ECLI:NL:RBZWB:2013:10517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_1551
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking inzake informatieverplichting bij belastingheffing over buitenlandse bankrekeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een informatiebeschikking. De belanghebbende, geboren op 26 april 1947, was gehuwd en had geen buitenlandse bankrekeningen aangegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2008 en 2009. De inspecteur had eerder navorderingsaanslagen opgelegd voor de jaren 1995 tot en met 2007 in verband met niet aangegeven vermogen in het buitenland. Op 8 oktober 2012 had de inspecteur een vragenbrief gestuurd waarin hij om informatie vroeg over een rekening bij Van Lanschot Bank te Luxemburg, maar de belanghebbende had hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting had voldaan door niet te reageren op de vragen van de inspecteur. De informatiebeschikking was terecht genomen voor de jaren 2008 en 2009, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende ook andere buitenlandse bankrekeningen had. Daarom werd het beroep gegrond verklaard voor zover de informatiebeschikking betrekking had op rekeningafschriften na 2009. De rechtbank stelde de belanghebbende in de gelegenheid om binnen twee weken na de uitspraak alsnog de gevraagde informatie over de jaren 2008 en 2009 te verstrekken.

De rechtbank veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.179, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht van € 44. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, die verhinderd was de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/1551
uitspraak van 20 december 2013
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met betrekking tot de aan belanghebbende op te leggen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2008 en 2009 met dagtekening 21 november 2012 een informatiebeschikking genomen en bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2013 deze beschikking gehandhaafd.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 8 maart 2013, ontvangen bij de rechtbank op 11 maart 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
1.3.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2013 te Breda. Voor het verhandelde ter zitting en de daar aanwezige personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat tegelijkertijd met deze uitspraak wordt verzonden.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is geboren op 26 april 1947 en is gehuwd met [echtgenote].
2.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 1995 tot en met 2007 navorderingsaanslagen IB/PVV en over de jaren 1996 tot en met 2000 navorderingsaanslagen vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd in verband met niet aangegeven in het buitenland aangehouden vermogen. In de aangiften IB/PVV over de jaren 2008 en 2009 heeft belanghebbende geen in het buitenland aangehouden vermogen aangegeven bij de bepaling van de grondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen.
2.3.
Naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV 2008 en 2009 heeft de inspecteur met dagtekening 8 oktober 2012 aan belanghebbende een vragenbrief gestuurd waarin op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR wordt verzocht afschriften te verstrekken over de jaren 2008 en 2009 van een rekening bij de Van Lanschot Bank te Luxemburg met [rekeningnummer X] en van eventuele andere buitenlandse bankrekeningen van belanghebbende. De inspecteur heeft hierin verwezen naar de eerder aan belanghebbende ter beschikking gestelde gegevens over de rekening bij Van Lanschot Bankiers te Luxemburg (hierna: Van Lanschot) met [rekeningnummer X]. Met dagtekening 31 oktober 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende een rappel vragenbrief gezonden. Belanghebbende heeft niet op deze brieven gereageerd.
2.4.
Met dagtekening 21 november 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende de onderhavige informatiebeschikking gezonden, waarin hij belanghebbende verzoekt
“alsnog (…) de volgende informatie te verstrekken:
Ik verzoek u mij alle afschriften van de rekening bij de Van Lanschot Bank te Luxemburg met [rekeningnummer X] te verstrekken over de periode 1-1-2008 tot heden.
Ik verzoek u mij alle afschriften van eventuele andere buitenlandse (bank)rekeningen op naam van [belanghebbende] te verstrekken over de periode 2008 tot heden.”
2.5.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. De inspecteur heeft aan belanghebbende op 16 januari 2013 een “vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift” gezonden, waarin belanghebbende is gewezen op artikel 25, derde lid, van de AWR. Bij uitspraak op bezwaar van 26 februari 2013 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking terecht is genomen. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen ter zitting en in de van hen afkomstige stukken zijn aangevoerd.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Artikel 52a, eerste lid, van de AWR bepaalt:
“Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52, en, (…), kan de inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid.”
4.2.
Artikel 47, eerste lid, van de AWR bepaalt:
“Ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur:
a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn;
b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks ter keuze van de inspecteur - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.”
4.3.
Artikel 49, eerste lid, van de AWR bepaalt:
“De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze - zulks ter keuze van de inspecteur - en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.”
4.4.
Belanghebbende heeft ontkend rekeninghouder te zijn (geweest) bij Van Lanschot. Hij stelt dat de inspecteur tegenover zijn gemotiveerde betwisting niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de aan hem gestelde vragen niet naar waarheid heeft beantwoord.
4.5.
De rechtbank heeft vandaag in haar uitspraak in de gelijktijdig behandelde beroepen met procedurenummers AWB 11/4945 tot en met 11/4962 geoordeeld dat belanghebbende (in ieder geval tot en met 2007) een rekening bij Van Lanschot met [rekeningnummer X] heeft gehad.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de door hem in zijn brieven van 8 en 31 oktober 2012 gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing van belanghebbende over de jaren 2008 en 2009. Door niet te reageren op de vragenbrieven van de inspecteur heeft belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting voldaan. De informatiebeschikking is in zoverre terecht genomen. Hetgeen belanghebbende voorts heeft gesteld doet daaraan niet af.
4.7.
Gesteld noch gebleken is echter dat de inspecteur belanghebbende vóór het toezenden van de informatiebeschikking heeft verzocht bankafschriften van Van Lanschot te verstrekken die betrekking hebben op andere jaren dan 2008 en 2009. De inspecteur heeft wel gevraagd om afschriften van bankrekeningen van andere buitenlandse banken maar niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende andere buitenlandse bankrekeningen heeft aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur in zoverre niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Het beroep is in zoverre gegrond.
4.8.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard met dien verstande dat de inspecteur wegens schending van artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de AWR enkel een informatiebeschikking mocht afgeven voor de afschriften over de jaren 2008 en 2009. De rechtbank zal belanghebbende op grond van artikel 27e, tweede lid, van de AWR een nieuwe termijn stellen om in zoverre de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de verzochte informatie te verstrekken. De rechtbank acht een termijn van 2 weken vanaf de dag na die van verzending van de uitspraak op beroep passend en redelijk.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.179 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 235 per punt, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 472 per punt).

6.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op rekeningafschriften over de periode na 2009;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking voor zover deze betrekking heeft op rekeningafschriften over de periode na 2009;
- stelt belanghebbende tot twee weken na verzending van deze uitspraak in de gelegenheid alsnog de gevraagde informatie over de jaren 2008 en 2009 te verstrekken;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.179,
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2013 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr.drs. M.M. Breij, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.