ECLI:NL:RBZUT:2011:BV0749
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van overeenkomst van verdeling huwelijksgoederengemeenschap wegens benadeling van de man
In deze zaak vorderde de man, eiser, de vernietiging van de overeenkomst van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, omdat hij meende dat hij meer dan 25% benadeeld was. De man en de vrouw waren gehuwd geweest in gemeenschap van goederen, maar hun huwelijk was omgezet in een geregistreerd partnerschap, dat op dezelfde dag werd beëindigd. Bij de verdeling van de gemeenschap was een convenant ondertekend, waarin de verdeling van de goederen was vastgelegd. De man stelde dat hij bij deze verdeling benadeeld was, omdat de waarde van de onderneming die aan de vrouw was toegedeeld, aanzienlijk hoger was dan de waarde die bij de verdeling was vastgesteld. Hij had ingestemd met de verdeling omdat hij rust wilde, maar later ontdekte hij dat hij zichzelf tekort had gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van de man niet kon worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de waarde van de totale te verdelen boedel niet kon worden vastgesteld, omdat de man niet voldoende bewijs had geleverd van de waarde van de onderneming. De rechtbank wees erop dat de man de stelplicht en bewijslast had om aan te tonen dat hij voor meer dan 25% was benadeeld. Aangezien de man niet in staat was om de waarde van de onderneming en de totale boedel aan te tonen, kon niet worden geconcludeerd dat er sprake was van dwaling omtrent de waarde van de onderneming. De vordering werd afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.