ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4026

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
131141 / KG RK 12-339
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker tegen alle rechters van de rechtbank Zutphen

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te Lochem, een wrakingsverzoek ingediend tegen alle rechters van de rechtbank Zutphen, waaronder mr. E. Boerwinkel, mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. M.J. Vos. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek gegrond op het verlies van vertrouwen in de rechters, voortkomend uit eerdere procedures waarin hij betrokken was. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2012 heeft verzoeker zijn wrakingsgronden toegelicht en aangevuld met een brief op 25 juni 2012. De behandelende rechters hebben op hun beurt gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat de wraking van de gehele rechtbank niet mogelijk is.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzoek niet alleen gericht is tegen de behandelende rechters, maar tegen alle rechters van de rechtbank Zutphen. Dit is in strijd met artikel 36 Rv, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid kunnen schaden. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het gebrek aan vertrouwen van verzoeker niet voldoende is om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig zullen zijn.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker geen concrete feiten heeft aangedragen die de objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. Bovendien heeft verzoeker aangegeven dat hij bij elke volgende zitting met rechters van de rechtbank Zutphen een wrakingsverzoek zal indienen, wat de wrakingskamer aanleiding heeft gegeven om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beschikking is gegeven op 9 juli 2012 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 131141 / KG RK 12-339
Datum beschikking: 9 juli 2012
Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te Lochem,
verzoeker tot wraking, verder te noemen [verzoeker],
strekkende tot wraking van:
1.1 alle rechters van de rechtbank Zutphen;
1.2 mr. E. Boerwinkel, rechter in de rechtbank Zutphen, sector civiel;
1.3 mr. J.A.M. Strens-Meulemeester, rechter in de rechtbank Zutphen, sector civiel;
1.4 mr. M.J. Vos, rechter in de rechtbank Zutphen, sector civiel.
De rechters sub 1.2 tot en met 1.4 worden gezamenlijk aangeduid als “de behandelende rechters ”.
1. De procedure
1.1. Bij de rechtbank Zutphen is, naar aanleiding van een verzoek van [verzoeker], onder zaaknummer 130178 / HA RK 12-42 een procedure ex artikel 67 van de Faillissementswet (Fw) aanhangig. De behandeling van deze zaak is in handen van de voormelde rechters Boerwinkel, Strens-Meulemeester en Vos. Tijdens de mondelinge behandeling van het artikel 67 Fw verzoek op 15 juni 2012 heeft [verzoeker] een mondeling wrakingsverzoek gedaan. De wrakingsgronden heeft [verzoeker] bij brief van 25 juni 2012, met producties, toegelicht en aangevuld. De behandelde rechters hebben, bij brief van 28 juni 2012, een schriftelijke reactie ingediend.
1.2. Het wrakingsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 juli 2012 van de wrakingskamer, waarin de rechters van wie de wraking is verzocht geen zitting hadden. Daarbij was aanwezig [verzoeker], die voornoemd verzoek tot wraking nader heeft gemotiveerd, toegelicht en aangevuld.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. [verzoeker] heeft – zakelijk weergegeven – aan zijn wrakingsverzoek op
15 juni 2012 ten grondslag gelegd dat hij het vertrouwen in alle rechters van de rechtbank Zutphen verloren heeft door diverse omstandigheden en gegeven beslissingen in eerdere procedures waarbij hij betrokken was, en waar de onderhavige artikel 67 Fw procedure een uitvloeisel van is. Ten aanzien van de behandeld rechter Vos heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 2 juli 2012 nog aangevoerd dat deze rechter deel heeft uitgemaakt van een college wat over een eerder artikel 67 Fw verzoek van [verzoeker] heeft geoordeeld, welk verzoek is afgewezen met een motivering die volgens [verzoeker] in strijd is met een andere door de rechtbank Zutphen gegeven (voor [verzoeker] eveneens nadelige) beslissing.
2.2. De behandelde rechters hebben bij brief van 28 juni 2012 laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten en hebben aangevoerd dat wraking van de gehele rechtbank Zutphen rechtens niet mogelijk is. Daarnaast hebben zij betoogd dat de door [verzoeker] aangevoerde wrakingsgronden geen feiten of omstandigheden zijn die de objectieve vrees voor partijdigheid rechtvaardigen.
