RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te Elspeet,
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Epe
verweerder.
Bij brieven van 4 en 5 augustus 2009 heeft verweerder zijn besluiten op schrift gesteld om op jegens eiseres spoedeisende bestuursdwang toe te passen door het op het perceel [adres] te Vaassen (hierna: het perceel) los van de woning staande bakhuis en het gedeelte van de woning dat eiseres laat gebruiken voor recreatieve doeleinden af te sluiten voor gebruik.
Bij besluit van 21 januari 20120 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het tegen deze besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is gevoegd met het beroep van eiseres geregistreerd onder nummer 10/280 ter zitting van 16 april 2012 behandeld, waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door A. Oostwoud.
De rechtbank heeft het vooronderzoek heropend ten einde eiseres in de gelegenheid te stellen haar standpunt ter zitting toe te lichten. De behandeling ter zitting is voortgezet op 14 juni 2012, waar eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Oostwoud.
De rechtbank heeft de zaken gesplitst.
2.1 Bij brief van 23 mei 2011 heeft verweerder medegedeeld dat eiseres sinds 28 juli 2010 niet langer eigenaresse is van de woning en bijbehorende gebouwen op het perceel. Zij woont per die datum, maar in ieder geval sinds 5 november 2010 (datum uitschrijving Gemeentelijke basisadministratie) ook niet meer in de woning, aldus verweerder.
Voorts blijkt uit de stukken dat bij besluit van verweerder van 10 mei 2011 omgevingsvergunning is verleend voor de sloop van het woonhuis en de bijgebouwen op het perceel en dat verweerder bij besluit van 1 juli 2009 de last tot spoedeisende bestuursdwang heeft ingetrokken.
Anders dan door verweerder ter zitting is betoogd, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank nog steeds een procesbelang bij het beroep. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres reeds in bezwaar heeft gesteld schade te hebben geleden door het toepassen van de spoedeisende bestuursdwang, zowel materiële als immateriële schade, welke door haar is begroot op € 500,00. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres de gestelde schade enigszins aannemelijk gemaakt, zodat zij procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep.
2.2 Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan, indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang wordt toepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet draagt de eigenaar van een bouwwerk er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.
Ingevolge artikel 1b, tweede lid, aanhef en onder a, is het verboden een bestaand gebouw in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat gebouw van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, tweede lid.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid voorschriften gegeven omtrent de staat van bestaande woningen. De bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Bouwbesluit.
2.3 Eiseres betoogt dat geen sprake was van een dusdanige (gevaarlijke) situatie op basis waarvan verweerder tot spoedeisende bestuursdwang diende over te gaan. Eiseres betwist de door verweerder geconstateerde gebreken en/of gevaarlijke situaties in het deel van haar woning dat als vakantiewoning werd verhuurd dan wel in het bakhuis. Volgens eiseres had haar op grond van artikel 5:24, vierde lid, van de Awb een begunstigingstermijn moeten worden gegeven.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de op 31 juli 2009 geconstateerde staat van de vakantiewoningen vanuit een oogpunt van gevaar voor de gezondheid en veiligheid dusdanig was, dat spoedeisende bestuursdwang diende te worden toepast. Nadat bij controle op
2 augustus 2009 was gebleken dat de op 31 juli 2009 aangebrachte voorzieningen in het kader van de spoedeisende bestuursdwang waren verwijderd en de vakantiewoningen wederom waren bewoond, heeft verweerder wederom spoedeisende bestuursdwang toegepast.
2.4 Uit de stukken blijkt het volgende.
Uit het rapport van Nederlof & Partner B.V. van 1 september 2008, dat is uitgevoerd in verband met een brandinspectie ten behoeve van een verzekering, zijn in de panden op het perceel verschillende (ernstige) gebreken met betrekking tot de brandveiligheid geconstateerd. Op 1 december 2008 heeft verweerder door een aantal medewerkers van de gemeente Epe en een medewerker van de brandweer Apeldoorn-Epe een controlebezoek laten uitvoeren, waarbij diverse gebreken op grond van het Bouwbesluit zijn geconstateerd. Op 20 februari 2009 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat geen goedkeuring wordt gegeven aan het initiatief van eiseres om een deel van de woning (het aanwezige appartement) en het vrijstaande bijgebouw (bakhuis) voor recreatieve huur aan te bieden gezien de staat daarvan.
Nadat verweerder signalen hadden bereikt dat eiseres toch tot verhuur van deze vakantiewoningen is overgegaan en een melding van een recreant dat hij door de vloer van het bakhuis is gezakt, heeft verweerder op 30 en 31 juli 2009 opnieuw een controle gehouden. Geconstateerd is dat zowel een gedeelte van de woning en het bakhuis in gebruik waren door vakantiegasten, waaronder een gezin met kleine kinderen.
Verder heeft verweerder een groot aantal gebreken geconstateerd in de vakantiehuizen die in strijd zijn met het Bouwbesluit, waaronder onvoldoende brandwerendheid, het gebrek aan ventilatie, de aanwezigheid van open verbrandingstoestellen en een lekkend afvoerkanaal van een geiser waardoor kans bestaat op koolmonoxidevergiftiging.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de vakantiewoningen uit een oogpunt van veiligheid en gezondheid terstond niet meer mochten worden gebruikt ten behoeve van recreatief gebruik. Het door de vloer zakken van een recreant, het gevaar van koolmonoxidevergiftiging en het ontbreken van voldoende ventilatie zijn zodanig ernstige gebreken dat deze onmiddellijk hersteld zouden moeten worden. Voorts heeft eiseres te kennen gegeven niet voornemens te zijn nieuwe gasten per 1 augustus 2009 te willen afzeggen.
Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de situatie op 31 juli 2009 dermate spoedeisend kunnen achten dat bestuursdwang in de vorm van het afsluiten van de vakantiewoningen, zonder dat eiseres een begunstigingstermijn werd gegund, kon worden toegepast.
Dit geldt evenzeer voor de toepassing van spoedeisende bestuursdwang op 2 augustus 2009. Bij controle is gebleken dat de op 31 juli 2009 aangebrachte voorzieningen om te voorkomen dat de vakantieverblijven werden betreden, waren verwijderd en dat eiseres nieuwe gasten in deze verblijven had ontvangen. Nu nog steeds sprake was van zodanige ernstige gebreken op grond van het Bouwbesluit, heeft verweerder op die datum, op schrift gesteld op 5 augustus 2009, in redelijkheid wederom met gebruikmaking van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb, spoedeisende bestuursdwang kunnen toepassen.
2.5 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2012.