. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Formeel

4.1.
De inspecteur heeft in de uitspraak op bezwaar het verlies voor 2007 vastgesteld op € 171.184. Artikel 21 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bepaalt dat een verlies wordt vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 7:1 Awb bepaalt dat bezwaar moet worden ingesteld alvorens beroep bij de rechter kan worden ingesteld, maar artikel 7:1a Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan instemmen met rechtstreeks beroep bij de rechter (prorogatie). In het onderhavige geval heeft de inspecteur in de uitspraak, waarin tevens de beschikking tot vaststelling van het verlies is opgenomen, vermeld dat daartegen beroep openstaat bij de belastingrechter. De rechtbank beschouwt dat als toestemming voor prorogatie zodat het beroep ontvankelijk is.
Inhoudelijk
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat bij betwisting door de inspecteur anders dan belanghebbende heeft gesteld, het op haar weg ligt de zakelijkheid van de kosten aannemelijk te maken (vergelijk: HR 19 maart 1997, nr 31 911, BNB 1997/162). Daarin is zij, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Het enkel overleggen van restaurantnota’s zonder een verklaring met welke zakelijke relaties en met welk zakelijk doel de horecagelegenheden zijn bezocht, en het enkel hanteren van globale gehanteerde omschrijvingen zoals
“voor u verzorgde arrangementen”op de overgelegde facturen van reisbureau [reisbureau] of
“vliegkosten”op de facturen bij vliegmaatschappij [vliegmaatschappij] zijn daartoe onvoldoende. Dat volgens belanghebbende deze uitgaven voor zakelijke doeleinden zijn gedaan, dat de uitgaven passen in de stijl van de vennootschap en in verhouding tot het behaalde resultaat te verantwoorden zijn, maakt dat niet anders nu deze stelling niet met verifieerbare gegevens is onderbouwd. Dit klemt te meer nu uit derdenonderzoek bij reisbureau [reisbureau] is gebleken dat in ieder geval in 2006 en 2008 privéreizen van de DGA zijn geboekt als zakelijke kosten. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de reizen gemaakt zijn in verband met de mogelijke aankoop van onroerende zaken in het buitenland, maar de rechtbank acht dat niet aannemelijk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat belanghebbende feitelijk uitsluitend in in Nederland gelegen onroerende zaken heeft belegd.
4.3.
Voor zover belanghebbende heeft bedoeld zich te beroepen op door het in 2004 verrichte boekenonderzoek opgewekt vertrouwen dat de geboekte kosten volledig aftrekbaar zouden zijn, geldt het volgende. De controleur heeft in het rapport van het onderzoek vermeld dat in 2004 met de DGA is afgesproken “dat de kosten in de toekomst beter gedocumenteerd zullen worden, met name wat betreft het zakelijke karakter van buitenlandse vliegreizen en het dineren met relaties”. Belanghebbende heeft de juistheid daarvan niet weersproken. Hetgeen de rechtbank onder 4.1. heeft overwogen houdt in dat de documentatie in de administratie onvoldoende wordt geacht. Van in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen is dan geen sprake.
4.4.
Belanghebbende heeft ter zitting aangeboden alsnog stukken te overleggen die de zakelijkheid van de in geschil zijnde kosten aannemelijk kunnen maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende diverse malen de gelegenheid gehad de kosten aannemelijk te maken en had zij deze stukken derhalve reeds in een eerder stadium kunnen overleggen zodat de inspecteur met betrekking tot deze stukken, nu hij het bestaan ervan betwist, een standpunt in had kunnen nemen. Daarom acht de rechtbank het nu nog accepteren van deze stukken in strijd met de goede procesorde. Zij heeft om die reden besloten het bewijsaanbod te passeren.
4.5.
Gelet op het in 4.1 overwogene acht de rechtbank aannemelijk dat de uitgaven ter hoogte van de correctie zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de DGA van belanghebbende. Volgens vaste jurisprudentie kunnen de kosten, nu het zakelijk karakter daarvan ontbreekt, niet ten laste van het resultaat van belanghebbende worden gebracht (Hoge Raad 14 juni 2002, nr. 36453, BNB 2002/290). Het gelijk is derhalve aan de zijde van de inspecteur.
4.6.
Belanghebbende heeft in het beroepschrift gesteld dat de inspecteur is uitgegaan van een te hoog bedrag aan geboekte reis- en representatiekosten. De inspecteur heeft de totale uitgaven gesteld op € 152.584 en volgens belanghebbende is geboekt € 137.439. De rechtbank is van oordeel dat dit verschil – zo het al bestaat – niet tot verlaging van de aanslag kan leiden nu de totale correctie is beperkt tot € 130.000 zodat er nog steeds een bedrag aan kosten is geaccepteerd en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat dat bedrag te laag is.
4.7.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2013 door mr.drs. M.M. de Werd, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. W. Brouwer, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.A. Mandemakers, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 juni 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.