ECLI:NL:RBZUT:2012:BW1531

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1041
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding van bijgebouwen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 11 april 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een schuur met bijgebouwen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van zijn schuur met maximaal 100 m² aan bijgebouwen. De gemeente Berkelland weigerde echter de vergunning, omdat het bouwplan niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. De regeling 'Bestemmingsplan aan-, uit- en bijgebouwen' staat een maximum van 100 m² aan bijgebouwen toe, terwijl de eiser al 126 m² aan bijgebouwen had gerealiseerd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onredelijk handelde door de vergunning te weigeren, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het bestemmingsplan rechtvaardigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuur was gebouwd in afwijking van een eerder verleende bouwvergunning en dat legalisatie van het bouwwerk niet mogelijk was. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser in eerdere procedures al had betoogd dat er een mogelijkheid tot uitruil bestond, maar dat dit niet kon leiden tot een andere uitkomst in deze zaak. De rechtbank heeft de beroepen van de eiser ongegrond verklaard en de last onder bestuursdwang in stand gelaten. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning kan worden verleend.

De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/1041
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2011 heeft verweerder eiser, onder aanzegging van bestuursdwang, aangeschreven de schuur op het perceel [adres te plaats] in overeenstemming te brengen met de op 17 juni 2004 verleende bouwvergunning.
Bij besluit van 6 juli 2011 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is gevoegd met zaak reg. nr. 11/1022 behandeld ter zitting van 23 maart 2012, waar namens eiser is verschenen mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.J. Bomer en J.F.M. Luttikhold.
Vervolgens heeft de rechtbank de zaken gesplitst.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.3a is het verboden een bouwwerk of een deel daarvan dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten.
2.2 Vast staat en niet in geschil is dat de schuur gebouwd is in afwijking van de op
17 juni 2004 verleende bouwvergunning.
Verweerder is derhalve bevoegd handhavend op te treden ten aanzien van dat deel van de schuur dat in afwijking van de bouwvergunning is verbouwd.
2.3 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4 Bij uitspraak van heden van deze rechtbank met reg.nr. 11/1022 is het beroep van eiser tegen de in bezwaar gehandhaafde weigering van verweerder om bouwvergunning te verlenen voor het desbetreffende deel van de schuur ongegrond verklaard. Vast staat dan ook dat legalisatie niet tot de mogelijkheden behoort.
Voor zover eiser heeft gewezen op het ontwerpbestemmingsplan “Borculo, woongebieden 2011” dat inmiddels ter inzage heeft gelegen, kan dat eiser niet baten, nu in dit plan een maximum van 100 m² aan bijgebouwen bij een woonbestemming is opgenomen en eiser dit maximum reeds heeft overschreden. Indien en voor zover eiser, zoals namens hem ter zitting is betoogd, een soort uitruil wil laten plaatsvinden, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiser een daartoe strekkende aanvraag bij verweerder in te dienen.
2.5 Tot slot heeft eiser een beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan en daarbij gewezen op van de zijde van een voormalig ambtenaar van de (voormalige) gemeente Borculo gedane mededelingen.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat eiser dit betoog in eerdere procedures ter zake van opgelegde dwangsommen om de schuur in overeenstemming om de verleende bouwvergunning te brengen naar voren heeft gebracht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij haar uitspraken van 27 februari 2008, no. 200704585/1 en van
24 november 2010, no. 201003520/1 (www.raadvanstate.nl) hieromtrent onherroepelijk geoordeeld. Hetgeen eiser thans naar voren heeft gebracht betreft een herhaling van hetgeen hij in die procedures naar voren heeft gebracht en kan dan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
2.6. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden die verweerder ertoe hadden moeten brengen van handhavend optreden af te zien. De conclusie is dat verweerder in het bestreden besluit de last onder bestuursdwang terecht in stand heeft gelaten.
2.7 Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.