3. De beoordeling
3.1. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het eerste deel van het wrakingsverzoek van [verzoeker] richt zich echter niet uitsluitend tegen de behandelende rechter(s) in de zaak waarin het wrakingsverzoek is gedaan, maar tegen alle rechters van de rechtbank Zutphen. [verzoeker] zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking van alle rechters van de rechtbank Zutphen.
3.2. Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek gericht tegen de behandelende rechters van het van het artikel 67 Fw verzoek, stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend. De vrees voor partijdigheid moet, op grond van feiten en omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3. Bij de beantwoording van de vraag of er in het onderhavige geval feiten en omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat de rechterlijke onpartijdigheid van de behandelende rechters schade zou kunnen lijden of die de objectief gerechtvaardige vrees opleveren dat die onpartijdigheid schade lijdt, moet de wrakingskamer uitgaan van concrete, op de betrokken rechters toegespitste feiten en omstandigheden.
3.4. [verzoeker] heeft eerst bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek (op 2 juli 2012) aangevoerd dat de behandelde rechter Vos als lid van een andere meervoudige kamer een eerder artikel 67 Fw verzoek van [verzoeker] heeft behandeld en - voor [verzoeker] negatief - heeft beslist. Op grond van artikel 37 Rv moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden en moeten alle feiten en omstandigheden, waarop het wrakingsverzoek is gebaseerd, tegelijk worden voorgedragen. [verzoeker] heeft deze feiten en omstandigheden daarom te laat aangevoerd, zodat de wrakingskamer deze om voormelde redenen buiten de beoordeling van het onderhavige wrakingsverzoek laat.
3.5. Maar ook indien de wrakingskamer met deze (te laat) aangevoerde feiten en omstandigheden wel rekening zou houden, zou de wrakingskamer niet tot een toewijzing van het wrakingsverzoek ten aanzien van de behandeld rechter Vos kunnen komen. De enkele omstandigheid dat de betrokken rechter eerder in andere procedures verzoeken van [verzoeker] heeft behandeld, levert immers geen gerechtvaardigde grond voor (schijn van) vooringenomenheid op. Ook niet als daarbij betrokken wordt dat [verzoeker] in die zaken geen gelijk heeft gekregen of als er wellicht grond is om de juistheid van die uitspraken op onderdelen te betwisten. Voorop gesteld moet worden dat de wrakingskamer van de rechtbank geen appelinstantie is waaraan grieven tegen een inhoudelijke beslissing van een rechter ter beoordeling kunnen worden voorgelegd.
3.6. Als hiervoor vermeld heeft [verzoeker] aan zijn wrakingsverzoek jegens de behandelde rechters ten grondslag gelegd dat hij het vertrouwen in alle rechters van de rechtbank Zutphen verloren heeft door diverse omstandigheden en gegeven beslissingen in eerdere procedures waarbij hij betrokken is geweest. Het bij [verzoeker] ontstane gebrek aan vertrouwen in alle rechters van de rechtbank Zutphen, rechtvaardigt rechtens echter niet de conclusie dat de rechters Boerwinkel, Strens-Meulemeester en Vos zijn 67 Fw verzoek niet op onpartijdige wijze zullen behandelen en beslissen. Nu voor het overige tegen de rechters geen gronden zijn aangevoerd, zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaren.
3.7. Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer niet toe aan de vraag of aan het wrakingsverzoek, gelet op het bepaalde in artikel 5 Fw juncto 67 Fw een gebrek kleeft.
3.8. [verzoeker] heeft daarnaast aangegeven dat hij – ongeacht de uitkomst van deze beschikking – bij iedere volgende zitting met rechters van de rechtbank Zutphen een wrakingsverzoek zal indienen. De wrakingskamer ziet in deze stelling aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak (kenmerk 130178 / HA RK 12-42 ) niet meer in behandeling zal worden genomen.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
I. verklaart het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk;
II. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de bodemzaak (kenmerk 130178 / HA RK 12-42 ) niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G. van Eerden en mr. M.M. Lorist, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2012 in tegenwoordigheid van mr. C. van de Lustgraaf, griffier.