Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
[gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] B.V. te Helvoirt, en namens de inspecteur,
2.Feiten
“In alle jaren een ontzettend hoog brutowinstpercentage van ongeveer 60%. v.d. omzet.Draait ook een omzet van jaarlijkse ongeveer € 400000 als eenmanszaak zonder personeel. Vreemd Uitgaande van een jaar van 1800 urer komt dit ongever neer op € 231 per uur gefactureerd”.
- [kantoornaam boekhouder] vof (hierna: [kantoornaam boekhouder]), gedateerd 30 januari 2009, waarin [boekhouder] verklaart dat er bij de controle wel degelijk een kasadministratie aanwezig was, maar dat door de controlerende ambtenaren niet naar gevraagd was;
- [B] (
- [C] ([C] BV), gedateerd 9 maart 2009, waarin deze verklaart dat met [belanghebbende] altijd mondelinge afspraken worden gemaakt en nooit schriftelijke; dat het in die periode circa 95% aanneming van werk betrof en 5% urengeld en dat de controleur destijds niet met hem maar met zijn secretaresse had gesproken;
- [A] ([A]), gedateerd 10 maart 2009, waarin deze verklaart dat het circa 85% aanneming van werk betrof en verder 15% kleinere klusjes; dat het uurtarief van € 30 alleen op regiewerk sloeg; dat met [belanghebbende] nooit schriftelijke aannemingsovereenkomsten gesloten werden. Verder verklaart [A] dat hij destijds tegen de controleambtenaar heeft gezegd dat als [belanghebbende] een werk aanneemt voor een bepaald bedrag en hij verdient daarop dat dan toch niks met uren te maken heeft.
25 mei 2011 aan belanghebbende een (forfaitaire) proceskostenvergoeding toegekend van
€ 1.744 voor elk van de bezwaarschriften.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
LJN: BO5080, heeft de Hoge Raad beslist dat in belastingzaken, waar artikel 6 EVRM niet op van toepassing is, een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn kan worden toegekend. De Hoge Raad oordeelde dat bij overschrijding van de redelijke termijn, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor vergoeding van immateriële schade worden verondersteld en dat artikel 8:73 van de Awb in die gevallen van overeenkomstige toepassing is. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37 984, LJN: AO9006. De in aanmerking te nemen termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt en duurt voor de bezwaar- en beroepsfase, behoudens bijzondere omstandigheden, in beginsel twee jaar.
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die ziet op de beslissing over de proceskostenvergoeding;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: